Kapitaalvernietiging
Door: Kolonel b.d. Charlef Brantz
Kort gezegd: hoogverraad is een verzamelnaam voor misdrijven tegen de interne veiligheid van de staat en dat is precies wat achtereenvolgende kabinetten hebben gedaan (3). Die regeringen hebben door de bewuste erosie van het veiligheidsapparaat niet alleen militairen in de kou laten staan; ze hebben nagelaten de bevolking te informeren over de effecten van de verslechterende staat van het veiligheidsapparaat. Ze hebben de veiligheid van de Nederlandse bevolking in gevaar gebracht en de marges verruimd om de Nederlandse samenleving te destabiliseren. Hoe noemt men dat?
Juist ja, hoogverraad.
Politieke postbode van een minister-president
Moet een minister nu wel of niet een materiedeskundige zijn? Afhankelijk van de achtergrond van degene die de vraag beantwoordt, luidt het antwoord nee (politicus) of ja( militaire werkvloer). Niet verrassend, want de niet-materiedeskundige wil graag aan het defensieroer staan en blijven; de militair wil liever iemand die weet wat een militair doormaakt. Herinnert u zich nog de uitspraak van toenmalig minister van BuZa Koenders toen militairen vorig jaar voorstelden om de missie in Mali af te breken en te stoppen? ‘Volgens mij gaan militairen daar niet over, maar de politiek’, verklaarde Koenders in sep- tember 2016. Wie de man een keer is tegengekomen, verbaast zich niet over zijn grenzeloze arrogantie. Helaas verwoordt hij wel de opstelling van een aantal politici ten opzichte van het uitvoerende deel van Defensie: de krijgsmacht. Militairen die de sterk gerafelde Nederlandse vlag in den vreemde moeten hooghouden en opgezadeld worden met een selectieve toepassing van de vrijheid van meningsuiting. Kritiek moet binnenskamers worden geuit om kritische teksten vervolgens snel in het ronde archief op te laten bergen.
De minister van Defensie stelde in 2012 bij haar aantreden dapper dat ‘ons land rust op drie stevige pijlers: vrijheid, veiligheid en welvaart’ en vulde die woorden aan met: ‘een sterke krijgsmacht voor een welvarend Nederland. Daar sta ik voor’. De militaire werkvloer had direct door dat zij geen flauw benul had van de bouwval waarin de krijgsmacht inmiddels was veranderd. Door de voortdurende bezuini- gingen en personeelskrimp was van een sterke krijgsmacht absoluut geen sprake meer. De Algemene Rekenkamer bevestigde dat in haar Verantwoordingsonderzoek waarin staat te lezen dat ‘Defensie voor het eerst niet meer volledig kan voldoen aan de doelstelling om het Nederlandse en het NAVO-grondgebied te verdedigen … verscheidene jaren is het onderhoudsproces met name door het gebrek aan reserveonderdelen niet op orde … heeft zeer negatieve directe gevolgen voor de operationele gereedheid’. Uit die tekst wordt duidelijk dat Defensie nationale sterkhouder af is, internationaal nauwelijks potten kan breken en de krijgsmacht alleen nog functioneert dankzij de onverzettelijkheid en loyaliteit van haar personeel.
Gevangen tussen het relatieve onvermogen van een minister om een stempel op het defensiebeleid te drukken, het negatieve effect van een voortdurend krimpend defensiebudget op mens en materieel en de politieke neiging tot micromanagement, bevindt Defensie zich in de hoek waar de politieke mokerslagen vallen. Defensie is in politiek opzicht minder interessant en de defensietop wordt daardoor gedwongen te faciliteren en tot het opvolgen van de politieke wensen van regering en parlement. Besparingen moeten dan voortdurend gezocht en gevonden worden in krimp van personeel, beperking in opleiding en oefening en gaan ten koste van slagkracht en bescherming; de twee pijlers van geloofwaardigheid van een krijgsmacht. En de minister? Als niet-materiedeskundige ploegde zij voort en voerde uit wat de mi- nister-president haar voorkauwde.
In de aanloop naar verkiezingen maken politici zich sterk voor Defensie
Opmerkelijk is het opportunisme buiten de militaire structuur. Het liefst vlak voor de verkiezingen. Na het verschijnen van de Prioriteitennota in 1993 riepen politici dat de in gang gezette bezuinigingen het absolute minimum zouden moeten zijn. In 2001 vonden organisaties als de Adviesraad voor Internationale Vraagstukken (AIV) bezuinigen een slecht idee, het zou de doodsteek zijn voor de internationale positie van Nederland. Die constatering werd ondersteund door een aantal politici en experts die waarschuwden dat ‘verder bezuinigen resulteert in een marginale krijgsmacht waardoor Nederland op het internationale podium zijn vooraanstaande positie als gidsland verliest. Nochtans volg- den er nog meerdere bezuinigingsrondes’.
Door het grote aantal bezuinigingsrondes lijkt het of Nederlandse politici de krijgsmacht beschouwen als een instrument dat meer met minder kan doen en helaas wordt dat bij herhaling door de krijgsmacht ook bevestigd. Politici krijgen daardoor een optimistischer beeld van de effecten van bezuinigingen en zien bijvoorbeeld in positieve reacties uit de monden van (opper-) officieren een bevestiging dat de achter- liggende bezuinigingen inderdaad tot een beter functionerende krijgsmacht hebben geleid. Maar beter functioneren uitgedrukt in doelmatigheid, heeft echter zelden geleid tot een slagvaardige krijgsmacht, uitgedrukt in effectiviteit.
De houdbaarheidsdatum is overschreden
Kan, moet en wil een militair een grens stellen aan zijn loyaliteit? In mijn ruim 37-jarige diensttijd binnen de defensieorganisatie heb ik een aantal keren moeten ervaren tot welke gevolgen een openhar- tige benadering van problemen waarmee militairen worden geconfronteerd kan leiden. Hoewel ik me regelmatig heb afgevraagd of ik me nog wel voor koningin en vaderland wilde en moest inzetten, ben ik doorgegaan om de belangen van militairen en organisatie te behartigen. In mijn geval bleek loyaliteit ondanks de eenzijdigheid van het contract geen grenzen te hebben gehad, omdat ik vond dat een officier dicht bij zichzelf moest blijven, problemen moest blijven benoemen en zich moest inspannen om de belangen van de werkvloer te behartigen. Mijn houdbaarheidsdatum bleek oneindig te zijn.
Vandaag, 22 februari 2018, stel ik vast dat die datum bij het grootste deel van onze speciale eenheden ruim overschreden is. Dat moet worden geconcludeerd uit de tekst van een boek4 dat een aantal militai- ren al onder ogen heeft gehad. Wanneer leden van die speciale militaire eenheden- weliswaar zonder naam en toenaam – voor de tweede keer in de openbaarheid treden om Nederland op de hoogte te stel- len van de rampzalige toestanden binnen hun gelederen, dan zijn zelfs zij de wanhoop nabij. Een aantal van hun uitspraken doet de nekharen overeind staan zoals ‘missies in vijandelijk gebied zijn eigenlijk geen optie meer… we kunnen door slecht materieel en uitrusting niet meer vechten… we zijn qua niveau gezakt onder het niveau van Oostbloklanden (en die bezuinigen niet op speciale eenheden)…we kunnen als onderdeel van onze counterterrorisme opdracht gijzelingen op een veilige wijze beëindigen… we wagen ons leven in een vreemd land voor een kleine € 3 per uur…’.
Militairen met net zoveel uitzendingen achter de rug als drie jaar vakanties van Kamerleden, praten niet graag over hun problemen. Maar nu ze zich schamen niet meer hun opdrachten te kunnen uitvoeren, moeten ze zich wel uitspreken. Niet meer binnenskamers; niemand heeft geluisterd, niemand heeft gehandeld. De teloorgang van de eenheid waar ze zo trots op zijn, weegt zwaarder dan de ongeschreven wetten dat kritiek binnenskamers moet worden geuit. Verzwijgen van problemen terwille van de veiligheid. Ze hebben vastgesteld dat de veiligheid van het individu, van hun eenheid onder de huidige omstandigheden gebaat is met het naar buiten brengen van de problemen die hebben geleid tot ongewenste slachtoffers. Zoals een van hen benadrukte ‘… het gaat mij niet om schadevergoeding, het gaat mij om de namen en rugnummers van de échte ver- antwoordelijken …’
Wat doen de papierschuivers en bankzitters op het ministerie? Die maken zich zorgen over de inhoud van het boek en sturen hun defensie-communicatiemedewerkers op pad met de opdracht een exemplaar van het boek in bezit te krijgen voordat het boek in de schappen ligt. Journalisten werden benaderd of ze de inhoud al kenden.
Dood door Haagse bureaucratie
Een aantal jaren geleden meende een voormalig minister van Defensie zijn beperkte materiedeskundigheid te moeten etaleren en sprak de gedenkwaardige woorden: De krijgsmacht is en blijft op het niveau van de Champions League. Woorden die, gezien de ruïne-achtige staat van de krijgsmacht nauwelijks serieus genomen kunnen worden. Ook voor de afslanking was onze krijgsmacht dat al niet. Ook de kanttekening van de premier dat ‘Defensie ook internationaal gezien wel degelijk een woordje blijft meespreken’ bracht in het buitenland de handen niet op elkaar. Voor het Champions League niveau en het internationaal kunnen meespreken van een krijgsmacht zijn drie aspecten voor de externe waarnemer relevant: slagkracht, intentie en (structurele) financiëlearmslag. Die externe waarnemer constateert dat twee van de drie – slagkracht en financiële armslag-ingrijpend zijn uitgehold.Vooral door slagkracht krijgt een strijdmacht een hoge geloofwaardigheid en het afstoten van de Leopard tanks en een groot deel van het F-16 bestand, is geen aanzet om het buitenlandse vertrouwen in onze geloofwaardigheid tevergroten.
Waar sinds 1993 voortdurend voor gewaarschuwd werd, is nu realiteit. Daar doen mooie woorden van politici en sussende optimistische uitspraken van opper- en vlagofficieren niets aan af. Als militairen van speciale eenheden aan de alarmbel blijven trekken, moet er gewoon geluisterd worden in Den Haag en Utrecht. Wanneer ingrijpende maatregelen uitblijven en de uitstroom toeneemt, zullen alleen hogere officieren en onderofficieren overblijven om missies in verre landen uit te voeren. Ik ben benieuwd of hun ervaringen dan wel tot substantiële verbeteringen zullen leiden.
De politiek is in het geval van de krijgsmacht in een ding heel ervaren: kapitaalvernietiging. Eerst kapitaalvernietiging van het hoogwaardige materieel dat de hoeksteen vormde van de stootkracht, nu is het de kapitaalvernietiging van het personeelsbestand. Nog even en het militaire apparaat is alleen nog geschikt om de taken van de padvinderij voor zijn rekening te nemen.
Eindnoten
- Carré 1-2017
- Carré 3-2017
- Zie voorkopie ‘Rusland en de Nederlandse defensie-inspanningen’vandeAdviesraadInter- nationale Vraagstukken (AIV), een product van deCommissieVredeenVeiligheidwaarinonder voorzitterschap van prof. ir. J.C.Voorhoeve o.m. de generaals b.d. M.L.M. Urlings en dr. D. Starink de militaire kleur vertegenwoordigen.
- DooddooreigenVuur; februari2018, Charles Sanders en Michael Ruperti