De Nederlandse krijgsmacht is niet 'combat ready'
Het kabinet-Rutte III erkent eindelijk deze ernstige omissie
In het licht van de bepalingen van de Grondwet en de overige in de wet vastgelegde taken van de krijgsmacht hanteert Defensie sinds de Defensienota 2000 de volgende drie hoofdtaken:
- Bescherming van het eigen en bondgenootschappelijk grondgebied, met inbegrip van de Caribische delen van het Koninkrijk;
- Bevordering van de internationale rechtsorde en stabiliteit;
- Ondersteuning van civiele autoriteiten bij rechtshandhaving, rampenbestrijding en humanitaire hulp, zowel nationaal als internationaal.
Dat de krijgsmacht niet combat ready is, betekent dat de eerstgenoemde hoofdtaak niet kan worden uitgevoerd terwijl in de MIVD-rapportage van 2017 wordt aangegeven dat de grootste dreiging voor het Westen uit het Oosten komt. Deze dreiging kan escaleren tot een grootschalig conflict. Dat de NAVO dit serieus neemt, blijkt uit de enhanced forward presence (EFP) van NAVO-eenheden aan de oostgrens van het NAVO-verdragsgebied, waaraan Nederland een eenheid van compagniesgrootte levert alsmede enkele vliegtuigen en schepen. Meer dan dit kan de huidige krijgsmacht op dit moment niet bijdragen. Hiervoor zijn drie, zowel interne als externe, hoofdoorzaken te noemen waarvoor we 25 jaar terug in de tijd moeten gaan.
De veiligheidssituatie in de wereld (en voor Nederland met name na de val van de Muur in 1989), de afkeer van de dienstplicht (soms begrijpelijk) en het mee willen doen aan vredebewarende (peacekeeping; red.) en vrede-opleggende (peace enforcing; red.) operaties lagen ten grondslag aan de in 1993 gepubliceerde prioriteitennota van de toenmalige minister van Defensie Ter Beek in het kabinet-Lubbers III.
Die genoemde veiligheidssituatie in de wereld, inclusief het einde van de Koude Oorlog hebben geleid tot de mind set binnen de krijgsmacht dat grootschalig oefenen niet meer noodzakelijk was. De laatste grote Nederlandse oefening was de door de 4e Divisie georganiseerde en geleide Field Troop Exercise (FTX) Clover Charge in 1992 (!) in Duitsland, waaraan zo’n 10.000 militairen deelnamen. Daarna groeide een hele generatie militairen op die geen benul had van tijd-/ruimtefactoren binnen een grootschalig conflict dan wel kennis bezat over het gevecht der verbonden wapens (al dan niet in internationaal verband). De in 2017 gehouden brigade FTX Bison Drawsko heeft dit ondubbelzinnig aangetoond.
Na het kabinet-Lubbers III hebben alle volgende kabinetten tot en met Rutte II bezuinigd op Defensie. Dit heeft geleid tot inkrimping van de krijgsmacht, en dus tot minder schepen, vliegtuigen en eenheden, het afschaffen van de mobilisabele component in 2004, gebrek een munitie en reservedelen, niet tijdige vervanging van materieel, afstoting van kazernes en materieel, inkorten van de opleidingstijd, onbalans tussen gevechts- en gevechtssteunende eenheden, het logistiek uitkleden van de landmachtbrigades etc. etc.
Door al deze maatregelen en door andere onvrede is de uitstroom van personeel groot en verloopt ook de werving niet naar wens. Dat betekent ondervulling van eenheden.
Vanaf 1992 neemt Nederland structureel deel aan zogenoemde vredesmissies. Dit heeft er eveneens toe geleid dat de kennis omtrent vechten vrijwel is verdwenen. Zo worden eenheden in een andere rol uitgezonden of in slechts een eenzijdige. Bombarderen of foto’s maken in het Midden-Oosten door de luchtmacht gaat ten koste van de tijd voor het in internationaal verband oefenen in het bevechten van luchtoverwicht. Patrouilleren door de marine in de Middellandse Zee of voor de kust van Somalië gaat ten koste van de vaardigheden om te vechten in internationaal vlootverband. Trainen van Pesh Merga of inlichtingen vergaren in Mali door de landmacht gaat ten koste van de tijd om te leren vechten in brigadeverband of hoger. Weliswaar is er tussen 2006 en 2010 gevechtservaring opgedaan door veel jonge (landmacht-)officieren in Afghanistan, maar het betrof hier voornamelijk optreden op pelotonsniveau en veel van deze officieren hebben inmiddels de krijgsmacht verlaten.
… iedere keer … dit ten koste gaat van de combat readiness
Bovenstaande betekent dat iedere keer dat de krijgsmacht wordt ingezet voor vredesmissies, dit ten koste gaat van de combat readiness. Het betekent ook dat het kabinet kritisch moet kijken naar nut en noodzaak van de huidige missies met bovenstaande in gedachte, voordat weer overgegaan wordt tot verlenging van de huidige missies, dan wel het aangaan van nieuwe verplichtingen. Uiteraard kunnen we niet alle missies beëindigen en niet meer meedoen. Ten eerste hebben we internationaal een verplichting in het kader van risico- en lastendeling en ten tweede zijn missies goed voor de werving en behoud van personeel. Een goede balans hiertussen is noodzakelijk.
Het is goed om te zien dat het kabinet-Rutte III heeft ingezien dat de staat waarin de krijgsmacht verkeert moet worden verbeterd en eindelijk meer geld voor Defensie ter beschikking stelt. Eerst 400 miljoen en daarna nog eens 800 miljoen zijn een goed begin op weg naar het Europese gemiddelde en daarna de NAVO-norm. Met dit geld kan de reparatie beginnen. Het is tevens een goed signaal naar het personeel en het heeft ongetwijfeld invloed op hun motivatie en het voorkomen van verdere leegloop. Het zal echter jaren duren voordat de krijgsmacht weer combat ready is.