Het militair discours; gezamenlijke zoektocht naar de toekomstige krijgsmacht
Verslag van het op 9 oktober 2018 gehouden NOV-symposium door bgen b.d. ir. L.P. Booman
Onder de titel ’Onze krijgsmacht en de volgende oorlog’ is op 9 oktober jl. een symposium georganiseerd door de Nederlandse Officieren Vereniging (NOV). Het symposium was primair gericht op de leerlingen en cursisten van de Nederlandse Defensie Academie (NLDA), dat wil zeggen de cadetten en adelborsten, alsmede de officieren en burgers die de Hogere en Middelbare Defensie Vorming (HDV en MDV) en het Management Development Traject (MDT) volgen. Daarnaast konden NOV-leden zich aanmelden via de website van de vereniging en waren ook verschillende VIPs op uitnodiging aanwezig. Op voorstel van de C-NLDA was ervoor gekozen om het symposium later in de middag te starten en ook in de avonduren door te laten lopen. Het totale aantal deelnemers bedroeg ca. tweehonderd.
Programma van het symposium

Interactiviteit was een belangrijk onderdeel van de formule waarmee het symposium invulling kreeg. Dit kwam tot uiting in het syndicaatswerk en ook in de paneldiscussie, waarbij vragen en opmerkingen uit de zaal via WhatsApp werden voorgehouden aan de panelleden. Het gebruik van smartphones bood de mogelijkheid van snelle reacties, maar bleek toch ook de nodige beperkingen met zich mee te brengen.

Welkom en inleiding

Het symposium vond voor een belangrijk deel plaats in de aula van de KMA. De voorzitter van de NOV, bgen b.d. Ruud Vermeulen, trapte af met een woord van dank aan de NLDA-leiding voor de geboden faciliteiten. Hij vervolgde met een gloedvol betoog over de kunst van het oorlog voeren. De krijgsmacht vergeleek hij met een toporkest. En net als de orkestleden, moeten officieren dagelijks bezig zijn met het onderhouden van hun vaardigheden. De oefening Deep Strike vormde volgens hem een essentiële leeromgeving, waarin duidelijk werd dat nieuwe technologie noopt tot aanpassing van de wijze van optreden en van de militaire doctrine. Daarmee verandert tevens de wijze van leidinggeven en de professionele houding. De NOV rekent het tot haar taak om de discussie hierover te stimuleren. Volgens Vermeulen staat dit symposium over de toekomst van de krijgsvoering bij uitstek in het teken van het militair discours.

Presentatie van de oefening ‘Deep Strike’

Bgen Jan Swillens presenteerde op heldere wijze de doelstelling en opzet van de computerondersteunde oefening, waarin zijn brigade het moest opnemen tegen een technologisch hoogwaardige tegenstander die optreedt volgens de Russische doctrine. Hierbij had de brigade in eerste instantie slechts de beschikking over de huidige organieke middelen. Daarna werd een tweede run uitgevoerd, waarbij de brigade was voorzien van extra capabilities, zodat ook de zogenaamde deep battle kon worden gevoerd. In het Engelstalige artikel van zijn hand (zie het artikel ‘Ervaringen van de oedening Deep Strike’), schetst Swillens het verschil in effectiviteit en geeft hij aan welke versterking zijn brigade nodig heeft om zijn taken te kunnen uitvoeren.

De in de presentatie toegelichte lessons identified vormden de basis voor een groot aantal stellingen die aan de symposiumdeelnemers konden worden voorgelegd. De meeste stellingen waren direct na de oefening door de staf van 43 Mechbrig en de ondercommandanten opgesteld. Bij elke stelling waren ook vragen geformuleerd, met als doel om daar in syndicaatsverband een discussie over te voeren en de uitkomst daarvan eventueel naar voren te brengen in de plenaire bijeenkomst met het panel.

Bgen Jan Swillens oresenteert de 'lessons identified' van 'Deep Strike'

Syndicaatswerk

De vraagstellingen voor de syndicaten waren onderverdeeld in drie categorieën: (1) politiek-strategische context, (2) competenties en capabilities voor toekomstig optreden in een joint omgeving, en (3) de vernieuwde brigade. Bij de eerste categorie ging het bijvoorbeeld om de vraag of de oefening Deep Strike een wake up call zou vormen voor alle krijgsmachtdelen om kritisch te zijn over hun vermogen op te treden in het bovenste deel van het geweldsspectrum. Welke consequenties zijn verbonden aan de verdergaande integratie van Nederlandse en buitenlandse eenheden? En ook: welke rol zou de Koninklijke Marechaussee (KMar) nog kunnen of moeten spelen, in een scenario zoals geschetst in de oefening Deep Strike?

Waar de eerste categorie vraagstukken met name werd voorgelegd aan de HDV- cursisten, waren de stellingen en bijbehorende vragen van de tweede categorie bestemd voor de MDV- en MDT-syndicaten. Hierbij ging het bijvoorbeeld om de voor- en nadelen van meer leiderschap op afstand, waar behoefte aan ontstaat bij grote geografische spreiding en – als gevolg van verstoring van het elektromagnetisch spectrum – geïsoleerd optredende (sub-)eenheden. Voor wat betreft het gebruik van moderne technologie, werd gevraagd welk antwoord de krijgsmacht zou moeten formuleren op de snel toenemende dreiging die van drones uitgaat. En voor het cyberdomein was o.a. de vraag wat het voor operationele eenheden betekent als de complete civiele IT-infrastructuur (inbegrepen GPS) zou worden platgelegd.

De overige syndicaten kregen de vraagstellingen van categorie drie voorgeschoteld. Een typische vraag uit deze categorie richtte zich op het onderscheid tussen de brigade as is en de brigade enhanced, waarbij de laatste zou moeten beschikken over een effectief sensor-to-shooter system; waar bestaat dit systeem dan uit en op welke wijze is het ingebed in de organisatie?

Voor de begeleiding van de overige syndicaten had personeel vanuit verschillende kenniscentra van Defensie zich beschikbaar gesteld. De HDV-, MDV- en MDT-syndicaten gingen aan de slag met een coördinator/leider uit de eigen gelederen. Elke groep had een klaslokaal toegewezen gekregen in het Uiltje, het algemene lesgebouw op de KMA.

Generieke weergave van sensoren en effectbrengers die in een ‘sensor-to-shooter system’ onderling zijn gekoppeld.

Briefing over de toekomstvisie op de landmacht

Na het syndicaatswerk en de maaltijd kreeg het symposium een plenair vervolg in de aula. Door kol Paul Hoefsloot, hoofd Afdeling Integratie van de Staf van het Commando Landstrijdkrachten, werd toegelicht hoe de nieuwe visie van Commandant Landstrijdkrachten (C-LAS) tot stand komt. Uiteraard wordt hierin rekening gehouden met nieuwe ontwikkelingen en is het goede nieuws dat er de komende jaren ook budgettaire ruimte beschikbaar is voor aanschaf en implementatie van nieuwe capaciteiten.

Voor de ontwikkeling van de toekomstvisie van C-LAS is tevens gevraagd om input van The Hague Centre for Strategic Studies (HCSS). Dit instituut heeft zijn advies onlangs uitgebracht en de studie is voor iedereen beschikbaar via de HCSS-website. Hoefsloot ging niet in op de inhoud van de visie van C-LAS, die op dat moment ver gevorderd zou zijn en waarvan de aanbieding aan de Commandant der Strijdkrachten inmiddels op 5 november jl. heeft plaatsgevonden. Overigens is in deze uitgave van Carré een beschouwing opgenomen over de HCSS-studie Playing to your strengths: a different perspective on future capabilities for the Royal Netherlands Army (red: zie het artikel ‘Nadenken over de toekomstige landmacht’).

Discussie met het ‘joint’ panel

Een groot deel van het avondprogramma werd besteed aan de paneldiscussie. Naast bgen Swillens, bestond het panel uit kol Marc van Ockenburg (commandant Vuursteuncommando), kol Johan van Deventer (hoofd Transitieprojecten, Staf Commando Luchtstrijdkrachten), bgen Joland Dubbeldam (commandant Operationeel Ondersteuningscommando Land),  lkol Bart Zonnenberg (hoofd Afdeling C4I, Defensiestaf), maj Martin Steutel (stafofficier Cyber Operations en commandant Deployed Teams, Defensie Cyber Commando), lkol der Mariniers Rembrandt Posthumus (commandant Surface Assault Training Group, Commando Zeestrijdkrachten) en maj Martin Geel (stafofficier Directie Operaties, KMar).

De interactie tussen de zaal en het panel werd ‘gemanaged’ door twee moderatoren, genm b.d. Jaap Willemse en bgen b.d. Bert Booman. Er werd gestart met een vraag aan een van de panelleden, waarna de (bege-)leiders van de syndicaten via WhatsApp-berichten op hun smartphone konden reageren. De vragen en opmerkingen die via WhatsApp werden gesteld, waren zichtbaar op een groot overzichtsscherm en voor de panelleden op een monitor.

In de bijna anderhalf uur durende discussie werd duidelijk dat er veel waardering bestaat voor een brigadecommandant die zich richt op het toekomstig optreden van zijn eenheid in een joint omgeving. Maar er bestaan zeer verschillende ideeën over de scenario’s van een toekomstige oorlog en hoe het joint optreden invulling zou moeten krijgen. Swillens riep daarom op om dit soort oefeningen vaker te organiseren. Hij wil graag met de andere defensieonderdelen samenwerken en uitvinden hoe ze elkaar (beter) kunnen aanvullen en ondersteunen, zodat de huidige ‘stovepipes’ worden verlaten.

De discussie maakte ook duidelijk dat het gebruik van het elektromagnetisch spectrum een punt van grote zorg is, voor alle defensieonderdelen. Daar moet de komende tijd veel aandacht aan worden besteed. Cyber is inmiddels geëvolueerd tot een volwaardig domein. Maar het is de vraag op welk niveau hiervoor capaciteiten – en welke dan? – moeten worden ingedeeld. Er werd een pleidooi gehouden om zoveel mogelijk jonge collega’s actief te betrekken bij het zoeken naar werkbare oplossingen.

Het bleek overigens lastig om de inbreng vanuit de zaal via WhatsApp te laten verlopen. Dit medium leent zich voor korte reacties en opmerkingen, maar minder goed voor langere, genuanceerde betogen en vragen. Gedurende het laatste kwartier werd daarom tevens gebruik gemaakt van handmicrofoons. Op dit punt is de conclusie dat een (panel-)discussie het best tot z’n recht komt als reacties en vragen vanuit de zaal op verschillende manieren naar voren kunnen worden gebracht.

Voor de interactie tussen de zaal en het panel werd gebruik gemaakt van WhatsApp.

Afsluiting symposium

Het symposium werd afgesloten met een slotwoord van journalist en publicist Marc Chavannes. Als niet-ingewijde in het militair-operationele domein, waagde Chavannes zich niet aan een inhoudelijke beschouwing over het symposiumonderwerp. Hij sprak zijn waardering uit over het feit dat de discussie over de toekomst van de krijgsmacht nu op indringende wijze wordt gevoerd. Maar wat hem betreft moet dit ook doorklinken in de maatschappij en bij onze volksvertegenwoordigers. Zijn belangrijkste boodschap was dan ook dat officieren zich in het openbaar moeten uitspreken, via de geëigende media. En dat zij zich moeten mengen in de discussies die politici voeren over de taakstelling en inrichting van de krijgsmacht. Officieren en ook civiele leidinggevenden ‘zijn ervan’ en moeten hun professionele inzichten uitdragen!

Wat leren we hiervan?

Het NOV-symposium heeft een belangrijke doelgroep – leidinggevenden van nu en vooral ook van de toekomst – laten meedenken en meepraten over een onderwerp waar de komende tijd nog veel over te doen zal zijn. De Nederlandse defensieorganisatie zal namelijk antwoord moeten vinden op de vraag hoe een toekomstige oorlog eruit zal kunnen zien en welke competenties en capabilities nodig zijn om zo’n oorlog te voorkomen, of succesvol te kunnen voeren.

De NOV is veel meer dan een vakbond die zich inspant voor goede arbeidsvoorwaarden en belangenbehartiging voor haar leden. Zij is tevens een beroepsvereniging die zich inzet voor verbetering en versterking van de Nederlandse defensieorganisatie. Zij onderhoudt een groot netwerk, dat zich uitstrekt tot in de politiek. En bovenal stimuleert zij het militair discours, vanuit de overtuiging dat officieren professionals zijn en uitstekend in staat zijn om mede de koers van Defensie te bepalen. Dit symposium heeft aangetoond dat het nuttig en nodig is om de jonge en aankomende (top-)leiders met elkaar te laten discussiëren over nieuwe ontwikkelingen. Ook al liggen de antwoorden niet vast, het is cruciaal om de verschillende invalshoeken en mogelijkheden te bespreken en de voor- en nadelen te overwegen.

De urgentie van het voeren van een brede professionele discussie over de toekomst van onze krijgsmacht is zeer groot. De wereld om ons heen is snel aan het veranderen, de politieke constellatie in Europa wordt de laatste decennia instabieler en de kans op grootschalige inzet van de krijgsmacht om Nederland te beschermen neemt dan ook toe. En juist in deze tijd – nu er ook meer budget beschikbaar komt voor versterking van de militaire capaciteiten – moeten de te maken keuzes goed doordacht zijn. Waarbij dan moet worden bedacht dat kijken in de toekomst is als rijden in de mist; soms is alleen nog een streepje witte belijning zichtbaar, net voor het voertuig. En toch zullen we voorwaarts moeten!

Inmiddels wordt alweer nagedacht over het NOV-symposium voor 2019. Ongetwijfeld met een andere inhoud, maar wellicht onder hetzelfde thema ’Onze krijgsmacht en de volgende oorlog’. En als het kan, zeker weer in samenwerking met de NLDA, want dat is de natuurlijke ankerplaats voor het militair discours.

NOV-voorzitter Ruud Vermeulen benadrukte zowel aan het begin als aan het einde van het symposium het belang van het militair discours.