De betekenis van het woord congruentie is volgens Van Dale ‘overeenstemmend’. Het woord wordt onder meer gebruikt in de psychologie waar overeenstemming tussen denken, voelen, spreken en doen als belangrijke voorwaarde wordt gezien voor het psychisch welbevinden van het individu. Het is echter ook een maatstaf voor geloofwaardigheid. Indien er geen overeenstemming tussen denken, voelen en spreken of doen wordt ervaren spreken we van discongruentie. Mensen kunnen discongruent zijn, door iets anders te zeggen dan ze denken of doen, of door iets anders te doen dan dat ze denken of zeggen.

Een gevoel van discongruentie kan groot effect hebben op het welbevinden. Mensen die deel uitmaken van de zogeheten LHBT-community, dat wil zeggen mensen die lesbisch, homoseksueel, biseksueel dan wel transgender zijn, maar nog niet ‘uit de kast’ zijn hebben hier vrijwel dagelijks mee te maken. Zij kunnen zich niet altijd uiten zoals ze zich voelen en zij ervaren daardoor discongruentie aan den lijve. Het is in feite een vorm van zelfverloochening. Niet jezelf kunnen zijn of het gevoel hebben dat je niet open kunt zijn omtrent je seksuele geaardheid of genderidentiteit uit angst voor ridiculisering, afkeuring of andere negatieve reacties, veroorzaakt veel stress. Door uit de kast te komen wordt het voor het individu mogelijk om het denken, voelen, spreken en doen in overeenstemming met elkaar te brengen en zich weer congruent te voelen.

In Nederland wordt elke 11 oktober de nationale coming-out dag gehouden; de overheid, gemeenten, organisaties en bedrijfsleven besteden dan aandacht aan de coming-out van LHBT-ers om te benadrukken dat ook zij er mogen zijn. Gemeentebesturen laten regenboogvlaggen aan de vlaggenstok van het gemeentehuis hijsen, coming-out festiviteiten worden door diverse organisaties op touw gezet en het bedrijfsleven laat zich van haar meest inclusieve kant zien. De oprechtheid, met name van dat bedrijfsleven, wordt hierbij, net als tijdens de jaarlijkse canal pride, nog wel eens in twijfel getrokken. Zowel de pride- als de coming-out dag lijken toch vooral te worden aangegrepen om exposure te verkrijgen over de rug van een minderheid, die op de dagen dat zij nota bene centraal zou moeten staan wordt veroordeeld tot een bijrol. Vooral omdat tijdens de overige 364 dagen van het jaar het doen en laten van het bedrijfsleven en de overheidsinstellingen toch vaak niet zo congruent lijkt te zijn met hun boodschap.

Ook de Minister van Defensie kondigde op 11 oktober aan de loper uit te leggen voor de LHBT-community. De ‘loper’ in kwestie bleek echter te bestaan uit een aantal regenboogkleurige kokosmatten bij de ingang van het departement, waarop de mensen voor het binnengaan hun voeten konden vegen. Het is moeilijk voor te stellen dat de LHBT-gemeenschap zich hierdoor erg welkom heeft gevoeld. Laat staan dat het defensiepersoneel dat deel uitmaakt van die gemeenschap zich hierdoor bijzonder gewaardeerd zal weten. Om hier nu de conclusie aan te verbinden dat de Minister van Defensie de LHBT-gemeenschap geen warm hart toedraagt lijkt echter wat overdreven. Dit voorval is wel een voorbeeld van de discongruentie die optreedt als woorden en daden niet met elkaar in overeenstemming lijken te zijn.

Met name in de media wordt voortdurend gewezen op de vermeende discongruentie tussen de intenties van de krijgsmacht en de praktijk. Daarbij wordt dan eerst gewezen op de aanzienlijke ophoging van het defensiebudget en de daaraan gekoppelde verbeterplannen om vervolgens te berichten over militairen die een eigen winterjas moeten aanschaffen of via de rechter de deplorabele staat van het materieel of de slechte arbeidsomstandigheden onder de aandacht brengen. Ten aanzien van de berichtgeving omtrent Defensie is het populaire frame dat het een disfunctionele organisatie is die zijn zaken niet op orde heeft of lijkt te krijgen en het personeel voortdurend met kluitjes in het riet stuurt. Iedereen die bij Defensie werkt weet dat dit frame niet klopt, maar toch lijkt het de gevoelens van onvrede, die er wel degelijk zijn, te versterken.

Dat er gevoelens van onvrede zijn is begrijpelijk. Deze gevoelens zijn onder meer voortgekomen uit de discongruentie die het personeel de afgelopen twintig jaar heeft ervaren door de mismatch tussen de mededeling dat het personeel echt (écht!) het belangrijkste kapitaal van de krijgsmacht is om daarna telkens weer te worden afgescheept met arbeidsvoorwaarden die een dergelijke uitspraak op geen enkele wijze ondersteunen. Diezelfde discongruentie werd ervaren toen, enige maanden geleden, de commandanten van de operationele commando’s (OPCO’s) in plaats van pal te staan voor hun personeel, hen probeerden een arbeidsvoorwaardenakkoord door de strot te duwen dat inhoudelijk enkel als een belediging kon worden opgevat. Een ander recent voorbeeld is de schijnbare discongruentie in de toespraak van de Commandant der Strijdkrachten (CDS) op Prinsjesdag, waarin hij aangaf begrip te hebben voor de gevoelens van onvrede onder het personeel; om vervolgens datzelfde personeel te verwijten de organisatie kapot te maken door altijd maar zo zuur te zijn.

De toespraak van de CDS illustreert echter ook de strijd die de bewindslieden en hij moeten voeren tegen de beeldvorming en maatschappelijke tendens waarin achterdocht en argwaan tegenover de overheid en ambtelijke top centraal staan. Natuurlijk is niet alles hosanna bij Defensie en de ambtelijke top is zich dat ongetwijfeld bewust. Maar de wonden die decennia van bezuinigingen in de organisatie hebben veroorzaakt zijn niet van vandaag op morgen geheeld. Die wonden helen echter sneller als de korstjes niet voortdurend worden opengekrabd. Dat de media blijven krabben is evenwel een gegeven. Hun credo is nu eenmaal ‘bad news is the best news’.

Dus een conclusie ligt voor de hand: het defensiepersoneel moet erop bedacht zijn zich niet te laten meetrekken in die negatieve frame. Als de politieke leiding de daad bij het woord voegt, bijvoorbeeld bij de komende (her)onderhandelingen over de arbeidsvoorwaarden, dan dient ze het voordeel van de twijfel te krijgen. En het moet nog verder gaan. Want een goede militair of medewerker kijkt eerst en vooral in de spiegel en vraagt zich af of hij/zij onderdeel vormt van de oplossing, of juist van het probleem. Ziedaar: de wereld is veranderd; hoogste tijd voor een coming-out!

Redactie