"Kol R.H. van Harskamp"

Boekbespreking 'High Command'

Titel:                High Command

Ondertitel:    British Military Leadership in the Iraq and Afghanistan Wars

Auteur:           Christopher L. Elliot

Eerste druk:  London 2015

ISBN:               978 18 490 4813 2

Prijs:                €23,10 (E-book); €15,49 (Paperback)

Uitgever:        C. Hurst & Co. Publishers Ltd.

Recensent:    kol R.H. van Harskamp

Het Verenigd Koninkrijk  (VK)  heeft  vanaf  2001  de  Verenigde  Staten (VS) gesteund in haar operaties in Irak en Afghanistan; oorlogen waarin het concept ‘overwinning’ nooit te duiden is geweest en de politieke en maatschappelijke steun voor deze operaties op z’n best fragiel was. Ook Nederland heeft deelgenomen aan beide operaties[i]. Van 2003 – 2005 in de provincie Al Muthanna in Irak en van 2006 – 2010 in de provincie Uruzgan in Afghanistan. Ondergetekende heeft als commandant van de Nederlandse operationele eenheden in beide theaters opgetreden[ii].

Genm (b.d.) Christopher Elliot, in zijn nadagen Director of Military Operations in Whitehall, beschrijft zijn visie op het functioneren van het politiek-militaire leiderschap in Whitehall (het High Command) en Downing Street 10 (de Prime Minister). Hij doet dit door een goed doorwrochte argumentatie op te bouwen langs de volgende lijnen:

  1. Het High Command was slecht in staat om de uitdagingen die beide operaties met zich meebrachten te managen;
  2. Ook goede militairen, burgerambtenaren en politici kunnen slechte beslissingen nemen;
  3. Het leiderschap was onvoldoende opgeleid en getraind en bezat niet het talent om leiding te geven aan daadwerkelijke oorlogvoering;
  4. Whitehall beschikt niet over het adaptieve vermogen om toekomstige provocaties het hoofd te

Het boek is van grote waarde voor de beeldvorming over aard, omvang  en inhoud van de politiek-militaire besluitvorming voorafgaande aan en tijdens deze operaties. Voor het VK eindigden beide operaties in een grote deceptie; de terugtocht uit Basra en de vernedering van het door  de Amerikanen uit de brand geholpen moeten worden in de provincie Helmand hebben diepe wonden geslagen in de ziel van de traditioneel trotse Britse krijgsmacht. Hoe kon dit gebeuren en vooral, hoe was het   mogelijk dat zulke gecommitteerde politici, vakkundige en gedreven militairen en een professioneel civiel apparaat als het Ministerie van Defensie in Whitehall het zover hebben laten komen? Want ondanks enkele misrekeningen is de algemene consensus dat het tactische niveau slechts een klein deel van de blaam treft.

Om een goed en – voor zover voor een landmachtgeneraal mogelijk – objectief beeld te scheppen over de karakteristieken van zowel de spelers als de omgeving en context, beschrijft Elliot uitvoerig hoe ‘de hazen lopen’ in Whitehall, inclusief de eigenaardigheden van de diverse soorten militairen, politici en burgerambtenaren. Natuurlijk zijn er de typisch Britse zaken, maar de toon van de muziek  zal  voor menig enigszins met Den Haag bekende militair of ambtenaar een klein feestje der herkenning zijn. Vervolgens beschrijft hij uitgebreid hoe de weg naar beide oorlogen gelopen is; op dat moment is de lezer  al helemaal in de materie en leest het boek heerlijk weg. Elliot is hard in zijn kritiek en spaart ook zichzelf niet. Hoe kon het toch dat het VK een oorlog op  twee  fronten ging voeren terwijl het militaire apparaat voor de inzet in het eerste theater (Irak) feitelijk al overstretched was?

Elliot beschrijft in mooi Engels een verhaallijn die ook voor de minder geïnformeerde lezer zal leiden tot een onthutsend beeld van Whitehall tijdens beide operaties. Het primaire doel voor het VK tijdens deze operaties was het koesteren van de special relationship met de VS. Dit  verbond  moest te allen tijde behouden blijven en het VK wilde boven alles een loyale (zij het kleinere) partner zijn van haar belangrijkste bondgenoot. Daar komt ook nog bij dat zij geplaagd werd door een gepercipieerde Great Power  status  die  de  facto  allang niet meer met adequate militaire middelen waargemaakt kon worden als gevolg van diverse bezuinigingen[iii]. Als dan ook nog eens de whole of government benadering[iv] ontbreekt die randvoorwaardelijk is bij counter-insurgency (COIN)  operaties,  dan zijn alle ingrediënten voor statelijk falen aanwezig. En dat gebeurde dus ook.

In zijn analyse laat Elliot zien dat het niet de politiek alleen was die gefaald heeft, maar dat vtoch vooral de imperfecties in ganisatie, cultuur, opleiding en procedures van het High Command en de chemie met de politiek de belangrijkste oorzaken zijn voor het verloop van de missies. Hij doet enkele algemene aanbevelingen, maar benoemt ook expliciet absoluut noodzakelijke acties die dergelijke failures voor de toekomst kunnen beperken of zelfs voorkomen. Tenslotte geeft hij een niet per se positief beeld over het adaptief vermogen van Whitehall als gevolg van wat hij noemt de interservice rivalry tussen de krijgsmachtdelen en het gebakkelei tussen militairen en burgerambtenaren.

De grote tegenstrijdigheden[v] waaraan de troepen door Whitehall blootgesteld werden, zijn bijna misdadig te noemen. Dit geeft te denken. Was het in Nederland anders gegaan of zouden wij onszelf  ook die  spiegel  mogen  voorhouden?  Gelukkig is dat al voor ons gedaan. Zo beschrijft Miriam Grandia in haar proefschrift Deadly Embrace?[vi] hoe de besluitvorming in en tussen Nederland, het VK en Canada over deelname aan de ISAF-operatie in Afghanistan gelopen is en heeft Joke Hahn recentelijk onderzoek gedaan naar het voortschrijdend inzicht van de Nederlandse beleidsmakers tijdens de Nederlandse ISAF-operatie in Uruzgan[vii]. Beide documenten zijn zeer lezenswaardig en niet minder ontluisterend, eigenlijk verplichte kost voor iedere Nederlandse officier en vrij downloadbaar van het internet. Twee andere lezenswaardige boeken over politiek/militair leiderschap tijdens de conflicten in Irak en/of Afghanistan zijn: British Generals in Blair’s Wars[viii] en The General’s War[ix].

Concluderend kan ik stellen dat Elliot in een heerlijk leesbaar boek een goed beeld schetst van de verwrongen werkelijkheid waarmee het VK te maken heeft gehad in het eerste decennium van deze eeuw. Hierbij is echter wel een adequate beheersing van de Engelse taal noodzakelijk om  de niet onbelangrijke kwinkslagen in het boek niet te missen. Ook zijn de ‘kleine’ feitelijke foutjes hem vergeven, zoals het niet vernoemen van de significante Nederlandse bijdrage aan OP TELIC en een onjuist roulatieschema in tijd van de commandanten in Irak. Kortom, een aanrader voor iedere militaire en civiele professional waarvoor education permanente geen vies begrip is maar een way of life; voor u allen dus!

[i] Het VK gebruikte de codenamen OP TELIC voor de operatie in Irak en OP HERRICK voor de operatie in Afghanistan.

[ii] Commandant Stabilization Force Iraq 3 (2004) en Task Force Uruzgan IV (2008).

[iii] Elliot constateert dat het adagium dat efficiency en adaptiviteit het gebrek aan gevechtskracht moest compenseren tijdens deze bezuinigingen gehanteerd werd, wat dus niet juist bleek. ‘Rings a bell?’.

[iv] Ook wel de ‘comprehensive approach’ genoemd of zoals vele Nederlanders onjuist claimen het door hen ontwikkelde 3D (Diplomacy, Development & Defence) concept.

[v]  ‘Hearts & Minds’ vs. ‘Counter Narcotics’; te weinig troepen benodigd voor COIN waardoor teruggevallen moest worden op zware wapens en het aantal burgerslachtoffers steeg vs het beschermen van de bevolking etc. etc.

[vi] Mirjam Grandia, Deadly Embrace: The Decision Paths to Uruzgan and Helmand (Faculty of Social and Behavioural Sciences, Leiden University, 2015).

[vii] Joke Hahn, “Tussen Wens En Werkelijkheid. Een Onderzoek Naar Het Voortschrijdend Inzicht Van De Nederlandse Beleidsmakers in De Isaf-Missie Naar Uruzgan (2006-2010)” (2017).

[viii] Jonathan Bailey, Richard Iron, and Hew Strachan, “British Generals in Blair’s Wars,” (Farnham, UK: Ashgate Publishing Ltd., 2013).

[ix] Michael R. Gordon and Bernard E. Trainor, The Generals’ War: The inside Story of the Conflict in the Gulf (Little, Brown Boston, 1995).