"Door Paul Eijkelenkamp, Kolonel b.d. der Artillerie "

Heeft de bijzondere positie van de militair waarde?

Het is de zomerperiode. Een tijd van reflecties. Zo komt bij mij de bijzondere positie van de militair en de aantasting daarvan boven. Dit artikel schetst een zienswijze die niet tot vrolijkheid stemt over hoe er met de bijzondere positie in 2014 is omgegaan. Ik geef uitleg waarom er een verband is tussen de loonschade uit de Wet Uniformering Loonbegrip (WUL) en de bijzondere positie.

 

Daarvoor moeten we terug naar 1985. Er is toen een pakketvergelijking uitgevoerd tussen de rechtspositie van burgermedewerkers en militairen. In die vergelijking is vastgesteld dat militairen teveel verdienden en dat er een voordeel bestond op het geneeskundige zorgpakket voor de militair en zijn gezin. Vervolgens is tussen werkgever en bonden afgesproken dat dit voordeel behouden blijft ter compensatie van de extra beslaglegging en van de beroeps gebonden inconvenienten. Dit is in Kamerbrieven aan de Tweede Kamer gemeld.

 

In 1995 werd het vanwege fiscale regels noodzakelijk de gratis geneeskundige zorg te fiscaliseren. Op de loonstrook verschenen diverse extra componenten die samen netto neutraal waren. De werkgeversbijdrage SZVK (waarover loonheffing volgt), een heffing MOOZ/WTZ[1], werknemerspremies SZVK en de VEB-toeslag. Vanwege de invoering van de Zorgverzekeringswet (ZVW) in 2006 en WUL in 2014 zijn op de loonstrook nu alleen de laatste twee nog overgebleven.

 

Als gevolg van het debacle rond de invoering van de WUL in 2014 en het gekrakeel dat daarop volgde, heeft de Minister een Kamerbrief aangeboden waarin de bijzondere positie van de militair uiteen werd gezet. Daarin wordt verhaald over het unieke karakter en de bijzondere kenmerken van de militair en de beperkingen waarmee militairen te maken hebben. In één paragraaf gaat het vervolgens over de waardering daarvoor. Namelijk een personeels- en arbeidsvoorwaardenbeleid dat recht doet aan de beschreven unieke en bijzondere positie van de militair in de vorm van opleiding, training, zorg en beloning. Wat er jammer genoeg niet concreet staat, is dat militairen er recht op hebben dat hun belangen wanneer nodig adequaat worden bewaakt. Militairen kunnen vanwege bijvoorbeeld het stakingsverbod moeilijk opkomen tegen aantasting van hun rechtspositie.

 

Wanneer er Kabinetsmaatregelen worden genomen die het hele land treffen, begrijpen militairen echt wel dat zij ook aan de beurt zijn hun bijdrage te leveren. Maar de WUL die is ingevoerd was gebouwd rond het gegeven dat iedereen een zorgverzekeringswet heeft. Die heeft de militair juist niét. Militairen mogen dan gerechtvaardigd verwachten dat hun werkgever vanwege de bijzondere positie bewaakt dat de militair geen schade gaat ondervinden. Dat is in de wetsvoorbereiding niet gebeurd. Uiteindelijk is de schade die opliep tot ca. 5% na een hoop onmin en talloze Kamervragen tot ca -1,5% van het loon gerepareerd. Er is niet gerepareerd naar 0%, niet naar +1,5% maar gericht naar -1,5%. Er werd gewoon niet meer budget voor vrijgemaakt. De -1,5% is dus geboren uit een beleidsmatige keus. Vooral die beleidsmatige keus leidt daarom tot een zekere conclusie.

 

De WUL-gevolgen hangen rechtstreeks samen (ZVW en SZVK) met het geneeskundige pakket van militairen. Daarvan is in 1986 afgesproken dat dit mede diende voor de afkoop van de inconvenienten van het militaire beroep. Zonder instemming van de bonden is daar nu door eenzijdig werkgevers- en/of overheidshandelen 1,5% van verloren gegaan. Met een werkgever die dit laat gebeuren en een Minister die niet weet hoe je met je portefeuille moet zwaaien wat is dan die bijzondere positie eigenlijk nog waard?

[1] Wet Medefinanciering Oververtegenwoordiging Oudere Ziekenfondsverzekerden te betalen door particuliere ziektekostenverzekerden en Wet tot de Toegang tot Ziektekostenverzekeringen