Geachte staatssecretaris, geachte mevrouw Visser,
Onlangs heeft u van onze collega’s een brief ontvangen naar aanleiding van de berichtgeving in de Volkskrant dat er een drietal militairen is mishandeld. De Sector Defensie CMHF (CMHF) heeft deze brief niet medeondertekend. De CMHF is wel net als de collega’s geschokt en is van mening dat dergelijke excessen in een professionele organisatie als Defensie onacceptabel zijn en met kracht bestreden moeten worden. Maar over de oorzaken en de te volgen weg verschillen wij op basis van nader onderzoek van mening.

Uit ons onderzoek blijkt dat de misdragingen niets met inwijdingsrituelen te maken hebben. Hier is sprake van het langdurig aantasten van de persoonlijke integriteit van mensen. Dit kan en mag niet en is verwerpelijk. Het is schadelijk voor de slachtoffers maar ook voor de door Defensie nagestreefde cultuur.

Anders dan in sommige media aangegeven hebben de commandanten ter plaatse na het bekend worden snel en adequaat gereageerd, zoals ook wordt aangegeven door de advocaat Ruperti.

De cultuur van Defensie van kameraadschap is gewenst en noodzakelijk en is een warme deken voor velen, maar bergt ook het gevaar in zich van doofpotten. Een sterke organisatie is open en legt al zijn problemen op tafel. Wij pleiten ervoor om elke drie maanden een overzicht te maken van alle geconstateerde misdragingen en deze geanonimiseerd naar buiten te brengen. Dit helpt de staande – en de opleidingsorganisatie om met actuele voorbeelden alle leidinggevenden scherp te houden. Wij verwachten hiervan een sterke positieve invloed op het onderkennen van en acties nemen op signalen.

In lijn met de doofpotten en de cultuur van kameraadschap durven of willen slachtoffers geen melding maken en/of aangifte doen. Wij hopen door het bovenstaande voorstel de openheid te verbeteren en met het reeds door de andere bonden voorgestelde meldpunt buiten de organisatie een echte vrijheid van melding te garanderen.

Veel problemen ontstaan op de legeringskamers. Wij doen naar aanleiding van ons onderzoek (zie bijlage) meerdere voorstellen. Het meest in het oog springend is echter dat de uitvoeringsmaatregelen van de “Commissie Staal” door alle bezuinigingen van de afgelopen jaren in de ijskast zijn gezet; geen sportinstructeurs, geen opening van sportlocaties, geen goede WIFI. Dit is vragen om problemen.

De CMHF stelt echter vraagtekens bij de interactie tussen het huishoudelijk onderzoek en het OM. Ook de uitkomst, alleen een negatief ambtsbericht voor de daders, is tenminste opvallend te noemen, alhoewel wellicht juridisch juist en goed onderbouwd. De compagnies commandant heeft uiteindelijk als enige aangifte gedaan. Naar onze mening had hier een toetsing door de bestuursrechter moeten plaatsvinden en de vraag is waarom deze is uitgebleven. Hierdoor blijft bij ons het gevoel leven dat er geen recht is gedaan.

Ondanks case coördinatie hebben de slachtoffers niet meer succesvol kunnen integreren in de defensieorganisatie. Wij adviseren om met name hier nader onderzoek naar te doen. Het gaat om slachtoffers; met name op hen en hun genoegdoening moet een sterke focus liggen. De huidige methodiek kan hier schijnbaar geen antwoord op geven. Hier zou nader onderzoek zeker gewenst zijn hoe om te gaan in dergelijke omstandigheden.

De CMHF Sector Defensie spreekt haar afschuw uit en betuigt haar medeleven met de slachtoffers. In bijlage hebben wij een eerste voorlopig onderzoek gedaan naar deze casus en op grond hiervan onze bovenstaande conclusies gebaseerd.

Duo Voorzitter, Duo Voorzitter,
J.L.R.M. Vermeulen M.E.M de Natris

Onderzoek

De CMHF Sector Defensie heeft nader onderzoek gedaan en wij willen u onze bevindingen niet onthouden. Naar onze mening zullen in een grote organisatie altijd misstanden zich voordoen. Het zijn de paar rotte appels die, liefst tijdig geïdentificeerd, verwijderd moeten worden. De pregnante vragen voor ons zijn; is er iets mis met de cultuur van Defensie. Hoe heeft de leiding gereageerd. Hoe heeft de KMAR en het OM hierop actie ondernomen. Maar vooral ook op welke wijze zijn dit soort misstanden zoveel mogelijk te voorkomen en als laatste en wellicht meest belangrijke, hoe kunnen in de toekomst slachtoffers mogelijk beter worden begeleid.

De cultuur

Kameraadschap staat aan de basis van de krijgsmacht. In Afghanistan komt de buddy letterlijk met zijn hoofd boven het maaiveld om dekkingsvuur voor zijn collega af te geven. De collega gaat er blind vanuit dat zijn buddy dit zal doen en staat op en verplaatst zich naar een volgende opstelling. Dit is de basis onder het functioneren bij Defensie. Dat betekent dat deugden zoals moed, trouw, eerlijkheid en opofferingsbereidheid hoog in het vaandel staan. Sterke en samenhangende groepen en pelotons staan garant voor veilig werken onder de meest moeilijke en uitdagende omstandigheden waarin mensen terecht kunnen komen. Om dit verantwoord te bereiken is de gedragscode geïntegreerd in alle opleidingen en is het ethisch besluitvormingsmodel met name in de opleidingen van kaderleden diepgaand verweven. Wij kunnen dan ook constateren dat het wangedrag zoals in deze “Schaarsbergen-zaak”, niet alleen leidt tot slachtoffers, maar het ondermijnt in ernstige mate de noodzakelijke bedrijfscultuur. Elke commandant heeft de dure plicht om dit soort gedrag voor de veiligheid en samenhang van zijn eenheid uit te roeien. Deze casus gaat ook niet over inwijdingsrituelen en daarmee samenhangende groepsprocessen, maar over het langdurig aanranden van de persoonlijke integriteit van personen en over ongeoorloofde selectie. Dit gedrag is dodelijk voor kameraadschap en derhalve een gevaar bij operationele inzet.

De risico’s van deze cultuur liggen natuurlijk in dezelfde argumenten besloten. Kameraadschap en groepsdruk kan ertoe leiden dat zaken niet naar buiten komen die wel onderkend hadden moeten worden. En de vraag is dan ook, is hier voldoende aandacht voor? Hoe kunnen wij dit onderkennen, hoe heeft dit kunnen gebeuren?

De volgende vraag is, had dit eerder onderkend moeten worden. De krijgsmacht kent naast de normale hiërarchie een onafhankelijke geestelijke gezondheidsorganisatie, een netwerk van vertrouwenspersonen, een meldpunt en last but not least de Koninklijke Marechaussee. De vraag is wel, hoe lang heeft het geduurd voordat de alarmbellen afgingen?

De volgende vraag die voorligt is, heeft de leiding adequaat gereageerd? Er is een onderzoek ingesteld door de brigade jurist, hoofd P&O en een sergeant van de P&O organisatie die op de compagnie tewerkgesteld was, maar wel met bijna alle activiteiten van de compagnie meedeed. Alle leden van de mortiergroep zijn meteen officieel geschorst en naar huis gestuurd. Zoals is voorgeschreven is tot tweemaal toe het huishoudelijk onderzoek gestopt omdat er mogelijk strafbare feiten zijn geconstateerd. Beide keren heeft het OM dit terugverwezen. Uiteindelijk heeft de compagniescommandant zelf aangifte gedaan van het zogenaamde “Drie-mans-tillen”. De slachtoffers hebben toen geen aangifte willen doen. De bekende en voor Defensie vaak kritische advocaat Ruperti geeft op LinkedIn aan dat deze stap in het proces heel goed verlopen is en wij zijn het op basis van ons onderzoek met hem eens. Maar wel met de constatering en de vraag, hoe komt het dat slachtoffers toch geen aangifte doen?

De misstanden vinden hun oorsprong in de avonduren op de kamers van de manschappen. Militairen en zeker manschappen van dit soort eenheden zijn zeer actieve mensen. De kazernes liggen vaak ver van de bewoonde wereld en mede vanwege de kosten wordt het vertier op de kazerne gezocht. De “Commissie Staal” heeft dit al eerder geconstateerd en hier zijn gelden voor beschikbaar gesteld. Hiervan zijn o.a. sportinstructeurs en openstelling en begeleiding van de sportfaciliteiten in de avonduren voor ingehuurd/aangeschaft. Er zou WIFI komen etc. Door de bezuinigingen van de afgelopen jaren zijn bijna alle maatregelen teruggedraaid. Jonge actieve mensen, ver van de bewoonde wereld op een kazerne zonder faciliteiten laten verblijven is vragen om problemen zoals dit ook al reeds door “Staal” is geconstateerd.

Openheid en transparantie

Deze casus was het gesprek van de dag in de brigade. De vraag is dan ook waarom melden wij dit niet geanonimiseerd elke drie maanden aan de Nederlandse samenleving. Elke schijn van doofpotten moet worden vermeden. In de richting van de slachtoffers moeten wij ons realiseren dat met de bekendheid van dit soort casussen die er nu al is in de organisatie, dit leidt tot druk op hen en problemen geeft bij de verwerking hiervan. Dit stelt hoge eisen aan en een langdurige begeleiding van slachtoffers juist door het specifieke karakter van de organisatie.

Onder maatschappelijke druk zijn de legeringskamers privéruimtes geworden waar het kader geen toegang heeft. Oude instituties die hun waarde bewezen hebben zoals een officier van kazerne piket en sergeant van dienst die formeel toezicht konden houden zijn daarbij opgeheven. De vraag is of dat dit op kazernes en met een grote dichtheid van jonge, zeer actieve mensen verstandig is.

Vragen stellen is eenvoudig maar er mag ook van ons verwacht worden dat wij antwoorden geven.

De defensiecultuur van kameraadschap en groepsvorming is essentieel om in operationele omstandigheden te kunnen overleven. Het is overigens in 99 van de 100 gevallen ook de warme deken waarom personeel kiest voor Defensie. Maar kameraadschap en groepsdruk kunnen ook leiden tot het niet constateren van misstanden en het geen aangifte doen van slachtoffers. Wij zouden graag drie opmerkingen hierbij willen plaatsen. Korporaals en soldaten zijn manschappen en worden bij elkaar gelegerd. Maar deze korporaals zijn in de hiërarchie, maar ook feitelijk, als plaatsvervangend groepscommandant boven de soldaten geplaats. Na 8 uur hiërarchische verhouding is het naar onze mening ongewenst om deze hiërarchie ook de rest van de 24 uur te laten voortduren. Hier krijg je negatieve groepsdruk. Deze korporaals dienen elders gelegerd te worden. Zoals dit ook met de overige kaderleden gebeurd. Dit zijn bekende lessen uit een ver verleden maar niet minder waar.

Transparantie en openheid

Het open naar buiten brengen van misstanden hoort bij de huidige maatschappij. Elke drie maanden zou een geanonimiseerd overzicht bekend moeten worden gesteld. Dit werkt ook zuiverend en louterend binnen de krijgsmacht en het helpt commandanten en opleiders om op basis van voorbeelden het zelfreinigend vermogen van de organisatie aan te scherpen en mogelijke misstanden in de kiem te onderkennen en te smoren. Een laatste punt wat wij hier willen maken is dat dit soort situaties meestal al een tijd aan de gang zijn. De slachtoffers hebben moeite om hier los van te komen. De slachtoffers zijn weliswaar langdurig begeleid door case coördinatie. Maar dat heeft niet tot een oplossing geleid. Dit verdient echt nader onderzoek. De vraag is ook, is dit in andere gevallen ook zo, het zou ons niet verbazen. De huidige begeleiding schiet hier echt tekort. Dit werkt zo prima in de civiele maatschappij maar niet bij de krijgsmacht en zeker niet bij dit soort elite eenheden.

Waar wij ook nog geen goed antwoord op kunnen geven is, had het OM deze zaak niet moeten overnemen. Zijn er door de bezuinigingen bij de KMar en het OM, zoals al eerder aangegeven in het artikel in de Telegraaf van Olof van Joolen in augustus van dit jaar, de grenzen van het willen opsporen naar beneden bijgesteld. Het is bekend dat de KMar kampt met een capaciteitsprobleem. Uiteindelijk heeft de compagniescommandant na het huishoudelijk onderzoek aangifte gedaan, van het “drie-mans-tillen” en de vraag is wat is hier uitgekomen? Naar onze mening heeft de CLAS de juiste keuze gemaakt door het instellen van een huishoudelijk onderzoek. Een huishoudelijk onderzoek kijkt in bredere context naar de melding daar waar de KMar uitsluitend mogelijke strafbare feiten onderzoekt. Als uit een onderzoek blijkt dat er naar mening van de commissie strafbare feiten zijn gepleegd dan worden deze voorgelegd aan het OM. Dit is naar aanleiding van de melding en het hier opvolgende onderzoek dan ook gedaan. De vraag die wij niet kunnen beantwoorden is of bij deze melding gebrek aan capaciteit bij de KMar en/of het OM een rol heeft gespeeld.

Op grond van het terugverwijzen door OM en/of KMAr, van de conclusies uit het huishoudelijk onderzoek dat er mogelijk strafbare feiten zijn gepleegd, zijn de aanstichters naar verwachting niet ontslagen en hebben zij (slechts) een negatief ambtsbericht gehad. Dit omdat de verwachting was dat bij een toetsing van de ontslaggronden door de bestuursrechter een ontslag niet houdbaar zou zijn geweest. Wij kunnen dit bevestigen noch ontkennen, wij hebben geen inzicht gehad in de uiteindelijke tekst van het huishoudelijk onderzoek. Echter een veroordeling op grond van de aangifte van de compagnies commandant zou bijna zeker wel tot ontslag hebben geleid.

Toezicht op legeringskamers moet op een moderne wijze worden ingevuld. Enige tijd heeft de stafadjudant van de eenheid samen met andere kaderleden controles uitgevoerd. Ervaringen vanuit het verleden moeten echt vertaald worden in moderne vormen van toezicht die passen bij de buitengewone omstandigheden. Willen wij deze misstanden voorkomen dan zal hier een modus voor gevonden moeten worden.

In dit kader zullen ook de bezuinigingen op de “Staal” maatregelen met onmiddellijke ingang moeten worden stopgezet en weer worden geactiveerd. Op deze wijze kan verveling en negatieve groepsdruk worden voorkomen.

De CMHF Sector Defensie veroordeelt met passie het gedrag. Haar zorg is wel dat in de emotie van dit moment, voor Defensie en haar personeel essentiële zaken onder de tram dreigen te komen. Het bekende kind dat met het badwater wordt weggegooid. Onze stelling is; met de defensiecultuur en zijn waarden en normen is niets mis, in tegendeel. Het is de warme deken waardoor grote aantallen jonge mensen zich juist aangetrokken voelen in een geïndividualiseerde samenleving. Het zijn de paar rotte appels die onderkend en verwijderd moeten worden. En met name ook de omstandigheden waaronder dit kan gebeuren moeten worden aangepakt. De lessons learned die door bezuinigingen en/of vanwege maatschappelijke ontwikkelingen vergeten zijn kunnen hierbij behulpzaam zijn.

Tot slot

Onze belangrijkste constatering is: slachtoffers in een defensiecultuur moet je anders begeleiden binnen Defensie. Zoals eerder aangegeven zijn de slachtoffers langdurig begeleid door case coördinatie. Dit heeft niet tot een goede oplossing geleid. Dat is de echte les die er naar onze mening zeker geleerd moet worden. Nader onderzoek hoe dit kan worden verbeterd zou veel ellende, juist voor deze toch al getroffen personen, in de toekomst kunnen voorkomen.

Download hier de brief en het onderzoek