Afgelopen week stond in De Telegraaf een artikel met de kop ‘Dijsselbloem: korting op pensioen onvermijdelijk’. Toen ik het artikel las dacht ik: ‘Heb ik iets gemist tijdens mijn vakantie? Wat is er met “mijn” ABP gebeurd, dat kortingen volgens voormalig minister van Financiën Jeroen Dijsselbloem onvermijdelijk zijn?’ Nu roept hij dit al enige jaren maar waarop baseert hij deze uitlating?

Het gaat volgens mij helemaal niet slecht met mijn ABP. Dit wordt bevestigd door de actuele financiële situatie die op ABP.nl is gepubliceerd. Daar valt te lezen dat de eerste 7 maanden van dit jaar voor het ABP fantastisch zijn verlopen: het rendement bedroeg op dat moment 13% en het vermogen van het ABP is vanaf 1 januari 2019 van 399 naar 451 miljard gegroeid. Een rendement van 52 miljard euro! Nu zegt dit bedrag op zichzelf niets, behalve natuurlijk dat 52 miljard heel veel geld is. Voor de beeldvorming is het dan ook goed om hieraan toe te voegen dat het ABP in 2018 ongeveer 11 miljard aan pensioenuitkeringen uit heeft gekeerd. Daar stond 10 miljard euro aan premie-inkomsten tegenover. Dus het ABP keerde 1 miljard meer uit aan pensioenen dan dat er aan premie binnenkwam. In dit licht bezien is 52 miljard dus óók heel veel geld.

Waar komt de dramatische kop in De Telegraaf dan vandaan? Want de actuele (dagwaarde) situatie laat heel iets anders bij het ABP zien. Dijsselbloem verwijst naar de in zijn tijd als minister van Financiën gemaakte afspraken omtrent de rekenrente waarmee pensioenfondsen decennia lang vooruit moeten rekenen. Mijn ABP moet rekenen met een fictief rendement van maar 0,7%. Dit is het tienvoudige minder dan het gemiddelde rendement dat mijn ABP de afgelopen 30 jaar heeft behaald! Door deze rekenrente (destijds door Dijsselbloem en De Nederlandse Bank vastgesteld) die maar blijft dalen vanwege het gevoerde ECB-beleid, zakt de vereiste dekkingsgraad van 104,2% steeds verder weg en zijn kortingen volgens deze systematiek onvermijdelijk. Op de ABP-site staat dat de dekkingsgraad nog maar 93,9 % is. Dit houdt in dat voor iedere euro aan verplichtingen er maar 93,9 eurocent in kas zit. De fantastische rendementen die ABP sinds jaar en dag behaalt worden dus door het gevoerde kabinetsbeleid genegeerd, omdat er alleen met een kunstmatig vastgesteld rendement – lees rekenrente – mag worden gerekend.

Ik begrijp dat behaalde resultaten uit het verleden geen garantie zijn voor de toekomst en ik ben het met Dijsselbloem en DNB (onder leiding van Klaas Knot) eens dat we ons niet rijk moeten en mogen rekenen. Maar wees dan wel bedachtzaam met een realistisch rendement en stop met het bang maken van jong en oud met de onheilstijding dat er niets in ‘de pot voor hen blijft zitten’. Ik sta niet alleen in mijn kritiek. Ook ABP bestuursvoorzitter Corien Wortmann-Kool zei vorig jaar: ‘We zien dat de financiële situatie van ABP stap voor stap verbetert. Maar de pensioenen kunnen we de komende jaren niet verhogen met de inflatie. Ik kan dat niet meer uitleggen aan de mensen die pensioen bij ons opbouwen of ontvangen.’ Maar er verandert niets!

Het thans gevoerde beleid heeft desastreuze gevolgen voor alle deelnemers bij het ABP:

  • Het pensioen worden al jaren voor zowel gepensioneerden als werkenden niet geïndexeerd. Sinds 2009 heeft dit tot een geldontwaarding van 15,8% van ons pensioen geleid omdat de inflatie niet wordt gecorrigeerd;
  • De pensioenpremie is sinds 2016 gestegen met 6% gestegen en heeft dus negatieve gevolgen voor de koopkracht van actieve deelnemers. Als de dekkingsgraad onder de 100% blijft zal het ABP-bestuur de pensioenpremies voor 2020 wederom aanzienlijk moeten gaan verhogen. Dit heeft nagenoeg geen effect op de dekkingsgraad maar is het enige middel dat het ABP-bestuur heeft naast het afstempelen van pensioenen;
  • Waarom moet mijn ABP verplicht Nederlandse Staatsobligaties kopen met een negatieve rente? Is dat in het belang van de deelnemers of in belang van de minister van Financiën en De Nederlandse Bank, beide toevallig ook bedenkers en fan van de huidige pensioenspelregels?

De geloofwaardigheid van het kabinet staat op het spel. Hoe kan het dat als pensioenfondsen goede rendementen behalen, zij en hun deelnemers gestraft worden met een fictief rendement dat bij lange na niet in de buurt komen van de werkelijkheid? Het kabinet heeft dan ook een serieuze uitdaging de komende maanden. Het gevoerde pensioen(wan)beleid begint steeds meer te knellen. Het valt niet meer uit te leggen aan de deelnemers van het ABP dat pensioenen gekort moeten worden en de premies zullen moeten stijgen terwijl onze pensioenpot alleen maar ‘gevulder’ raakt. De koopkracht in 2020 zal wederom onder druk komen te staan doordat indexatie van pensioenen niet aan de orde is en de pensioenpremie voor werkende wederom omhoog gaan. Met alle gevolgen van dien voor de koopkrachtverbetering die het kabinet voorstaat. Het wordt dan ook tijd dat de politiek gaat ingrijpen om de pensioendwaling een halt toe te roepen. Want ik heb het gevoel dat de bedenkers van het huidige systeem niet over hun schaduw zullen gaan stappen om het door hun bedachte beleid aan te passen. De komende maanden worden dan ook interessant voor de (ABP) pensioendeelnemers. Het wordt erop of eronder voor onze pensioenen. Ik ga voor erop en mocht het nodig zijn dan ga ik ervan uit dat u en ik voor ons pensioen zullen opstaan en ten strijde trekken.