"Voorzitter Virtueel"

Hoeveel invloed heeft uw stem als NOV lid?

Hoeveel invloed heeft uw stem als NOV lid?

Als NOV lid van de afdeling Virtueel heeft u stemrecht. Over verenigingszaken, en over arbeidsvoorwaarden. De NOV heeft de afgelopen jaren vaker een vraag aan de leden gesteld met of zonder stemadvies.

Hoe komt nu zo’n arbeidsvoorwaarden resultaat tot stand en hoeveel invloed kunt u als lid uitoefenen? In onderstaande tekening heb ik de relatie tussen meerdere instituten en vakverenigingen weergegeven.

De spelers van de overlegstructuur rondom het Sector Overleg Defensie.

De NOV vormt samen met de marine- en de reserveofficieren de GOV|MHB (Gezamenlijke Officieren Verenigingen & Middelbaar en Hoger Burgerpersoneel bij Defensie). Eén van de medewerkers van de GOV|MHB is sectiehoofd Georganiseerd Overleg, NOV-lid majoor Thijs van Leeuwen. De GOV|MHB is aangesloten bij de CMHF (Centrale van Middelbare en Hogere Functionarissen bij Overheid, Onderwijs, Bedrijven en Instellingen).

De CMHF heeft zitting in het Sector Overleg Defensie, samen met een vertegenwoordiger van het Ambtenarencentrum (AC), ACOP (Algemene Centrale Overheidspersoneel) en CCOOP (Christelijke Centrale van Onderwijs- en Overheidspersoneel). Deze 4 partijen overleggen met werkgever defensie over de arbeidsvoorwaarden[1] en vele personeelsaangelegenheden. De CMHF is aangesloten bij de Vakcentrale voor Professionals (VcP), de ACOP bij de FNV en de CCOOP bij het CNV. Deze drie werknemers vakverenigingen zijn vertegenwoordigd in de SER, samen met de werkgevers en de kroonleden.

 

Alles bij elkaar een redelijk uitgebreid overleg systeem, zeker als we daarbij het aantal werknemers betrekken die daadwerkelijk zijn aangesloten bij zo’n club. In 1999 waren nog bijna 2 miljoen werknemers lid van een vakbeweging, in 2019 is dat gedaald naar iets meer dan 1,6 miljoen en de trend is dalend. Dit afgezet tegen een beroepsbevolking van ongeveer 9 miljoen mensen, waarvan er 7,5 miljoen als werknemer aangemerkt kunnen worden. De NOV heeft nog geen last van een dalend ledenaantal, maar met absoluut of relatief meer leden heeft onze inbreng natuurlijk een grotere invloed.

Bron: CBS: https://opendata.cbs.nl/statline/#/CBS/nl/dataset/80598ned/barv?ts=1601825345314

Als u, als NOV lid, een probleem heeft kunt u een beroep doen op de NOV. De NOV bemiddelt zelf en vaak heel persoonlijk omdat we gebruik kunnen maken van ons netwerk. Voor meer technische vragen over pensioen, belasting of rechtsbijstand, kunnen we terecht bij de GOV|MHB, die enkele experts in dienst heeft. Naast deze experts zijn er bij deze werknemer overlegorganisaties ook bestuurders en ondersteunend personeel aanwezig. En dan moet er vaak ook nog technische ondersteuning (website) en een ledenblad worden uitgegeven. Dat kost allemaal het nodige geld, dat voor een deel door de leden bij elkaar wordt gebracht door contributies en voor een deel wordt gesubsidieerd door de werkgevers en overheid.

Zo ontvangt de NOV jaarlijks ruim € 300.000 aan contributie en geeft zij ongeveer € 100.000 weer door aan GOV en CMHF. Naast de contributie krijgt de NOV ook subsidie van defensie. Dit kan gebeuren in de vorm van het vrijstellen van een of meer militairen voor het vakbondswerk, of door een financiële bijdrage. Ook de CMHF en al die andere organisaties krijgen weer een vorm van subsidie. In 2016 ontving de CMHF op een begroting van bijna €2 miljoen iets meer dan 50% uit contributies en ongeveer 35% van dat bedrag aan subsidies en bijdragen van de overheid.

De SER bijvoorbeeld ontvangt ongeveer 15 miljoen euro per jaar, waarvan ongeveer 90% wordt gefinancierd uit het Algemeen Werkloosheidsfonds (AWf) en daarmee is de SER niet afhankelijk van (dalende) leden en contributie aantallen. De uitgaven van de SER gaan voor een belangrijk deel (62%) naar het personeel in dienst.

Met al die bijdragen van de overheid, koopt de werkgever natuurlijk ook invloed. Niet direct natuurlijk, maar feit is dat de belangenverenigingen voor een belangrijk deel van hun inkomsten afhankelijk zijn van de overheid. De werkgever verwerft daarmee het collectieve karakter van de arbeidsvoorwaarden. U bent lid, betaalt contributie, daarvoor wordt een mooi arbeidsvoorwaardenpakket uit onderhandeld, en vervolgens gaat een groot deel van de militairen, die geen lid zijn, ermee aan de haal. Eerlijk is dat niet, maar alleen arbeidsvoorwaarden voor onze leden maken, geeft voor de werkgever een giga probleem, omdat hij met alle (niet-lid zijnde) individuen apart een overeenkomst zou moeten overeenkomen. Daarom heeft de werkgever belang bij een goed werkend systeem van arbeidsvertegenwoordiging en is hij bereid daarvoor te betalen.

Het arbeidsoverleg systeem is door de omvang, de versnippering van belangengroepen, en door de “meerderheid van stemmen” moeilijk te veranderen. Er is een instituut gebouwd dat niet 1-2-3 zal omvallen omdat minder mensen lid zijn of worden. Ook de (overheid) werkgever heeft een belang bij deze structuur. Overleg zorgt voor een stabiele werkrelatie, weinig arbeidsrumoer, en hoge tevredenheid. Wie kan zich een Nederland voorstellen zonder de SER? Toch wordt er ook nagedacht over de “vakbond van de toekomst”. De wens van de groter wordende groep werknemers, die geen lid willen zijn van een bond, zal ergens gerespecteerd moeten worden.

Uw lidmaatschap van de NOV en uw stem bij de algemene ledenvergadering of overlegresultaat, gaat verder dan het korte termijn effect. Eén stem als persoon, en met de mogelijkheid om invloed op het resultaat uit te oefenen, tot in de SER en daarmee de regering toe.

[1]Eigenlijk stelt de Minister van Defensie (eenzijdig) de arbeidsvoorwaarden vast. Defensie heeft daar met politie en rechtelijke macht een uitzondering. Volgens het nieuwe ambtenarenrecht (WNRA in werking sinds 1 jan 2020) is daar voor alle andere werknemers van de overheid verandering in gekomen en is er sprake van een genormaliseerde werkgever en werknemer relatie.