kol b.d. Charlef Brantz
Onlangs kwam de Commandant der Strijdkrachten (CDS) op zijn Facebook pagina met een epistel om ‘zijn militairen’ een hart onder de riem te steken. Met dit stuk wilde hij blijkbaar het zure denken en cynisme op de werkvloer wegspoelen en onderstrepen dat Defensie op de goede weg is. In zijn epistel springt een aantal opmerkelijke uitspraken in het oog.

Het gaat echt beter 

De admiraal erkent dat ‘veel nog niet goed gaat, maar we kunnen ook niet alles van vandaag op morgen realiseren. Bovendien, laten we ook kijken naar wat er wel goed gaat’, en hij noemt een aantal voorbeelden van dat ‘goed gaan’. Een van die zaken die goed gaan, is het onderhandelingsresultaat voor een nieuwe cao en hij is daar enthousiast over. De CDS benadrukt dat het volgens hem ‘een goede stap in de goede richting is als het gaat om het moderniseren van onze arbeidsvoorwaarden’. Een stap in de goede richting? Wellicht hebben zijn medewerkers vergeten de brandbrief van de gezamenlijke officierenverenigingen (GOV|MHB) op zijn bureau te leggen. Voorzien van een in rood geschreven notitie ‘urgent, bestuderen gewenst, advies voor verdere vervolgstappen noodzakelijk’. In die brandbrief laten ze weten niet echt enthousiast te zijn over het behaalde resultaat. En dan die term ‘moderniseren’. Hoezo moderniseren? Militairen zijn gebaat bij het verbeteren van die arbeidsvoorwaarden, zoals afstemming op de economische vooruitzichten, de omstandigheden waaronder de taken uitgevoerd moeten worden en arbeidsvoorwaarden van andere segmenten die zich inzetten voor vrede en veiligheid, orde en rust binnen en buiten het Nederlandse territorium Als de admiraal dat bedoelt, waarom gebruikt hij die term dan niet en maakt het duidelijk voor zijn militairen.

Als stevige onderbouwing van zijn opmerking dat het de goede weg opgaat stelt de admiraal: ‘Kijk maar naar de miljoenennota, waarin staat dat er veel geld is uitgetrokken voor Defensie. Zo noemde de Koning in de troonrede de toename van ons budget met 17%. Dat is nogal wat. Namelijk 1,2 miljard keiharde euro’s’. De termen ‘veel’ en ‘keihard’ zijn afhankelijk van de invalshoek en achtergrond. Hoe hard en hoe veel zijn die toegezegde € 1,2 miljard? De vorige minister van Defensie stelde in april 2017 vast dat € 1 miljard onvoldoende was om zowel aan internationale verplichtingen te kunnen voldoen als ervoor te zorgen dat de basisgereedheid in de nabije toekomst niet opnieuw onder druk zou komen te staan. In 2015 had de minister vastgesteld: ‘Van de drie brigades die onze landmacht vormen, is er niet eentje volledig gevuld, opgeleid, getraind en daarmee klaar om de in de Grondwet vastgelegde eerste hoofdtaak te vervullen: het verdedigen van ons grondgebied en dat van onze bondgenoten binnen de NAVO’. Zij stelde in 2017 dat een bedrag van tenminste € 2,3 miljard nodig was om de gevechtskracht van de krijgsmacht een opwaartse stimulans te kunnen geven. In dat licht bezien is die € 1,2 miljard te weinig.

Wanneer het vertrekpunt is dat het defensiebudget hoofdzakelijk besteed moet worden aan het handhaven en liefst verhogen van de gevechtskracht van de krijgsmacht, dan rijst de vraag hoe die door de CDS bejubelde harde euro´s door de Bestuursstaf in Den Haag verdeeld gaan worden. Worden de Operationele Commando´s (OPCO) er wijzer van? Wordt de gevechtskracht van de drie OPCO’s inderdaad op het gewenste peil gebracht? Het antwoord is nee. Wanneer de minister-president tijdens de Algemene Politieke Beschouwingen (APB) op de kanttekening van de heer Buma ‘Nederland moet kiezen: tegen de NAVO zeggen dat de belofte niet wordt nagekomen, of meer investeren’ antwoordt dat Nederland tot 2021 van plan is om weliswaar € 8 miljard te investeren in defensie, maar dat voor het bereiken van de 2% NATO-norm nog € 5 miljard extra nodig is, dan weet een goed verstaander dat die 2% bbp in 2024 niet gerealiseerd zal worden. Die vaststelling wordt bevestigd door de uitspraak van de minister-president: ‘We zetten ons er allemaal voor in…zo’n investering vergt additionele besluiten…die moeten nu eenmaal worden genomen in een weging met andere zaken die geld kosten’. Die woorden onderstrepen dat Defensie bij het verdelen van de beschikbare financiën nog steeds niet in de voorste rijen te vinden zal zijn.

Het is een feit dat de OPCO’s worstelen met het inzetbaar maken en houden van de wapensystemen die de kern van de slagkracht vormen. Wanneer de admiraal medewerkers citeert die opmerken dat ‘reservedelen die we keihard nodig hebben lijken maar niet te komen’ dan is dat een duidelijk signaal dat de inzetbaarheid van het materieel het absolute dieptepunt nadert. Dan kan de admiraal wel met voorbeelden komen die wijzen op instroom van nieuw materieel, maar dat heeft weinig zin als reservedelen en directe ruilcomponenten niet in voorraad zijn en de logistieke in- en doorstroom niet geregeld is. Die door velen bejubelde € 1,2 miljard zal hoofdzakelijk nodig zijn om onderhoudsachterstanden op het gebied van infrastructuur en materieel in te halen. Gebeurt dat niet of te weinig, dan verbetert de gevechtswaarde van de krijgsmacht niet.

Van hoofdpijn- naar migrainedossier 

Defensie blijft voor opvolgende Nederlandse kabinetten voortdurend een hoofdpijndossier. Ondanks de verplichtingen die binnen NAVO en EU met andere Europese naties zijn aangegaan, blijven Nederlandse premiers het onttrekken aan al die aangegane verplichtingen herhaaldelijk met allerlei wollige uitvluchten goedpraten. Nederland heeft duidelijk moeite, of beter gesteld, weinig trek om de financiële basis te leveren om aan die verplichtingen te voldoen. De uitspraken van de minister-president spreken boekdelen. In juni 2018 kwam hij met de uitspraak: ‘We werken eraan om, stap voor stap, onze defensie-uitgaven richting de 2% van het bbp te bewegen’. In juli volgde hij die uitspraak op met: ‘We moeten meer doen, dat heb ik vorige week ook gezegd in het Witte Huis. Dus we moeten in 2020 opnieuw kijken naar de uitgaven’. De minister-president komt terug op zijn belofte die hij uitsprak bij de laatste NAVO-top en tijdens zijn bezoek aan de president van de VS had bevestigd. Moeten we ons over dat gedraai nog verbazen?

Wanneer we die uitspraken afzetten tegen de uitspraak van de admiraal: ‘We gaan het echt allemaal kopen. Van dat geld kopen we allerlei spullen waardoor iedereen in onze organisatie beter zijn of haar werk kan doen. Of het nou gaat om bouten en moeren, gevechtskleding, voertuigen, vliegtuigen of onderzeeboten. We gaan het echt allemaal kopen. En dat weet iedereen eigenlijk ook wel’, dan zit de crux in ‘we gaan’. De werkvloer vraagt dan onmiddellijk: ‘Wanneer kunnen wij erover beschikken? Wanneer gaat het beter met ons? Wanneer kunnen we eindelijk onze grondwettelijke taken naar behoren uitvoeren?’. Gelet op de ontwikkelingen in de achterliggende maanden en de uitspraken van de minister-president kan de admiraal die antwoorden niet geven.

De brandbrief wordt aangeboden aan minister Bijleveld

Ontevreden en cynisch 

Als de admiraal constateert dat ‘veel mensen in onze organisatie lijken ontevreden’ en opmerkt ‘daarom moeten we ook niet blijven hangen in cynisme’ dan slaat hij twee keer de plank mis. Ten eerste lijken de mensen niet ontevreden, maar ze zijn ontevreden. Niet onterecht lijkt mij. De krijgsmacht bevindt zich al twintig jaar in een ombouwfase waarin de winkel open moest blijven om de regering punten op de politieke bühne te kunnen laten scoren. De can do mentaliteit van militairen is ondanks de voortdurende onrust in en om de krijgsmacht bekend bij iedere Nederlander. Om de politiek te faciliteren hebben de CDS’n uit die periode de werkvloer met allerlei mooie bespiegelingen zoet proberen te houden. Geen wonder dat die werkvloer cynisch is geworden, omdat de kritiek die wordt geleverd, kanttekeningen die worden geplaatst en waarschuwingen dat het niet goed gaat, gedurende ruim twee decennia niet werden gehoord en er geen gevolg aan werd gegeven. Ontboezemingen die als doel hadden om de krijgsmacht beter te maken. Daarom worden teksten vanuit de top naar de werkvloer met schouderophalen begroet. Immers, er wordt veel gepraat maar er komt maar geen schot in de zaak. Niet de werkvloer moet de zwarte piet toegeschoven worden, maar de Bestuursstaf moet de hand in eigen boezem steken.

Wat wordt het: afbouwer, ombouwer of opbouwer? 

De werkvloer is niet meer zo dociel als tijdens de Koude Oorlog en de periode daarna. Door de komst van het internet is de blik van de werkvloer op de wereld verruimd, inzichten werden verdiept en de begripsvorming werd vergroot. De werkvloer verdient beter dan zij tot nu toe heeft gekregen. De tijd dat die werkvloer zich tevreden moest stellen met kruimels die uit de ramen van het ministerie op het Plein vielen, is definitief voorbij. Daarom moet de CDS niet met dergelijke Jip en Janneke uitspraken proberen de moraal op te krikken. Hij kan dat alleen doen door hun situatie daadwerkelijk te verbeteren, zowel qua materieel als personeel, maar vooral financieel. De militairen willen reële en begrijpelijke resultaten zien en geen windmolentjesgedrag. Wat wordt het, CDS? Afbouwer, zoals uw voorgangers; ombouwer, als tussenpaus die de randvoorwaarden schept voor een opwaardering van de gevechtswaarde van de krijgsmacht of opbouwer, die oog heeft voor het heden en de toekomst en lering heeft getrokken uit de lessen van het verleden. Het woord is aan u.