= De intensivering van de Frans- Duitse samenwerking en de gevolgen voor het Nederlandse Europabeleid = Een bijeenkomst van de Atlantische Commissie op 15 mei 2018. Tekst: dr. Jaap Anten en kol b.d. drs. Anne Tjepkema
Debatleider Robert van de Roer leidde de bijeenkomst in door er op te wijzen dat de EU steeds kwetsbaarder wordt door bijvoorbeeld het beleid van Trump, China’s opkomst en de Brexit. Dit helpt verklaren waarom Frankrijk en Duitsland hun samenwerking willen intensiveren. De vraag hoe Nederland hierop zou moeten reageren, werd door een drietal sprekers beantwoord.
Paul Scheffer

Paul Scheffer: Nederland kan een visie op een steeds continentaler Europa niet ontlopen

Paul Scheffer(hoogleraar Europese Studies inTilburg) bepleitte de noodzaak voor Nederland om zijn oriëntatie op Europa te veranderen. De traditionele vaderlandse benadering is geheel losgewrikt. Traditioneel heeft Nederland altijd angst gehad voor een continentaal imperialisme, of het nu Frans, Duits of Russisch was. Het stond hier het liefst met de rug naar toe. Na de Tweede Wereldoorlog veranderde dat gedeeltelijk. Nederland had veel waardering voor de Frans-Duitse toenadering en zag het belang hiervan in. Sindsdien is er een evenwel een grote inconsistentie in de Nederlandse buitenland-opstelling. Nederland blijft sindsdien vooral ‘de kat uit de boom kijken’. Zeker na 1989 heeft Nederland geen goed antwoord en zelfs geen visie op het feit dat Europa steeds continentaler wordt. Het huidige kabinetsbeleid is een uiting van deze visieloosheid: er kan minder geldnaar Europa, omdat het door de Brexit wordt verkleind. Maar de EU heeft juist méér geld en middelen nodig, want Europa moet meer handelend vermogen krijgen.

Waarom? Europa kan alleenantwoorden op het oprukkend populisme door de burgers meer bescherming te bieden, bijvoorbeeld door de buitengrenzen goed te bewaken, door dataprotectie en defensie. Ook is een norm voor belasting op grote ondernemingen een must. Als het al niet lukt de buitengrenzen te bewaken, vergeet de gezamenlijke defensie maar. De globalisering is waarschijnlijk onomkeerbaar, merkte Scheffer op, maar alleen de EU kan voor ons de scherpe kanten er vanaf slijpen. Met andere woorden: Nederland kan dat niet zelfstandig. Maar Scheffer verweet de EU ook dat deze teveel gericht is op soft power. Sommige landen kiezen nu al voor Moskou. En wat betreft Washington moeten we Trump maar uitzitten en er het beste van hopen.

Pieter Feith: Nederland moet zich meer op Parijs richten

Pieter Feith (voormalig topdiplomaat) ging in op de rol van Frankrijk en Duitsland binnen het hedendaagse Europese veiligheidsbeleid. Eigenlijk kunnen alleen deze twee landen een effectief Europees veiligheidsbeleid vorm geven. Dit is des te noodzakelijker doordat de huidige kloof met Trump over het Iran-beleid diepgravend is, een verdieping van eerdere kloven. Deze kloof is structureel. Daarnaast speelt Brexit mee in gunstige zin: Groot-Brittannië was nu eenmaal een remmende kracht. Ongunstig daarentegen werken de toegenomen dreiging van Rusland naast het jihadisme en het religieuze fanatisme. Feith kwalificeert deze situatie als ‘zorgwekkend’.

In Frankrijkbeslist de president,  in Duitsland beslist de Bondsdag

Wat kunnen Duitsland en Frankrijk hieraan doen? De Franse president wil de wederzijdse samenwerking intensiveren. Maar in Europa als geheel ontbreekt de politieke wil om Europa sterker te maken, zekerwat betreft defensie. Er is bijvoorbeeld geen gezamenlijke wil om materieelprojecten tot stand te brengen. Bondskanselier Merkel wil inmiddels wel meer defensie, maar haar coalitiepartner SPD niet. In samenhang met culturele verschillen zijn de Fransen veel ambitieuzer en de Duitsers juist risicomijdend.

In Frankrijk beslist de president, in Duitsland beslist de Bondsdag. De Fransen zijn zeer gesteld op Europese strategische autonomie, iets wat in Duitsland slechts in sterk verwaterde vorm leeft. Voor de Duitsers is de EU vooral een vredesproject. Nederland kan invloed op Duitsland uitoefenen door de strategische factor te benadrukken. Een oplossing voor dit probleem is nog niet in zicht. De nauwere Europese veiligheids- en defensiesamenwerking door middel van Permanent Structured Cooperation (PESCO), volgens Feith een ‘sleeping beauty’, is beperkt en belangrijke terreinen als sensoren vallen er buiten. Vooralsnog blijft het bij oude wijn in nieuwe zakken. Feith wil Nederlandse aansluiting bij Frankrijk en Duitsland, dat geeft ons de meeste invloed. Arend Jan Boekestijn betoogde overigens diezelfde avond elders iets soortgelijks, waarover in een ander verslag (‘De nieuwe Defensienota en de rol en kansen voor de Nederlandse industrie’) meer.

Feith stelt dat in de huidige situatie Parijs belangrijker is dan Berlijn, maar we moeten dan wel zeker stellen dat daar ook naar ons wordt geluisterd. Luisteren de Fransen naar ons? De Gaulle dacht van wel: ‘Les Néerlandais sont têtus et ils savent défendreleursintérêts,doncilssontunenation’ (De Nederlanders zijn koppig en ze weten hoe ze hun belangen moeten verdedigen, dus zijn ze een natie).

Dat spoort niet lekker, zouden we willen opmerken, met de huidige politiek van Rutte om samen te werken met zeven andere kleinere landen en zo het Duitse financiële beleid te steunen. De Duitsers vinden de Franse voorstellen voor verdere financiële integratie veel te ver gaan. Het ideaal van Rutte zou zelfs een machtsblok(je) kunnen zijn tussen beide grote mogendheden in. Het lijkt erop dat in deze economische focus het minstens even grote, zo niet grotere belang van de Europees veiligheid -waarvoor Parijs onze steunverdient-ontbreekt. Nederland heeft het veiligheids- en buitenlandbeleid op één hoop gegooid, zonder vast te stellen wie de leiding heeft. In de praktijk lijkt dat vooral Buitenlandse Zaken te zijn. De Adviesraad voor Internationale Vraagstukken (AIV) heeft weliswaar geadviseerd dat we voor onze defensiebestedingen snel naar 2% van het bbp moeten, maar bij de huidige aanpak is dat onhaalbaar.

Pieter Feith

Wim Boonstra: Nederland behandelt de Europese problemen als een boekhouder

Hierna schonk Wim Boonstra, onder meer hoogleraar Monetaire Zaken aan de VU, aandacht aan het economisch perspectief. Hij benadrukte vooral de onmacht van de EU om haar succes te verkopen. De EU is daarentegen de ideale zondebok en om dat tegen te gaan wil hij steviger instituties met betere beleidsregels. Zo dragen de financiële ‘overschotlanden’ onvoldoende bij tot het conjunctureel herstel. De Europese Centrale Bank (ECB) lijkt een eigen politiek te voeren die weinig transparant is. Als Frankrijk en Duitsland bewegen, dan volgt de rest vanzelf. Nederland benadert de Europese problemen te veel als een boekhouder en heeft geen visie. Koester de Europese Monetaire Unie! Weliswaar is er nog steeds speculatie over de toekomst van de Euro, maar Boonstra is pessimistischer over de dollar. Bij een handelsoorlog zullen de Verenigde Staten harder worden geraakt dan de EU en China, maar het gevaar van een recessie ligt dan op de loer. Bij het vergroten van de EU tot meer dan dertig landen zal de rol van Nederland niet groeien.

Conclusie

Kortom, deveiligheid van Nederland is niet gediend met afstand houden tot een toekomstig blok Parijs – Berlijn. In voetbaltermen: Nederland speelt nu rechtsbuiten en kan beter scoren als rechtsbinnen. Vanuit het belang om ons bij Frankrijk en Duitsland aan te sluiten, hebben wij, hoe verstandig het ook is wanneer kleine landen hun belangen eensgezind uitdragen, grote twijfel bij de in sprookjes gelovende opstelling van ons huidige kabinet, dat Nederland als de aanvoerder ziet van acht kleine landen die mede verontrust zijn door een Frans–Duits samengaan, iets dat in de Brusselse wandelgangen de spot heeft losgemaakt over ‘Rutte en de zeven dwergen’.

Wim Boonstra