Tekst: dr. Jaap Anten en drs. Paul Greuter; analisten bij de werkgroep Defensiebeleid en Krijgsmacht
Op 15 mei 2018 was de minister van Defensie, mw. Bijleveld, aanwezig op een bijeenkomst in de hal van de Malietoren, het gebouw van VNO-NCW in Den Haag. Het onderwerp laat zich raden: de samenwerking tussen Defensie en het bedrijfsleven. Het ceremoniële hoogtepunt was het ondertekenen van het Convenant Platform Defensie en Bedrijfsleven - Next Level. Dat laatste, verklaarde Hans de Boer, de voorzitter van VNO-NCW, houdt in dat de samenhang tussen veiligheid en samenleving omhoog moet. De Defensienota is een begin, maar het gaat erom dingen door te ontwikkelen.

Een model voor samenwerking is The School of the Nation: Defensie leidt mensen op, die later zonder dat ze voortijdig worden weggekocht doorstromen naar het bedrijfsleven. Andere samenwerking betreft zaken als cybersecurity en de export. Op de vraag of hij daarbij eigenlijk pleit voor The Netherlands First, antwoordde hij met ‘Ja dat hoort u goed.’ De minister en anderen presenteerden weinig nieuwe argumenten, maar twee sprekers waren volgens ons van bijzonder belang.

‘Ik was Atlanticus’: Amerika en Europa groeien uit elkaar

Allereerst Arend Jan Boekestijn, die een lezing hield over Nederland en Europa in de wisselende internationale situatie. Hij begon heftig met: ‘Ik was een Atlanticus’.

Hij onderbouwde zijn, ongetwijfeld tegen wil en dank gemaakte, Atlantische ommezwaai met een reeks gebeurtenissen, waaraan helaas geen eind lijkt te komen.  Allereerst weigerde president Trump bij een bijeenkomst op Sicilië de NAVO-solidariteit te bekrachtigen, wat de Duitse bondskanselier Merkel, in weerwil van wat Trump veel later zei, blijvend heeft verontrust. Daar bovenop kwamen Trumps pro-Brexit standpunt, zijn eenzijdige opzegging van het internationale klimaatakkoord van Parijs, zijn eenzijdige opzegging van het internationale nucleaire akkoord met Iran, zijn – ook tegen Europa gerichte – handelsoorlogen, zijn ontslaan van duizenden Amerikaanse diplomaten waardoor in Amerika veel internationale kennis verloren gaat, met als olie op het vuur zijn nieuwe ambassadeur in Duitsland, die al binnen enkele uren na aankomst in dat land dreigde dat Duitse ondernemers in Iran direct moeten stoppen.

Anders gezegd: Amerika en Europa groeien uit elkaar. Boekestijn wijst erop dat dit probleem niet zal worden opgelost na een vertrek van Trump. Het is fundamenteel. Europa moet volgens Boekestijn weer strategische autonomie verwerven. Europese samenwerking en gezamenlijk optreden zijn noodzakelijk en niet alleen maar om iets in de plaats te stellen van de verschillende koersen die de Amerikanen en de Europeanen nu varen. Wij willen hier nog aan toevoegen dat Trump – met zijn weinig warme gevoelens voor de EU en de NAVO – zal proberen bilaterale akkoorden met Europese landen te sluiten. De Polen spelen hier handig op in door, buiten de NAVO om, aan Trump te vragen een Amerikaanse divisie op hun grondgebied te legeren waaraan zij jaarlijks twee miljard willen bijdragen. En natuurlijk is ook Rusland niet vies van bilaterale akkoorden, zoals over de nieuwe kerncentrale die het in Hongarije bouwt. Ook de overige internationale ontwikkelingen vragen om een gemeenschappelijk Europees antwoord, met name Rusland, China, de implosie in het Midden-Oosten, Afrika, het terrorisme en de cyberoorlog.

Defensie-industrie van een autonoom Europa

Wat betekent een strategisch autonoom Europa voor de defensie-industrie? Boekestijn gaf zelf het antwoord, namelijk dat deze blijvend mondiaal concurrerend moet worden. Dat betekent: minder types elkaar beconcurrerende defensiesystemen, veel meer gemeenschappelijke defensiesystemen, zoals de opvolger van de JSF, raketten, helikopters enzovoorts. Het Europese defensiefonds van € 500 miljoen tot 2020 is een stap in de goede richting.

Hoe moet de Europese defensie-industrie eruit gaan zien? Hoewel Boekestijn inziet dat het voorlopig niet haalbaar is, zou de Franse aanpak ideaal zijn, maar dan voor de EU als geheel. Die aanpak heeft de volgende kwaliteiten: 81% van alle defensie-investeringen komt ten goede aan Franse bedrijven. De wapenexport zorgt voor zelfdragendheid van de Franse defensie, die daardoor een geringere belasting vormt voor het bbp. Het corps diplomatique helpt wapens te verkopen. De Franse staat is overal bij betrokken, niet alleen door ‘gouden aandelen’, maar ook via de netwerken van mensen bij de overheid en bedrijven die elkaar kennen van de hogere ambtelijke opleidingsinstituten. De wapenexport wordt ook gemengd met het uitdragen van de Franse cultuur, zoals de opening van de spectaculaire ‘megadependance’ van het Louvre in Abu Dhabi door  president Macron, waarbij en passant ook de verkoop van twee korvetten werd bekrachtigd.

Het grote gevaar voor de Nederlandse defensie-industrie

De EU moet dus als Frankrijk worden, maar zoals gezegd, dat lukt niet. Frankrijk en Duitsland gaan uit van (in onze woorden) ‘eigen volk eerst’, maar zien goed in dat dit los van elkaar niet meer haalbaar is. Een zeer belangrijke ontwikkeling is hierdoor de Frans-Duitse toenadering op defensiegebied en bijbehorende verdeling van de markt. Hoe moet Nederland hierop reageren?

Het grote gevaar is dat de Nederlandse defensie-industrie door het gemeenschappelijk Frans-Duitse protectionisme verder wordt uitgehold. De Nederlandse industrie heeft te weinig ‘kritische massa’. Tot overmaat van ramp voor onze bedrijven wil de Europese Commissie af van compensatieorders. Een ‘open defensiemarkt’ is een goed ideaal, maar niet de realiteit. Alleen al het Frans-Duitse protectionisme dwingt Nederland mee te doen met internationale consortia om niet weggespeeld te worden. Zo heeft de Duitse regering laten weten dat hun Überwasserschiffbau een nationale kwestie is. Beloftes van andere landen blijken achteraf vaak loos, want iedereen ‘belazert’ iedereen. En dan blijft ons bedrijfsleven met lege handen achter. Alleen de politiek kan dit oplossen.

De oplossing: ‘Chefsache’

Premier Rutte kan het goed vinden met zowel president Macron als met bondskanselier Merkel. Hij zou op het hoogste niveau moeten gaan regelen dat Nederland kan mee-eten van de koek die Frankrijk en Duitsland nu verdelen. Hiermee is het langetermijnbelang van Nederland het beste gediend, beter dan met kostbaar protectionisme van de eigen industrie of elders inkopen zonder compensatie. Dit moet op korte termijn gebeuren. Boekestijn heeft dit dan ook aan Rutte geschreven.

Boekestijn vatte zijn betoog samen in vier conclusies:

  • Er is geen level playing field voor defensieopdrachten;
  • Politieke overeenkomsten op het hoogste niveau zijn noodzakelijk;
  • Er is geen alternatief voor Europese samenwerking;
  • De defensiebegroting moet omhoog.
Arend Jan Boekestijn

‘Pek en veren’

De tweede spreker was René Berkvens, de CEO van Damen Shipyard, die er direct met gestrekt been inging: Arend Jan Boekestijn moet ‘met pek en veren’ het gebouw van de VNO-NCW worden uitgezet. Hoe zit dat?

Boekestijn bepleit een doorslaggevende rol voor de Nederlandse politiek. Damen moest de afgelopen tien jaar wat betreft Nederlandse defensieopdrachten in zwaar weer manoeuvreren, maar slaagde er toch in om schepen te verkopen, veelal buiten Europa. Alles zonder overheidssubsidies, terwijl de Nederlandse overheid geen nieuwbouworders plaatste voor de Koninklijke Marine. Hier zit hem de crux: vele Europese defensie-industrieën worden direct en indirect gesteund door hun eigen overheden waardoor er geen sprake is van een level playing field; het enige waar Berkvens, volgens eigen zeggen, het mee eens was in Boekestijns betoog.

Afspraken tussen Rutte, Merkel en Macron over het afruilen van industriële speerpunten ziet Berkvens voor de Nederlandse Original Equipment Manufacturers (OEM) niet zitten. Door afspraken tussen dit drietal wordt Damen gedegradeerd van maker van eindproducten tot ‘een toeleverancier met een klein plusje’ van de Franse en Duitse industrie. En clusteren, dus minder concurrentie op de militaire markt in Europa, zal volgens hem leiden tot veel hogere prijzen van tanks, vliegtuigen en schepen. Kijk maar naar de Verenigde Staten waar veel Amerikaanse defensiebedrijven zijn gefuseerd na het verminderen van de defensiebudgetten ten gevolge van de val van de Muur in 1989. Vandaag de dag kunnen Boeing en Lockheed Martin min of meer vragen wat zij willen en fregatten zijn daar twee keer zo duur als in Nederland. Berkvens riep de minister van Defensie op om ruimhartig artikel 346 VWEU toe te passen. Dus het direct gunnen van Nederlandse opdrachten zonder het gelijke speelveld van openbare aanbesteding.

 

Voorblad Defensienota 2018

Maar hoe dan wel?

Het is begrijpelijk dat Damen en de Nederlandse politiek uit elkaar zijn gegroeid door de gang van zaken van de afgelopen tien jaar. En nu bepleit Boekestijn ingrijpen door diezelfde politiek! Het is maar de vraag of er een andere weg is dan die van Boekestijn. Waarschijnlijk niet. Toch heeft Berkvens een punt. ‘Zijn’ Damen neemt misschien een uitzonderingspositie in, omdat het een van de zeer weinige makers van eindproducten is die we in Nederland hebben overgehouden. Dat is echt iets anders dan een doorsneebedrijf, een toeleverancier. In onze ogen betekent dit dat Damen haar goede naam als leverancier van marineschepen maximaal zal moeten positioneren in het Europese krachtenveld vóór dat het wordt verdeeld. Een mogelijk pluspunt voor Damen kan de zwakte zijn van de Duitse werven die marineschepen bouwen en die het al enige tijd buitengewoon moeilijk hebben. Onlangs (juni 2018) is TKMS, bouwer van fregatten

en onderzeeboten (en in de race voor de nieuwe Nederlandse boten), zelfs te koop gezet door haar Duitse moederorganisatie, Thyssenkrupp.

René Berkvens gaf niet aan hoe Nederland dan wel verder moet binnen de Europese defensie-industrie. Volgens ons dient Damen een strategie uit te stippelen hoe zich te positioneren in de komende Europese ordening van defensie gerelateerde bedrijven. Want wat zeker lijkt, is dat de marinescheepsbouw in Europa in beweging gaat komen en de vraag is dan ook hoe Damen zichzelf binnen dit Europese krachtenveld ziet. Vanwege de Frans-Duitse boa constrictor die onze defensie-industrie dreigt te op te slokken, lijkt het ons belangrijk dat Damen duidelijk aangeeft welk perspectief het bedrijf ziet – niet alleen voor zichzelf, maar liefst ook voor de rest van ons bedrijfsleven – èn hoe dat perspectief valt te realiseren, op zijn minst in Den Haag en Brussel. En als het even kan ook in Parijs en Berlijn.