Commentaar op: Samenwerking krijgsmachten mag minder vanzelfsprekend.
De Nederlandse Minister van Defensie Hennis is een warm voorvechtster van Europese Militaire Samenwerking (EMS), evenals een aantal politieke partijen, en in dat licht is de steeds nauwere samenwerking met landen als België, Noorwegen, het Verenigd Koninkrijk, Frankrijk en vooral Duitsland dus niet vreemd. Integratie echter, gaat een stap verder.
Gesteld wordt dat integratie ten koste gaat van de nationale procedures en dat het soevereiniteitsbeginsel van beide landen niet meer opgaat. Volgens de Adviesraad Internationale Vraagstukken zou dat beginsel zelfs opgegeven worden, omdat de geïntegreerde eenheden vanzelfsprekend samen gaan opereren of snel samen kunnen reageren op mogelijke dreigingen. Niets is minder waar. In het kader van oplopende spanningen of Nederlandse of Duitse belangen kan zelfs niet snel worden gereageerd, juist vanwege dat soevereiniteitsbeginsel, maar vooral door de daaraan gekoppelde nationale procedures.
De politieke besluitvorming, de genoemde nationale procedures, om te komen tot inzet verloopt op zijn zachtst gezegd in beide landen over het algemeen traag en wordt in Duitsland ook nog eens gehinderd door bepaalde wetgeving die de inzet van Duitse troepen in het buitenland niet altijd mogelijk maakt en dat is het voornaamste probleem. Het debat in de kamer moet dan ook niet worden gehouden over het soevereiniteitsbeginsel, dat blijven we terecht houden, maar dient zich te richten op veel snellere (gezamenlijke) besluitvorming over inzet. Want als er iets is wat militairen verafschuwen is het: wel samen trainen maar niet samen aan de wedstrijd deelnemen.
Lkol b.d. E.J. Kwint
Analist van Defensiebeleid en Krijgsmacht, de denktank van de NOV.