Indië-onderzoek standpunt GOV|MHB
Op 17 februari maken de onderzoeksinstituten Koninklijk Instituut voor Taal-, Land- en Volkenkunde (KITLV), het Nederlands Instituut voor Militaire Historie (NIMH) en het NIOD Instituut voor Oorlogs-, Holocaust- en Genocidestudies de uitkomsten van het Meerjarig Indië Onderzoek (MJO) bekend. Eind 2021 heeft de Amsterdam University Press (AUP) een brochure uitgebracht waarin AUP de 12 publicaties aankondigt die de conclusies van het MJO bevatten. Deze brochure en met name de titels en omschrijvingen van de verschillende brochures zorgen voor veel wrevel. Ook de GOV|MHB ontvangt diverse signalen van leden die zich zorgen maken over de objectiviteit van het onderzoek en daarmee de objectiviteit van de conclusies. In de brief (kamerstuk 26049, nr. 82) van de toenmalige ministers van Defensie en Buitenlandse Zaken en de toenmalige staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport gaven deze bewindslieden duidelijk aan dat “Een dergelijk onderzoek dient zich niet te beperken tot de geweldspleging door alle partijen waar veel deelstudies zich op richten, doch nadrukkelijk in te gaan op de brede context van de naoorlogse dekolonisatie (inclusief samenleving) en het politiek, bestuurlijk, justitieel en militair optreden in 1945–1949 in voormalig Nederlands-Indië /Indonesië, zowel vanuit Haags als vanuit lokaal perspectief. Het is belangrijk dat een vervolgonderzoek een integrale benadering hanteert en dieper ingaat op zaken die aan bod zijn gekomen in de studie van dr. Limpach. De geweldsspiraal tijdens de zogenaamde «Bersiap» zal in een onderzoek worden betrokken. Ook de politieke besluitvorming in Den Haag over de dekolonisatie, de brede steun in Nederland voor het behoud van de relatie met Nederlands-Indië/Indonesië en de uitzending en het optreden van de Nederlandse militairen, de beperkte informatievoorziening, als ook de nasleep na 1949 en de veteranenzorg, verdienen nader onderzoek.”
De aankondiging in de brochure geef aanleiding om te twijfelen aan de objectiviteit van het onderzoek en bij het geven van invulling van bovenstaande passage uit de brief van de bewindslieden. De brochure opent met: “Antwoord op de vraag naar de aard, omvang en context van het Nederlandse geweld tijdens de Indonesische onafhankelijkheidsoorlog 1945-1950” en kondigt op dezelfde bladzijde aan dat “Alle publicaties bewegen zich rond één centraal thema: de dynamiek van het geweld en het gebruik van extreem geweld door Nederlandse militairen in het bijzonder, bezien in een brede context.” En ook de titel van het Slotwerk, Over de grens. Nederlands extreem geweld in de Indonesische onafhankelijkheidsoorlog, 1945-1949 geeft geen indruk van objectief onderzoek. Met de kennis achteraf weten we dat de periode 1945–1949 in voormalig Nederlands-Indië inderdaad een enorme impact had in de geschiedenis van Nederland. Echter, in deze periode hadden velen een ander perspectief. Met andere woorden, dat wat wij nu weten, kan nogal eens verschillen van de manier waarop de tijdgenoten tegen hun eigen tijd aankeken. In de theoretisch kern van de geschiedwetenschap moet de historicus de verschijnselen die hij wil begrijpen en verklaren niet benaderen vanuit het eindpunt dat hij wel kent, maar de tijdgenoten die hij bestudeert niet.
In de ogen van de GOV|MHB moet het onderzoek dan ook bezien worden vanuit de toenmalige brede context en niet vanuit de huidige. Dat er gewelddadigheden hebben plaatsgevonden en dat er ook extreem geweld is toegepast is helaas waar. De hedendaagse wens dat conflicten “schoon” worden uitgevochten is utopisch en zal dat ook altijd blijken te zijn. Dat is overigens geen vrijbrief om ongebreideld geweld toe te passen. Overtredingen van het (oorlogs)recht dienen vervolgd te worden. Maar dat geldt voor alle partijen in het conflict en de GOV|MHB vindt dat dat ook in deze studie naar voren zou moeten komen. Indië-veteranen mogen zeker niet eenzijdig het slachtoffer worden van dit onderzoek en als zondebok worden aangewezen. Deze veteranen hebben loyaal hun opgedragen taken uitgevoerd. De GOV|MHB heeft signalen ontvangen dat de veteranen zeer teleurgesteld zijn dat er over hen wordt gesproken en niet met hen.
De GOV|MHB wacht de resultaten van het onderzoek af en zal het op z’n merites beschouwen.