Onversaagd bracht Hennis in 2013 de beleidsnota In het belang van Nederland (IHBVN) uit. Het was zeker geen langetermijnvisie, waar Defensie, ten einde raad, om smeekte. Het was wel opnieuw een halvering van de ambities hoe en waar men de strijdkrachten als element van de buitenlandse politiek wilde inzetten. Beleidsuitspraken waren puur financieel gedreven en gaven geen houvast voor enige richting op langere termijn voor planners en commandanten. In 2015/2016 begonnen de gevolgen van die bezuinigingen in alle hevigheid voelbaar te worden. Er werd geknepen op alles; er leken geen alternatieven te zijn. Het was onverantwoord: er kwam steeds minder ruimte voor opleiding, trainingen, vlieguren en vaaruren. De militaire eenheden liepen leeg, immers Defensie bleek in toenemende mate een onaantrekkelijke werkgever, nagenoeg zonder toekomstperspectief.
Tegelijk werd de onrust aan de grenzen van Europa en de bedreiging voor de stabiliteit van ons land en voor de samenleving steeds meer onderkend; de Krim, de door Poetin onderhouden burgeroorlog in Oekraïne, het neerhalen van MH17, de vluchtelingencrisis. Geleidelijk aan ontstond bij een meerderheid in de Tweede Kamer het besef dat de bezuinigingen veel te ver waren doorgeschoten en het tijd was om met politieke keuzes dit tij te keren. We zagen dat in 2016 in de landen om ons heen. Duitsland, Engeland en Scandinavische landen verhoogden hun defensiebudget fors en per onmiddellijk. De Commandant der Strijdkrachten vroeg herhaaldelijk om meer aandacht hiervoor. Maar het Ministerie van Algemene Zaken (het departement van de premier) en de top van VVD en PvdA gaven niet thuis! De Tweede Kamer legde zich daar niet bij neer; de minister werd opgeroepen om te handelen en diverse moties van de Kamerleden Van der Staaij, Slob en anderen slaagden er in elk jaar het budget iets te verruimen, echter totaal onvoldoende tegenover het miljard van Hillen. Minister Hennis gaf meestal aan die moties ‘sympathiek’ te vinden, maar ontraadde ze steevast! Alsof zij in een financieel dwangbuis geplaatst was door het kabinet; zij mocht kennelijk niets toezeggen. Toch liet zij blijken van de desolate toestand van haar krijgsmacht goed op de hoogte te zijn. En ook meldde zij minimaal twee miljard euro structureel meer budget nodig te hebben, maar zei erbij dat dat wel kon wachten tot na 2017! Opnieuw een teken dat de gunfactor binnen dit kabinet laag is.
En waar staan we dan nu? De beleidsnota IHBVN draagt de stempel van Hennis. We constateren dat het huidige budget voor die gehalveerde en uitgemergelde ambitie onvoldoende is; Defensie komt per jaar hiervoor 200 miljoen voor exploitatie, 400 miljoen voor reparatie van ontstane gaten en 500 miljoen voor investeringen te kort. En dan zijn er taken bijgekomen. In Warschau is afgesproken solidair bij te dragen aan de Enhanced Forward Presence in de Baltische staten en Polen. De kosten worden geschat op 20 miljoen per jaar en 20 miljoen eenmalig. Het kabinet vindt dat Defensie dat zelf maar moet bekostigen.
Dan de veel geprezen ’flitsmacht’, de Very High Readiness Joint Task Force (VJTF), ook belangrijk als politiek signaal. De kosten daarvan bedragen 20 miljoen per jaar en eenmalig 30 miljoen euro. Ook hier gunt het kabinet geen ruimte aan Hennis: betaal het maar van je eigen budget. Dit betekent overigens voor de Algemene Rekenkamer in mei 2017 weer een inkoppertje: waar zij al enkele jaren constateert dat, door de politieke keuzes ‘Defensie zichzelf uitholt’, hoeven de strenge rekenmeesters alleen maar daarnaar te verwijzen. De Ontwerpbegroting 2017 laat een trotse 300 miljoen euro extra op de defensiepost zien. Maar dit biedt geen soelaas. Immers daar moeten we onmiddellijk de jaarlijkse departement brede korting (voor Defensie 103 miljoen) van aftrekken. Maar bovenal wordt Defensie nog steeds geplaagd doordat elk jaar in de Voorjaarsnota een voor de krijgsmacht niet realistische prijscompensatie wordt gehanteerd. Defensie is nu eenmaal een atypisch departement: veel zwaar materiaal waarvan de meeste systemen in het buitenland aangeschaft worden. Daarom dienen ter berekening van die compensatie andere criteria te worden gehanteerd dan bij de departementen die ’slechts’ personeel en diensten leveren. Die onderbouwde verzoeken van Defensie aan Financiën, gesteund door de Auditdienst Rijk, zijn tot nu toe gestuit op een njet. Deze wijze van prijscompensatie kost Defensie jaarlijks circa 160 miljoen euro, die door koopkrachtverlies als verdampt kan worden beschouwd. Dan blijft er van die 300 miljoen dus bitter weinig over.
Aan het einde van de periode Hennis staat de krijgsmacht er slecht voor. Eerdere bezuinigingen werken nog steeds vernietigend door, er is een erkend tekort van 1,1 miljard om IHBVN te kunnen uitvoeren en extra opgelegde taken worden niet voorzien van additionele financiële middelen. En dat terwijl onze economie fors is verbeterd en de veiligheidssituatie fundamenteel is verslechterd. Voor minister Hennis geen gouden plak, nog niet eens een plaats op het podium; zij maakte deel uit van een team dat haar te weinig gunde.