Zoals we allemaal zouden moeten weten is aan het begin van dit jaar een nieuwe Gedragscode Defensie de organisatie binnengeslopen. Sinds 15 februari jongstleden is de geheel vernieuwde gedragscode van toepassing.

De oude gedragscode, die vanaf 2007 van kracht was, is nu up-to-date; aan de inhoud is eigenlijk niet veel veranderd, maar de accenten liggen nu anders. De kernboodschap, dat Defensie een bijdrage levert aan de stabiliteit en de veiligheid in de wereld en dat we dit doen in nauwe samenwerking metanderen, blijft overeind. En dat ons personeel goed opgeleid, getraind en uitgerust moet zijn met modern materieel is ook nog steeds van toepassing, evenals het feit dat de militair verantwoordelijk moet omgaan met geweld en dat hij of zij in het uiter- ste geval kan worden ingezet met gevaar voor eigen leven. Ziehier een gewichtig element van de bijzondere positie van de militair.

De nieuwe gedragscode

In de nieuwe code, die tot stand is gekomen in nauwe samenwerking met defensiemedewerkers, is aangegeven waar Defensie voor staat en hoe de mensen in de defensieorganisatie elkaar zouden moeten bejegenen. In het document worden aan hetdefensiepersoneel een viertal basisvoorwaarden voorgehouden over hoe wij met elkaar en met anderen met de ons ten dienste staande middelen en bevoegdheden moeten omgaan.Die vier basisvoorwaarden zijn verbondenheid, veiligheid, vertrouwen en verantwoordelijkheid. Prima, weinig tegen in te brengen lijkt ons.

Vervolgens zijn die basisvoorwaarden nader uitgewerkt in een korte toelichting, die eigenlijk best wel duidelijk is. Zo valt te lezen onder de basisvoorwaarde ‘verbondenheid’ dat we samenwerken met anderen, dat we anderen helpen, openstaan voor feedback en elkaar aan- spreken op ons gedrag. Eigenlijk ook best wel logisch, maar gezien de praktijk lijkt het soms zo te zijn dat als je het lef hebt elkaar of de organisatie aan te spreken op ongewenst gedrag of een onveilige situatie, je de kans loopt jezelf in een moeilijke positie te brengen; ziedaar voor de commotie omtrent de klokkenluiders bij Defensie. Wij beseffen wel degelijk dat niet elke persoon, die Defensie aanspreekt op iets wat niet in de haak is, geheel gelijk heeft. Maar hang je de vuile was buiten, ook al zou je gelijk hebben, dan is de waardering hiervoor van dien aard dat je maar beter je mond had kunnen houden. De theorie is mooi, maar de praktijk leidt voor de aansprekers meestal naar het verdomhoekje. De aapjes van horen, zien en niet zwijgen zouden beter ‘beloond’ moeten worden en dan hebben we het niet over het krijgen van de zak. En zolang dit gevoel bij de mensen in de organisatie leeft, kun je het effect van dit elkaar aanspreken welvergeten.

Dat geldt min of meer ook voor de aanwijzingen die onder de basisvoorwaarde ‘veiligheid’ vallen. Daar staat vermeld dat we veilig moeten werken, wat ons meer dan logisch lijkt. In de korte toelichting daarop wordt aangegeven dat onveilig of ongewenst gedrag gemeld moet worden of bespreekbaar moet worden gemaakt, hetgeen ons ook alweer als vanzelfsprekend voorkomt. Maar als we dan naar de dagelijkse praktijk kijken, valt te constateren dat er best wel veel wordt gemeld maar of aan alle meldingen op effectieve wijze aandacht wordt besteed en recht wordt gedaan is de vraag. Ook het rapport van de commissie Giebels maakte daar melding van, waarop Defensie beterschap heeft beloofd en daar hopen we maar het beste van.

De gedragscode

Dat een en ander consequenties heeft voor tijdsbeslag bij commandanten, commissies van onderzoek en andere deskundigen moet dan wel voor lief worden genomen. Nadeel daarvan is, dat meer papierwerk en aanverwante bezigheden ons afleiden van de hoofdtaak van de defensieorganisatie, name- lijk het leveren van gevechtskracht.

De basisvoorwaarde ‘verantwoordelijkheid’ behoeft geen nader betoog en dat zullen wij dan ook niet doen.

Bij de vierde basisvoorwaarde, ‘vertrouwen’, zijn wel nadere kanttekeningen te maken. Niet zozeer bij de toelichting, maar wel bij de dagelijkse praktijk. De omschrijving geeft aan dat we op elkaar moeten kunnen vertrouwen en dat daarom nauwkeurig moet worden gewerkt, afspraken moeten worden nagekomen en dat we eerlijk en open met elkaar moeten communiceren.Het zou geweldig zijn als dit niet alleenvan laag tot hoog maar ook van hoog tot laag zou geschieden. De ervaringen uit het veld en de dagelijkse realiteit bij de eenheden tonen aan dat dat vertrouwen erg ver te zoeken is. Het vertrouwen bij het personeel in de top van de defensieorganisatie laat ernstig te wensen over. Dat valt niet te ontkennen, ook al geven de bewindslieden na bezoeken aan de eenheden aan dat het wel meevalt. Dat is echter niet de realiteit en als de bewindslieden serieus menen dat het wel meevalt, hebben ze een verkeer de indruk tot zich genomen of het naar zich toe geïnterpreteerd. Hoe je het ook wendt of keert, op de werkvloer vertrouwt men de top van Defensie niet en het wordt alleen maar erger.  Daar verander je niets aan met het ter be- schikking stellen van een instructiekaartje Gedragscode Defensie bestemd voor in de liboza. De redactie vraagt zich serieus af of men bij de leiding van Defensie, waar men vermoedelijk niet over een liboza in het da- gelijkse werktenue beschikt, die instructiekaart kent en of men die basisvoorwaarden zelf paraat heeft en hanteert bij de dagelijkse werkzaamheden. Wij hebben daar onze twijfels over, zeker gezien de handelswijze en de houding van Defensie als werkgever in de arbeidsvoorwaarden-arena m.b.t. het overleg met de belangenverenigingen. Daar zijn transparantie, openheid en eerlijkheid ver te zoeken. Volgens ons betekent de gedragscode dat allen die deel uitmaken van de defensieorganisatie gelijk zouden moeten zijn, maar nu lijkt het er op dat sommigen meer gelijkzijn.

De redactie onderschrijft het belang van een gedragscode, een document met basale basisbegrippen en toetsingscriteria waaraan gedragingen van, door en binnen de defensieorganisatie getoetst kunnen worden. Hoe moeten we nu tegen de nieuwe code aankijken: iets dat alleen bottom-up van toepassing is en niet top-down geldt, of als weer een zoveelste poging voor de bühne om te laten zien dat bij Defensie dappere maatregelen zijn genomen om het wangedrag weer binnen de perken te houden?

Wij denken dat je gedrag van onze defensieorganisatie niet op het gewenste niveau krijgt met alleen het verspreiden van een gedragscode, maar dat  je door goed voorbeeldgedrag de terechte in- houd van die code uitdraagt en deel uit laat maken van onze organisatiecultuur en dat geldt om te beginnen in hoge mate voor de top van Defensie. Zo zou het vertrouwen van de militair in Defensie als werkgever enorm toenemen als aan de bijzondere positie van de militair, waarnaar we in de inleiding reeds verwezen, recht wordt gedaan door op een juiste en eerlijke wijze zijn of haar arbeidsvoorwaarden te behandelenen deze zowel procedureel als inhoudelijk daarmee in overeenstemming te brengen. Maar zover is het nog lang niet.

Redactie