Halabja
Titel: Halabja
Ondertitel: Aantekeningen bij de strijd om Koerdistan
Auteur: Kees Schaepman
Uitgever: Walburg Pers Zutphen (2018)
ISBN: 978 9462 4931 00
Prijs: € 19,95 (bol.com)
Kees Schaepman, de auteur, was voor zijn pensionering als verslaggever voor Vrij Nederland en de VPRO actief in oorlogsgebieden in het Midden-Oosten, Afrika, Azië en Latijns-Amerika. Voor het verslaan van de oorlog tussen Irak en Iran (1980-1988) bezocht hij regelmatig beide landen aan weerszijden van de frontlijn. Zo ook in 1988, toen de oorlog voor Saddam Hoessein al lang op een debacle was uitgelopen. Al eerder was de heerser als gevolg daarvan begonnen met een gifgascampagne, die met name was gericht tegen de Koerden. Aanvankelijk onopgemerkt door de westerse media en pas in maart 1988, toen de man die later bekend zou worden als ‘Ali Cyaankali’ de Koerdische stad Halabja met gifgasgranaten liet bestoken, haalde het gebruik van chemische wapens door Irak de pers. Deze aanval kostte meer dan vijfduizend mensenlevens en tienduizenden gewonden. Enkele dagen later was Schaepman ter plaatse en werd met de gruwelijke gevolgen van dit bombardement geconfronteerd. In dit boek beschrijft de journalist Schaepman hoe die reis zijn leven beïnvloedde en gaat hij dieper in op de strijd van de Koerden voor een eigen staat. Halabja was de hel, maar hij weet zijn emoties als professioneel verslaggever onder controle te houden. Wat hem echter compleet van zijn stuk bracht, geconfronteerd met op straat achtergebleven lijken, waaronder ook veel kinderen, was het beeld van een dood katje midden op de weg.
Toch verandert het gebruik van chemische strijdmiddelen weinig in de verhouding tussen de VS en Irak; Iran werd als het grotere kwaad beschouwd. Vanuit de VS werd zelfs geprobeerd de verantwoordelijkheid bij Iran neer te leggen. Ook internationaal bleef grote verontwaardiging uit. Dat zou pas veranderen met de verovering van Koeweit door Irak. En pas in 2003 wees George W. Bush Saddam aan als de man die zijn eigen volk vergaste. Na twintig jaar keerde Schaepman terug naar Halabja, inmiddels een booming city geworden, waar wat de Koerden beschouwen als de grootste misdaad uit hun geschiedenis plaatsvond. En net zoals bij alle andere misdaden van dit kaliber volgden de beloftes dat dit nooit vergeten mocht worden, laat staan herhaald. Toch constateert de auteur, ook bij zichzelf, dat Halabja nog geen jaar na de gifgasaanval alweer bijna vergeten was en dat het jaren duurde voordat dieper onderzoek werd gedaan naar wat zich precies had afgespeeld en welke strijdmiddelen waren gebruikt.
Schaepman vervolgt zijn exposé over de strijd van het Koerdische volk met een analyse van hun strijd binnen de context van de oorlog in Syrië. Ook daar steekt het gif van de chemische wapens weer de kop op. En ook hier moeten de Koerden weer de klappen incasseren en voor de grote mogendheden de kastanjes uit het vuur halen in de strijd tegen IS. Iraaks Koerdistan, dat een korte periode van bloei had gekend, bleef berooid achter. En om de lijdensbeker nog groter te maken vallen Turkse troepen het noorden van Syrië binnen om de Koerdische strijders uit te schakelen. Het houdt nooit op, is de trieste conclusie van de auteur.
En altijd blijft daar de dreiging vanuit Ankara dat de Koerden geen millimeter ruimte gunt. Maar groter nog misschien is de tragiek, dat als de buitenwereld de Koerden met rust laat, ze tegen elkaar ten strijde trekken. Altijd oorlog, nooit een winnaar. De eindconclusie is dat voor dit volk, waar de auteur veel sympathie voor koestert, de geschiedenis zich eindeloos lijkt te herhalen. Het boek is hiervan een pure, rauwe verslaggeving, met een sombere ondertoon. De feitelijke beschouwingen van de auteur worden gedocumenteerd met een groot aantal noten.