Op 24 mei jongstleden nam ktz Marc de Natris namens de sector Defensie en dus namens de GOV|MHB deel aan een zogenaamd rondetafelgesprek in de Tweede Kamer. Tijdens zo’n bijeenkomst laten defensiewoordvoerders van de Tweede Kamerfracties zich informeren door experts in aanloop naar een overleg met een betrokken minister. In dit geval als voorbereiding op het notaoverleg over de Defensienota 2018. Onderstaand is de spreektekst weergegeven die gebruikt is en ook schriftelijk aan de betrokken Kamerleden is gezonden. De werkgroep Defensiebeleid en Krijgsmacht heeft bijgedragen aan de tekst.

Vertrouwen is (op-)bouwen

Inleiding

Op 2 oktober 2013 heeft de GOV|MHB tijdens het rondetafelgesprek, dat in het kader van de vorige defensienota In het belang van Nederland met u werd gehouden, aangegeven dat er sprake was van: geen geld, geen ambitie en geen visie. De GOV|MHB heeft toen de zorg uitgesproken dat er in 2016 sprake zou zijn van 6.000 vacatures bij Defensie en heeft dit op verzoek van de Vaste Commissie Defensie door middel van een brief aan de Twee Kamer (GOV|MHB 13/0178-901) onderbouwd. We zijn nu bijna vijf jaar verder. In de onlangs aan de Kamer gestuurde personeelsrapportage 2017 wordt aangegeven dat het aantal militaire vacatures inmiddels is opgelopen naar bijna 8.000. De instroom blijft achter en de irreguliere uitstroom blijft veel te hoog. Het flexibel personeelssysteem begint zich steeds meer tegen Defensie te keren. Net als voorgaande jaren is maar een zeer klein gedeelte van het fase 2 bestand, namelijk 2,5%, doorgestroomd naar fase 3, oftewel: het krijgen van een vaste baan bij Defensie is een uitzondering. Het is niet vreemd dat goed opgeleid personeel met een can do mentaliteit gemakkelijk een baan buiten Defensie vindt bij een werkgever die wel zekerheid kan en wil bieden. Het wordt tijd voor een nieuw personeelssysteem waarbij defensiepersoneel binnen de overheid in relatie tot de wens van het hebben van een adaptieve krijgsmacht een baangarantie wordt geboden. Goed personeel dat op deze wijze behouden kan blijven voor de publieke sector.

De GOV|MHB heeft in 2013 aangegeven dat het personeel, naast het gevoel dat men zich geen zorgen hoeft te maken over het behoud van zijn of haar baan, zich door middel van goede arbeidsvoorwaarden gewaardeerd moet gaan voelen. Ook hier zijn we vijf jaar verder. De GOV|MHB constateert dat de arbeidsvoorwaardelijke onderhandelingen de afgelopen jaren bijzonder stroef zijn verlopen. De overheid toont zich geen betrouwbare werkgever. Ondanks de oproep van het kabinet aan werkgevers om de werknemers mee te laten profiteren van de hoogconjunctuur, houdt de werkgever overheid ‘de hand op de knip’. In slechte jaren is er sprake van een nullijn, in goede jaren wordt er rekening gehouden met toekomstige tegenvallers. Deze instelling zal niet bijdragen aan het verlagen van de irreguliere uitstroom en dus het behoud van militairen. De braindrain wordt zo in stand gehouden.

Daarnaast maakt de GOV|MHB zich zorgen of de fase 3 officieren in de toekomst, gezien hun lange carrièrelijn, nog wel tot een fatsoenlijke pensioenaanspraak komen. Dit wordt mede ingegeven door het feit dat opgeleide officieren in schaal acht starten, in tegenstelling tot  wetenschappelijk opgeleide burgermedewerkers die bij de overheid in schaal tien beginnen. Als de rekening van het nieuwe pensioenstelsel bij de officieren wordt weggelegd zal dit grote gevolgen hebben op de irreguliere uitstroom van deze militairen. Het is weer  dezelfde leeftijdscategorie (UKW-ophoging en verminderd carrièreperspectief) die geconfronteerd wordt met een aanzienlijke arbeidsvoorwaardelijke verslechtering.

De GOV voorspelde in 2013 de huidige tekorten. Wij voorspellen hier en nu dat Defensie te vullen is met goed, goed opgeleid en goed gemotiveerd personeel. De weg hiernaartoe is wederom een van de vijf beste werkgevers van Nederland worden. Meer is er niet voor nodig. Defensie kan dat, in de Defensienota zijn de financiële voorwaarden al verwoord.  Nu nog het formuleren van deze doelstelling en hem vervolgens gaan najagen.

De Defensienota 2018  

De aanpak die de minister in de Defensienota 2018 laat zien, is een pragmatische en dat is gegeven de beroerde omstandigheden waarin alle delen van de krijgsmacht verkeren, een goede keus naar de mening van de GOV. Dat geldt ook voor het in stand houden van een krijgsmacht die van vele markten thuis is: de drie hoofdtaken en de nauwelijks voorspelbare ontwikkeling van de dreiging maken elke andere inrichting onverantwoord.

In haar voorwoord schrijft zij onder andere: ’We willen een aantrekkelijke en betrouwbare werkgever zijn. En we werken aan een stevige verankering van Defensie in de samenleving’.

De GOV onderschrijft beide doelstellingen en vindt dat de minister de juiste keuze heeft gemaakt de personeelsproblematiek hoog op de agenda te zetten.  Het mag echter niet bij deze mooie woorden blijven; zij moeten zo snel mogelijk in daden worden omgezet. Lange tijd heeft Defensie veel en regelmatig te veel van haar medewerkers gevraagd. Dit heeft geleid tot een grote uitstroom. Na jaren van ‘kommer en kwel’ heeft het defensiepersoneel, dat heeft besloten loyaal te blijven aan de organisatie, een aantrekkelijke en betrouwbare werkgever meer dan verdiend.

De GOV is van mening dat met deze defensienota de neergaande trend is gestopt. Voor het eerst in jaren wordt er aan het begin van een kabinetsperiode niet rücksichtslos bezuinigd op onze krijgsmacht. De nota is echter niet meer dan een eerste stap in de goede richting. De GOV is van mening dat op korte termijn vervolgstappen moeten worden gezet om de krijgsmacht weer op te bouwen tot een instrument met de slagkracht die in extremis nodig is. Die stappen ziet de GOV dan ook in de aangekondigde herijking van de nota in 2020. Dat wordt een unieke kans om in de ‘lange lijnen’ van de minister ver vooruit te kijken en te schetsen hoe de krijgsmacht geconfigureerd zal zijn op de lange termijn. Dit is een absolute voorwaarde voor planners om goed overwogen de zeer kostbare middelen en systemen te verwerven en het personeelsbestand kwantitatief en kwalitatief daarop af te stemmen. Daar ligt ook een verantwoordelijkheid voor de volksvertegenwoordiging: nu al proactief zich oriënteren op de richting die ingeslagen zal worden. De GOV biedt aan met haar expertise die interne discussies en debatten te ondersteunen.

Nederland moet weer een betrouwbare bondgenoot worden met een bijdrage die er in bondgenootschappelijk verband toe doet. Een land dat een militaire inspanning levert die overeenkomt met de economische kracht van ons land. En een land dat daarmee bijdraagt aan het geloofwaardig houden van de totale posture van het bondgenootschap. Een land dat door velen – niet alleen de Amerikaanse president – wordt beschouwd als een free rider, zal steeds minder geloofwaardig overkomen bij de bondgenoten en loopt de kans dat bondgenoten het af laten weten als dat land steun nodig heeft. Internationale samenwerking is wederkerig. Hier ligt ook een link naar het Europa van na de Brexit met een sterke as Frankrijk-Duitsland: wordt Nederland tegen die tijd links en rechts gepasseerd of gaan we een rol spelen, onder andere omdat ‘we er toe doen’ in het bijdragen van militaire capaciteiten?

Het opstellen van een stappenplan om te komen tot een defensiebudget dat 2% van het bbp bedraagt, heeft onze steun. De belofte die onze premier in Wales heeft gedaan, zal moeten worden ingelost. Bovendien vinden wij dat nog in deze kabinetsperiode concrete stappen moeten worden gezet. Wij zijn het daarnaast oneens met de voorwaarde dat deze norm alleen kan worden bereikt als er voldoende financiële middelen beschikbaar zijn. Veiligheid is een voorwaarde voor welvaart en het is niet andersom. Zonder veiligheid zal de internationale handel, waarop de welvaart van ons land is gebaseerd, grotendeels wegvallen.

De huidige capaciteit van de krijgsmacht – of eerder het gebrek daaraan – om op te treden in een grootschalig conflict is voor ons een punt van grote zorg. Hoe kan de krijgsmacht taken in dit kader naar behoren uitvoeren zonder vergroting van de slagkracht? Dit tekort aan slagkracht is vooral een zorg als de noodzaak zich aandient om een conventionele verdediging te voeren. Ook de mogelijkheden om delen van de krijgsmacht in te zetten als vooruitgeschoven verdediging in bijv. migratielanden zijn echter door dit gebrek aan slagkracht beperkt.

De GOV streeft dan naar een marine met een voortzettingsvermogen dat verder gaat dan het totaal van zes fregatten; een landmacht met brigades die zelfstandig hun taak kunnen uitvoeren en  dus beschikken over voldoende zware wapens met directe en indirecte richting – tanks en artillerie – en eigen logistiek (dit laatste geldt overigens ook voor het Korps Mariniers); en een luchtmacht met een hogere permanente gereedheid dan vier F-35’s.

Een moderne krijgsmacht kan niet zonder robuuste en up to date ICT. De conclusie van het Bureau ICT-toetsing van 30 april jl. waarin wordt gesteld dat gevreesd wordt dat de huidige aanpak van het programma GrIT tot gevolg zal hebben dat Defensie grote investeringen doet zonder dat daar binnen enkele jaren belangrijke baten of verbeteringen tegenover staan, baart ons dan ook zorgen. De innovatie van de krijgsmacht bouwt voort op GrIT. Wij kunnen niet genoeg benadrukken hoe belangrijk deze conversie is, niet alleen voor de normale bedrijfsvoering maar vooral ook voor operatieën. Bovendien liggen hier grote financiële risico’s.

De GOV is een groot voorstander van een aanpak van defensie-investeringen zoals die bestaat in een aantal Scandinavische landen; in Nederland aangeduid als de ‘meerjarige akkoorden’. Wat is immers de waarde van een planningshorizon voor investeringen van vijftien jaar als een kabinetswissel tot een ingrijpend ander defensiebeleid leidt? Daarom moet volgens de GOV worden overgegaan op een vergelijkbare constructie als het infrastructuurfonds waarin de politiek zich voor langere tijd verbindt en de kans op kapitaalvernietiging, zoals o.a. met de derde DC-10, de helft van de CV-90’s en heel veel infra is gebeurd, wordt weggenomen.

Samenwerking binnen Europa en zelfs diepe integratie van militaire capaciteiten vormen een pad dat niet te stuiten is. De politiek moet dat wel volgen, als ze al niet leading zou moeten zijn. Volksvertegenwoordigers hebben enkele jaren geleden daartoe gesprekken gevoerd met collega’s uit omringende landen. Bijvoorbeeld over het harmoniseren van politieke besluitvormingsprocessen voorafgaande aan inzet van geïntegreerde eenheden. Sedert het terugtreden van mw. Angelien Eijsink lijkt dat proces geen vuur meer te kennen. De GOV vraagt aandacht voor die vernieuwende en gedurfde stappen die ook onze volksvertegenwoordiging moet (her-)nemen.

Tot slot  

De GOV vraagt begrip bij de volksvertegenwoordiging voor de tijd die nodig is om aan het herstel van de krijgsmacht te werken. Wanneer je door de jarenlange onverantwoorde bezuinigingen zo diep bent weggezakt, is het opkrabbelen en aansterken niet met één knip van de vingers geregeld. Het is namelijk mensenwerk.