Auftragstaktik en het Pruisische/Duitse leger 1850 tot 1945
Auftragstaktik en het Pruisische/Duitse leger 1850 – 1945
De schrijver(s)
Jaap Jan Brouwer heeft al twintig jaar een eigen adviesbureau dat zich richt op strategie- en organisatie-ontwikkelingsvraagstukken. Hij is schrijver van een groot aantal managementboeken en boeken over militaire organisaties, waaronder Schaduwen over de woestijn (Strategie, management en organisatie van het Duitse, Britse en Amerikaanse leger van 1918 tot 1943) en Het Oostfront (Hoe het Duitse Rijk zijn einde op de steppe vond). Het boek Auftragstaktik en het Pruisische/ Duitse leger 1850 – 1945 is geschreven met medewerking van Ruud Veen, officier bij de Koninklijke Landmacht. Hij schreef het hoofdstuk over de gevechten bij Over- loon (1944).
Het boek
Auftragstaktik is de wijze van optreden die in de Engelse taal wordt aangeduid als mission command en in het Nederlands als ‘opdrachtgerichte commandovoering’. De essentie is dat een commandant bij de uitvoering van zijn opdracht vrijheid van handelen heeft; daartoe moet hij de intentie van de hogere commandant begrijpen, een duidelijke opdracht hebben en verder alleen de echt noodzakelijke uitvoeringsbepalingen opgedragen krijgen (decentrale commandovoering). Op die manier heeft de uitvoerend commandant de maximale vrijheid van handelen bij het realiseren van de gegeven opdracht waarbij aspecten als initiatief, het uitbuiten van mogelijkheden en verrassing doorslaggevend kunnen zijn. In zijn boek beschrijft Brouwer hoe – na de nederlaag van het Pruisische leger tegen de troepen van Napoleon in de slag bij Jena in 1806 – de Auftragstaktik zich vanaf 1812 door de jaren heen ontwikkelde. De door de Duitsers toegepaste principes van de Auftragstaktik maakten van het leger tenslotte de high performance organisation die hiermee vooral tijdens de Tweede Wereldoorlog (WO II) grote militaire successen zou behalen. Uitvoerig wordt beschreven hoe de Duitsers vanaf de werving tot en met de inzet aan het front de zaken organiseerden; hoe werd getraind op aspecten als initiatief, verrassing, de samenwerking tussen de verschillende types onderdelen (het aspect van de verbonden wapens, het formeren van Kampfgruppen), het omgaan met stress, het uitbuiten van het terrein, de rol van goede verkenningen en het aangrijpen van elke mogelijkheid om offensief op te treden. Daarbij werd ook veel aandacht besteed aan de aspecten groepscohesie en moreel. De Generalstab vervulde een essentiële rol in het structureel implementeren, het aanleren en het stelselmatig beoefenen van alle aspecten door de geledingen van het leger. De schrijver schetst hiermee het beeld van een bijna perfect opererend leger.
Heel anders is het beeld dat wordt geschetst van de geallieerden (tijdens WO II), en dan vooral de situatie bij het Britse en Amerikaanse leger. Het grootste verwijt dat de schrijver maakt, is wel dat beide legers, de overwinnaars van de Eerste Wereldoorlog, nooit een grondige evaluatie hebben gehouden van de afgelopen oorlog om daar lessen uit te trekken. Hij toetst als het ware de manier van oorlogvoeren door de Britten en de Amerikanen aan de principes van de Auftragstaktik om dan te concluderen dat die principes niet werden toegepast en dat de successen van de geallieerden vooral voortkwamen uit een enorm overwicht aan personeel en materieel. Vaak strandden de acties van de geallieerden door optreden volgens een vast sjabloon en weinig initiatief op de lagere niveaus, wat mede een gevolg was van de sterk centrale aansturing. Aan de hand van beschrijvingen van diverse gevechten, o.a. tijdens de veldtocht in Noord-Afrika, de geallieerde opmars door Frankrijk, de operatie Market Garden en bij de gevechten om Monte Cassino, wordt aangetoond hoe het Duitse leger steeds weer in staat bleek om, hoewel vaak in de minderheid, het optreden van de geallieerden te frustreren. Het Duitse leger was vooral succesvol met de inzet van Kampfgruppen op het niveau van compagnie en bataljon.
De opleiding en training bij de Britten en Amerikanen stonden, in vergelijking met het Duitse leger, op een lager peil. Waar door de geallieerden wel werd opgetreden volgens de Auftragstaktik berustte dit volgens de schrijver meer op toeval dan op structuur. Overigens waren de Britten en Amerikanen zich ook wel van de eigen tekortkomingen bewust, zoals blijkt uit een aantal citaten van voormalige Britse en Amerikaanse militairen na afloop van de oorlog. Het effect van de Auftragstaktik wordt door de auteur aangeduid als battlefield performance: de ratio van de hoeveelheid ingezette middelen (personeel, materieel) in relatie tot de aan de vijand toegebrachte verliezen. Die verhouding was bij de Duitsers veel gunstiger dan bij de geallieerden.Hoewel de auteur voor zijn boek grondige research heeft gepleegd, wat onder meer blijkt uit de uitgebreide literatuurlijst, ontstaat bij het lezen toch een enigszins eenzijdig beeld: het Duitse leger dat vooral door toepassing van de Auftragstaktik bijna vlekkeloos opereert en de geallieerde (westerse) legers die het allemaal moeten hebben van een overwicht aan personeel en materieel. Met het aangeven van alleen de voordelen van de een tegenover alleen de nadelen van de ander wordt de ‘ontmythologisering van de tegenstander’ verwoord.
Toch werd de Auftragstaktik niet altijd consequent toegepast, zoals blijkt uit de beschrijving van gevechten aan het oostfront, in november 1942 waar de 6e Duitse Pantserdivisie in feite zonder voorbereiding het ontmoetingsgevecht aanging met Russische troepen. Hier had de schrijver toch een kritische opmerking kunnen maken, bijvoorbeeld over het niet uitvoeren van verkenningen en het verkrijgen van inlichtingen, waardoor feitelijk de opdracht mislukte (het ontzetten van Duitse troepen bij Stalingrad; blz. 137 – 147). Dat had het beeld van de high performance organisation iets genuanceerd. Na deze beschrijving volgt een verslag van gevechten aan de rivier de Don in augustus 1943 bij Belgorod (blz. 148 – 155). Hoewel de beschrijving een goed beeld geeft van de intensiteit van de gevechten, ontbreekt hier een duidelijke relatie met de toepassing van de Auftragstaktik. In beide beschrijvingen worden veel soorten eenheden/wapensystemen en terreinkenmerken genoemd. Echter, door het ontbreken van voldoende gedetailleerde kaarten zijn de beschreven gevechten niet echt goed te ‘lezen’. Tevens is het jammer dat over het optreden van de Russische troepen in relatie tot de Auftragstaktik niets wordt vermeld. De enige, terechte conclusie van de schrijver over het optreden is, dat de Russen onder de zwaarste omstandigheden creatief en vooral volhardend waren. De opmerking over het ontbreken van een goede kaart bij de omschrijvingen van de gevechten aan het oostfront is ook van toepassing op het hoofdstuk waarin de gevechten bij Overloon (oktober 1944) worden beschreven.
Bovenstaande kritiek neemt niet weg dat Auftragstaktik en het Pruisische/Duitse leger 1850 – 1945 voor de geïnteresseerde lezer een interessant boek is dat in het huidige denken over leidinggeven nog steeds van waarde kan zijn.