Beëindiging zaak rond VUT-equivalente premies
Inleiding
In 2018 kwam de rechtszaak van Paul Eijkelenkamp ten einde over de manier waarop in 2015 de VUT-equivalente premie werd beëindigd, die militairen sinds 1995 betaalden. Defensie herstelde indertijd de fouten voor iedere militair. Uitspraken van de landsadvocaat en de Hoofddirecteur Personeel (HDP) voedden toen twijfels over de rechtmatigheid van het gebruik van de VUT-equivalente premie. Of dat zo was, heeft het AC- en GOV-lid Paul Eijkelenkamp in samenwerking met de gezamenlijke bonden onderzocht en in een onderzoeksrapport vastgelegd.
Na een juridische beoordeling door een advocaat naar de haalbaarheid van een juridische actie is gezamenlijk besloten het dossier VUT-equivalente premies te sluiten. In dit artikel leggen wij uit waarom.
Waar ging het over?
De VUT-equivalente premie werd bij militairen geheven om gelijkheid te verkrijgen met de andere (burger-)ambtenaren, die VUT-premies moesten betalen. De sector Defensie mocht de opbrengst echter binnen randvoorwaarden zelf besteden, omdat militairen geen VUT-rechten ontwikkelden. In 2018 stelde zowel de landsadvocaat als de HDP dat de VUT-equivalente premies voor arbeidsvoorwaarden zijn gebruikt. Omdat tevens werd gesteld dat de premies voor de kapitaaldekking van het militaire pensioen waren ingezet, rezen er voldoende twijfels over de juistheid om een onderzoek daarnaar te rechtvaardigen.
Wat leverde het onderzoek op?
In een convenant werd in 1995 bij de verzelfstandiging van het ABP afgesproken dat de VUT-equivalente gelden in samenspraak met de bonden mochten worden besteed, mits deze maar niet aan salarissen werden uitgegeven. De VUT-equivalente premies zijn uiteindelijk gebruikt om de overgang te financieren van ‘begrotingsgedekt’ pensioen voor militairen naar een kapitaalgedekt pensioen bij het ABP. Bij het eerstgenoemde pensioen regelt Defensie het pensioen – de pensioenen worden uit de begroting betaald – en bij het kapitaalgedekte pensioen worden premies aan het ABP betaald en ‘ spaart’ het ABP de pensioenuitkeringen bij elkaar. Bij deze overgang is ervoor gekozen om het begrotingsgedekte stelsel te laten bestaan voor de pensioenrechten die tot 1 juni 2001 waren opgebouwd. Alleen de nieuwe pensioenrechten werden via premiebetaling bij het ABP ondergebracht.
Dubbele lasten
Defensie kwam indertijd geld tekort voor een lange periode van dubbele lasten van die twee systemen. Het één betaal je achteraf, terwijl je voor kapitaaldekking vooraf betaalt. Het werkgeversdeel van de pensioenpremies waarvoor Defensie geld tekort kwam, werd door de inzet van VUT-equivalente premies en een leningsconstructie met het ABP voldaan. De bonden kregen destijds geen inzicht in deze constructie. Defensie vond dat de financiering buiten de arbeidsvoorwaarden viel en dus niet hoefde te worden besproken. Ook na gerichte vragen van de CMHF-defensie in 2002 werd geen inzicht geboden. Defensie verklaarde wel dat het gebruik van de VUT-equivalente premies een kritische factor vormde voor de gewenste kapitaaldekking van de militaire pensioenen. Anders zou het niet lukken de pensioenen bij het ABP onder te brengen.
WOB-procedure
Na een WOB-procedure kwam de inhoud van de financieringsconstructie medio 2018 alsnog aan het licht. Daaruit bleek dat de leningsconstructie, gebruikmakend van de VUT-equivalente premie, ongeveer 35 jaren zou duren. Nadere eigen berekeningen duiden erop dat dit 10 jaar langer zou zijn zonder gebruikmaking van die premie.
Het onderzoeksresultaat sterkte ons in de overtuiging dat de inzet van de VUT-equivalente premie geen kritische factor vormde voor de overgang naar kapitaaldekking. Het maakt namelijk geen verschil of de leningconstructie nou 35 of 45 jaar duurt; uiteindelijk betaalt de overgang naar het ABP zichzelf terug. Hiermee rees de vraag of de bonden indertijd wel zouden hebben ingestemd met het gebruik van de VUT-equivalente premies voor de kapitaaldekking bij het ABP als zij hiervan zouden hebben geweten of voor een andere bestemming zouden hebben gekozen.
Wat zijn de juridische bevindingen?
Het onderzoeksrapport is aangeboden aan een gespecialiseerde advocaat. Die heeft zich gebogen over 2 vraagstukken, namelijk beoordeel de mogelijkheden dat een rechter tot de opvatting komt dat de wijze waarop het besluit de VUT-equivalente premies in te zetten voor de financiering van de kapitaaldekking van het militaire pensioen:
- onrechtmatig tot stand is gekomen;
- dat succesvol beroep kan worden gedaan op bedrog of dwaling.
Op de vraag of de VUT-equivalente premies onrechtmatig zijn gebruik antwoordt de advocaat:
“Op basis van het mij bekende dossier concludeer ik dat de aanwending van de VUT-equivalente premies niet onrechtmatig was”
Op de vraag of er sprake zou kunnen zijn van bedrog geeft de advocaat aan dat je van bedrog kunt spreken als Defensie opzettelijk onjuiste informatie heeft verstrekt of iets heeft verzwegen, terwijl zij verplicht was te spreken. Voor noch het ene, noch het andere is voldoende basis, te meer daar de juridische lat voor bedrog hoog ligt.
Op de vraag of er sprake zou kunnen zijn van dwaling reageert de advocaat met de stelling dat voor dwaling de lat iets minder hoog ligt, omdat opzet niet hoeft te worden bewezen, maar dat kans op succes desondanks klein is. Daarbij speelt het verjaringsaspect (van 3 jaar na ontdekking) een rol, maar ook de opvatting dat rechtspraak uitwijst dat de rechter een verplichting tot preventief inlichten in een proces met professionele onderhandelaars niet snel zal aannemen
Afrondend
Omdat de kans op succes erg klein is, hebben de bonden en Paul Eijkelenkamp besloten af te zien van een juridisch vervolg. Voor de toekomst heeft dit dossier ons geleerd dat we ons niet snel moeten neerleggen bij een minder coöperatieve houding van de werkgever als het gaat om noodzakelijke informatie om een weloverwogen standpunt ergens over te kunnen innemen.