Chinees rekenen 2
Chinees rekenen II
Gisteren aanschouwde mijn weblog “Chinees rekenen” het daglicht. En het was zowel voor vriend als vijand duidelijk welke diepe emotie hieronder lag. Het kwam ook echt uit mijn tenen; niet weer toch! Voor het schrijven was ik al door meerdere mensen gewezen op de tekst van de beantwoording van de Kamervraag. Ik heb op mijn weblog adhesiebetuigingen gekregen, maar zeker ook solide, inhoudelijke weerstand gehad. Uiteindelijk heeft dit geresulteerd in een inhoudelijke discussie tussen Stas/HDP en mijn persoontje. Mooi en goed om zo de discussie met elkaar aan te mogen gaan.
Het bleek dat er twee beelden naast elkaar leven waarbij het gaat over zowel de kwalitatieve- als de kwantitatieve vulling van de organisatie.
Kwantitatief, mijn beeld. De stelling 90% vulling van de organisatie staat gelijk aan volledige inzetbaarheid. Afromen op 90% vulling was in de periode 2011-2015, nog maar 5 jaar geleden de reden dat wij bij het CLAS nog onderofficieren geen fase 3 wilden geven en bij het CLSK BBT piloten vertelden dat zij hun heil maar ergens anders moesten gaan zoeken. Nu wordt bij het CLAS alle risico’s genomen om het tekort aan onderofficieren weg te werken. En staat bij het CLSK de vulling met piloten centraal. Overigens voor de ouderen onder ons, in 1994 hebben wij bij het CLAS ook al eens mt dezelfde achtergrond, om financiële redenen dus onze onderofficieren weggestuurd. Tot de bezuinigingen van 2010 hebben wij dat tekort niet meer kunnen wegwerken. Daar komt nog bij dat een aantal leidinggevenden zich verkeken hebben op de mentale klap die men uitgedeeld heeft. Sommigen zien personeel alleen als nummers, cijfers en geld. Er is een sociaal contract tussen een organisatie en zijn mensen. Wordt dit verbroken en doet zich de kans dan voor, dan lopen ze echt weg. En dat is wat er de afgelopen jaren gebeurd is.
Mijn stelling: nooit meer afgeroomd worden op 90% vulling en zeker niet geloven in het fabeltje dat de krijgsmacht dan volledig inzetbaar is.
Doelstelling van de Stas/HDP met de beantwoording van de vraagstelling, commandanten moeten gaan bezien hoe zij hun organisatie gaan vullen met vast en flexibel personeel. Voor minimaal 90% zou dit met vast personeel moeten zijn. Voor de overige 10% moeten zij gaan aangeven hoe zij dit ingevuld willen zien. Dus vast, adaptief, zoals met reservisten of via het inhuren van bedrijven etc. Overigens bij deze laatste optie moet expliciet rekening gehouden worden met het evt. strategisch belang van deze functies. Het zonder meer uitbesteden geeft geen garantie van uiteindelijk beschikbaarheid, zie ook dit punt in de Defensievisie.
Kwalitatieve vulling, mijn beeld. Ik zag gisteren de boodschap in de media dat Defensie, met drie brigades en het OOCL in Nederland aan het oefenen was. Twintig (!) voertuigen zouden zich daartoe verplaatsen. Dat is een kleine compagnie. Wij zijn door de bodem gezakt door een tekort aan opleidingscapaciteit en het onvoldoende opleiden en trainen van zowel compagnieën, bataljons als brigades.
Het beeld dat de Stas/HDP in de Kamerbrief wil uitdragen is, het gaat niet om hoeveel personeel er geworven is, het gaat om gevulde, opgeleide en getrainde eenheden. Dat is personele vulling. Het gaat niet om de intake van leerling-vliegers, het gaat om opgeleide en getrainde vliegers. Dat moet visueel gemaakt zijn. Dat is echte informatie en natuurlijk inclusief de keten, anders kun je niet beslissen of en welke maatregelen er genomen zouden moeten worden. Dan zijn wij ook bij het punt, lifecycle costs van personeel. Een infanteriegroep kost niet alleen de som van de initiële opleidingen van de individuen, maar ook van de noodzakelijke training om een eenheid te worden. Kijk alleen maar eens naar de schieteisen. Er mag geen groep over de gevechtsschietbaan zonder aan de gezamenlijke (schiet)training te hebben voldaan.
Bovendien stelt zij de indringende vraag aan commandanten, welk personeel is er voor welke opdracht onmisbaar? Zijn piloten onmisbaar en kan via uitbesteding of anderszins het onderhoud nog wel veiliggesteld worden?
Gevuld zijn zegt dan niet zoveel, het gaat in de kern om eenheden/schepen met goed, goed opgeleid, goed getraind en goed gemotiveerd personeel . Dat moet de uitkomst van personeelsbeleid worden.
De Krijgsmacht wacht met smart op de opvolging van het FPS. De vraagstukken adaptiviteit en flexibiliteit behoeven antwoorden, overigens met in achtneming van de evaluaties van de commissie Borstlap en de WRR. Het beloningsmodel is niet transparant en daarmee geeft het geen goed beeld of het eerlijk en vergelijkbaar is met anderen. Wanneer het dit wel doet, dan gaat dit rust en draagvlak in de organisatie genereren. Overigens bijzondere zaken moet je dan ook wel bijzonder waarderen. Maar dan wel transparant en vergelijkbaar, dat is fair.
De Defensieleiding en de vakbonden hebben de dure plicht om in samenspraak en samen met een brede achterban de discussie met elkaar te gaan voeren. Weer 20 jaar wachten op een nieuw bezoldigingsmodel, dat kan, mag niet waar zijn.
De krijgsmacht, Nederland, het Defensiepersoneel hebben recht erop dat wij, Defensieleiding én vakbonden, dit voor elkaar gaan krijgen.