"tekst Kristel van Teeffelen foto’s Werry Crone; TROUW 23 januari 2018"

Liever een baan als burger

AFZWAAIEN
Defensie heeft moeite personeel te behouden. Beperkte carrièrekansen, een disbalans tussen werk en privé: de jonge militair wil het niet meer.

Hij is die ochtend voor het eerst in bijna tien jaar wakker geworden als burger, vertelt Martijn van der Werff (37). Met pijn in zijn hart, zegt hij er direct bij. Want hoewel het zijn eigen keuze is de krijgsmacht te verlaten, gaat hij de kameraadschap missen. “Als je drie weken lang slaapzakken hebt gedeeld, op elkaars lip hebt gezeten, dan bouw je toch een hechtere band op dan dat je vijf dagen in de week naast elkaar op kantoor zit.”

Van der Werff is een van naar schatting 2800 mensen die het afgelopen jaar uit eigen beweging vertrokken. De cijfers over de tweede helft van 2017 zijn nog niet officieel vastgesteld, maar het beeld lijkt volgens het ministerie van defensie niet veel af te wijken van het eerste half jaar, toen er 1440 mensen gingen. Nou zit er in het karakter van de organisatie van nature een groot verloop. Soldaten krijgen bijvoorbeeld in beginsel een contract van acht jaar en in de hogere rangen zijn minder functies te vergeven dan voor beginnende offici.ren. Toch is het grote aantal mensen dat zelf besluit te vertrekken wel degelijk problematisch. Want er is al een tekort aan personeel. Halverwege 2017 waren er 5600 onbezette functies, waarvan 4800 militair.

Het ministerie van defensie erkent zelf dat dat gat niet opgevuld kan worden met werving alleen. De nadruk moet ook gaan liggen op het behoud van personeel, schreef de toenmalige minister Jeanine Hennis-Plasschaert afgelopen september in een brief aan de Tweede Kamer. Iets waar de Nederlandse Officierenvereniging het hartgrondig mee eens is. “In de afweging behoud versus werving, is werving de duurste optie”, stelt voorzitter Ruud Vermeulen. “Bovendien gaat een te grote uitstroom ten koste van het vertrouwen van personeel in de organisatie. Het heeft daarmee een zelfversterkend effect.”

Dus werkt Defensie aan nieuw beleid om personeel ervan te overtuigen om te blijven. Geen eenvoudige klus, omdat iedereen zo zijn eigen redenen heeft om het uniform uit te trekken. Teleurstelling vanwege een gebrek aan carrièreperspectief bijvoorbeeld. De disbalans tussen privé en werk, of de aantrekkende arbeidsmarkt, wat de kansen in ‘de burgermaatschappij’ vergroot. En vaker nog is het een combinatie van factoren, blijkt uit gesprekken met vertrokken militairen.

Zo kan ook Van der Werff niet één reden noemen voor zijn vertrek. Hij doorliep een voorspoedige carri.re bij Defensie nadat hij op zijn 28ste besloot zich aan te melden. Hij deed op dat moment een promotieonderzoek naar kankerdiagnostiek in Leiden. “Ik zat ’s avonds alleen in het lab en hoorde een spotje van de Landmacht op de radio. Ik denk dat de belofte van leiding geven in combinatie met het avontuur mij triggerde me aan te melden.”

Op dag één had ik al een confrontatie met een meerdere

De overgang was, zacht gezegd, wennen. “Ik kwam uit een cultuur waar mensen continu met je in discussie gaan. Dag één van mijn opleiding had ik al een confrontatie met een meerdere omdat ik vroeg of we het niet beter z. konden doen. Ik heb snel geleerd dat soort dingen op een andere manier aan te kaarten.”

Van der Werff kwam terecht bij de verbindingsdienst, verantwoordelijk voor alle communicatie tijdens een missie. Hij haalde zijn rode baret toen hij bij de luchtmobiele brigade in Schaarsbergen als pelotonscommandant aan de slag ging, kwam in aanmerking voor de rang kapitein en werkte uiteindelijk bij de staf van de Landmacht. Maar waar hij in het begin voldoening haalde uit het avontuur en het fysieke aspect, begon hij de intellectuele uitdaging te missen. Van der Werff: “Voordat je op een positie zit waar je echt wat te zeggen hebt, ben je zeker twaalf jaar verder.”

Binnen Defensie wordt dat de ‘onderbouw’ genoemd. De overgang naar de ‘bovenbouw’ – en daarmee een contract tot aan het pensioen – maken de meesten pas als ze ergens halverwege de dertig zijn.

Het is iets dat ook de 29-jarige Wouter Oord opbrak. Hij maakte afgelopen zomer de overstap van Defensie – de organisatie waar hij zich elf jaar geleden vers van de middelbare school aanmeldde – naar een kantoorbaan bij de NS. Hoewel de vooruitzichten in zijn carrière volgens hem goed waren, was hij er klaar mee telkens tegen een plafond op te botsen.

Martijn van der Werff is nu werkzaam bij het Instituut voor Fysieke Veiligheid.
Foto: Werry Crone

Stress

“Voordat je iets baanbrekends kunt doen. Voordat je echt je stempel kunt drukken binnen de organisatie. Dat duurt ontzettend lang. Je moet eerst een hoop rangen en functies door tot je daar bent. Er zitten gewoon te veel lagen tussen van allemaal mensen die nog iets moeten bewijzen. Ik ging bij mezelf denken: dan ben ik straks halverwege de dertig als ik ben waar ik nu al wil zijn. Dan heb ik misschien wel een gezin. Wil ik dit wel?” Bovendien wilde hij er vanwege het overlijden van zijn stiefvader meer voor zijn familie zijn en dat ging niet bij Defensie.

In de burgermaatschappij heeft Oord nu ervaren hoe het ook kan. “Natuurlijk denk ik soms: dus dit is stress op kantoor? Dat is niet te vergelijken met waar je bij Defensie mee te maken krijgt. Maar verder valt me vooral op dat ik nog geen moment een grens ben tegengekomen. Mijn manager zegt: je hebt een idee, doe maar, laat je niet tegenhouden.”

Voor Martijn van der Werff speelde ondertussen ook iets anders. Hij had een gezin gesticht met twee jonge kinderen. En hij stond op het punt een baan in Den Haag te krijgen. Dat betekende een nog langere reistijd vanuit het Gelderse Hall en nog minder tijd voor zijn gezin.

Dat veel van huis zijn, het plichtsgevoel dat als je je uniform draagt, je ook inzetbaar bent voor missies, dat ging hem opbreken. Toen er een kans buiten Defensie langskwam, besloot hij de baan aan te nemen. Hij werkt nu bij het Instituut voor Fysieke Veiligheid.

Het is iets dat voor een hele generatie militairen ondenkbaar was om te zeggen: mijn gezin gaat voor de werkplichten. Nog steeds gaan er wenkbrauwen omhoog als je zegt dat je privé op de eerste plaats zet. Toch is Van der Werff zeker niet de enige.

Neem Jeroen Lalleman (36). Zijn gezin is de voornaamste reden dat hij 1 december uit dienst ging en een baan aannam bij een technologiebedrijf Nedap. “Ik kan voor het eerst met mijn vrouw en dochter ontbijten, daar geniet ik zo ontzettend van”, zegt hij.

En dat terwijl hij een glansrijke carrière bij Defensie doorliep. Lalleman besloot zich zeventien jaar geleden na de middelbare school en een half jaar bouwkundestudie aan te melden bij de officiersopleiding KMA. “Ik had behoefte aan structuur, aan betrokkenheid, mensen om me heen die net zo gemotiveerd waren als ik.”

Dat hij daarmee ook koos voor een vak met grote risico’s, daar stond hij naar eigen zeggen op dat moment niet bij stil. Dat realiseer je je pas als je er werkt. Maar zelfs dan hoort het erbij. “Als je op missie gaat, ben je bezig met uitoefenen van je vak. Je traint voor inzet. Het geeft voldoening als je dat eindelijk mag uitvoeren.”

Lalleman werd na zijn opleiding pelotonscommandant in Eibergen, ging aan de slag bij een tankbataljon in Havelte en schopte het tot militair assistent van de directeur operaties. Daar werd hij uiteindelijk bevorderd tot majoor.

Dat laatste was alles behalve vanzelfsprekend. Want door stevige bezuinigingen op de krijgsmacht werd er een bevorderingsstop afgekondigd. Dat betekent dat alleen als er helemaal niemand voor een functie te vinden is met de juiste rang, iemand met een lagere rang ervoor in aanmerking komt.

Lalleman: “Iedereen die klaar was voor de volgende stap, stokte dus opeens. Dat waren ook jongens die na twaalf jaar onderbouw nu echt toe waren aan de stap naar de bovenbouw. Dan krijg je onvrede. De uitdaging ontbreekt. Dat is ook slecht voor de organisatie zelf. Je wil dat iemand zoveel mogelijk ervaring opdoet, dat iemand uitdaging vindt in zijn werk.”

Die bezuinigingen. Het heeft de sfeer en de werkmentaliteit er niet op verbeterd binnen de organisatie, zeggen de militairen die vertrokken. Gaten die met gaten worden gevuld. Materiaal waarmee wordt geoefend dat niet deugt. En personeelstekorten die maar niet worden opgelost.

Wouter Oord: “Het enige wat ik de hele dag te horen kreeg, was: geen geld. Dan gingen tijdens een oefening de ruitenwissers van de kijker van een infanteriegevechtsvoertuig kapot. Ik stop de wagen. Kreeg ik te horen: ‘Dan moet je maar zo nu en dan met een doekje die kijker laten schoonvegen’. Dat doe je dan, want zo gaat dat, je hebt die verrekte loyaliteit.”

 

Het enige wat ik de hele dag te horen kreeg, was: geen geld

Toch vindt Oord het te makkelijk om het alleen af te schuiven op de bezuinigingen. Het is volgens hem ook het niet willen veranderen. Het oude in stand blijven houden. Iets dat ook Jeroen Lalleman benoemt. “Natuurlijk moet er geld bij, maar het zou ook goed zijn als Defensie nadenkt over een ander functiehuis. Ook toen er een bevorderingsstop werd afgekondigd, had ik het gevoel dat er niets gebeurde. Ik heb dicht op het vuur gezeten, maar ik heb nooit oplossingen gezien. Er werd gewoon afgewacht.“

Inmiddels is er door het ministerie van defensie een actieplan opgesteld om personeel te behouden. Zo moet de organisatie flexibeler worden. Denk aan het verruimen van de mogelijkheden om militairen tijdelijk aan het werk te laten gaan buiten hun eigen krijgsmachtonderdeel. Het vergroot de loopbaanmogelijkheden, hoopt het ministerie.

De Nederlandse Officierenvereniging is het daarmee eens. Personeel van Defensie zou wat hen betreft zelfs tijdelijk bij andere werkgevers kunnen werken, terwijl ze op papier nog bij de krijgsmacht in dienst zijn. Dat kan mensen die even een andere focus hebben de kans geven een carrière bij Defensie niet voorgoed af te schrijven.

Maar verder moet de krijgsmacht vooral weer een plek worden waar je wílt werken, benadrukt voorzitter Ruud Vermeulen. Er zit na jaren van bezuinigingen te veel zuur en wantrouwen in de organisatie. “Defensie is een unieke organisatie met uniek personeel. Je neemt risico’s voor je vak, en terecht. Daar ben je ook voor gekomen. Maar je moet erop kunnen vertrouwen dat als het mis gaat, de organisatie er staat voor jou en je familie.”

Afgelopen vrijdag nog concludeerde een externe commissie juist het tegenovergestelde. De veiligheid van het personeel is op dit moment niet op orde bij Defensie. Dat ligt ook aan de cultuur binnen de organisatie, aldus de commissie, die onderzoek deed in opdracht van het ministerie. De zogenoemde Can domentaliteit overheerst: als het niet gaat zoals het moet, dan moet het maar zoals het gaat.

 

Wouter Oord is nu werkzaam bij de NS.
Foto: Werry Crone

Spijtoptanten

De commissie deed een aantal aanbevelingen om te zorgen dat het belang van veiligheid niet alleen op papier bestaat, maar ook in de praktijk. Ank Bijleveld, de huidige minister van defensie, beloofde die aanbevelingen over te nemen.

Voor deze drie militairen die afgelopen jaar hun uniform in de kast hingen, komen die veranderingen te laat. “Ik draag Defensie een warm hart toe, maar ga niet meer terug”, zegt Oord. Lalleman en Van der Werff zijn minder stellig. Wie weet, als de kinderen ouder zijn, keren ze terug. “Die mensen werden altijd bestempeld als spijtoptanten”, zegt Lalleman. “Gelukkig is dat al aan het veranderen.”

tekst Kristel van Teeffelen foto’s Werry Crone; TROUW 23 januari 2018