Nadenken over de toekomstige landmacht
In het kader van de ontwikkeling van zijn toekomstvisie, heeft C-LAS het The Hague Centre for Strategic Studies (HCSS) gevraagd hun perspectief te geven op de toekomstige landmacht. Dit heeft geresulteerd in de studie Playing to Your Strengths. A Different Perspective on Future Capabilities for the Royal Netherlands Army[3], die eind september aan generaal Beulen is aangeboden. Deze studie heeft als input gediend voor de toekomstvisie van de landmacht. De HCSS-studie is gestructureerd langs ’zes verschillende maar verbonden thema’s die het denken over nieuwe of vernieuwde capaciteiten stimuleren’ (zie figuur 1).
In dit artikel lichten we enkele belangrijke bevindingen uit Playing to Your Strengths toe, en geven kort aan hoe deze terugkomen in Veiligheid is Vooruitzien.
Complexe dreigingen
Als gevolg van technologische, sociaal-culturele en politieke ontwikkelingen verandert de aard van conflict voortdurend. Dit proces is eerder evolutionair dan revolutionair, maar kent historisch gezien wel duidelijke pieken. In de overgang van het industriële naar het informatietijdperk zitten we in zo’n periode van snelle verandering. De risico’s en dreigingen waarmee Nederland en zijn bondgenoten worden geconfronteerd zijn complex, zowel in de betekenis van ‘moeilijk te bestrijden’ als ‘samengesteld’, mede omdat ze kenmerken van beide tijdperken vertonen. Terwijl de militaire interstatelijke competitie toeneemt[4], moderniseren potentiële statelijke tegenstanders hun traditionele kinetische wapenarsenaal, maar verkennen ze tegelijkertijd andere instrumenten om invloed uit te oefenen op hun tegenstrevers. Het informatiedomein is een belangrijk strijdtoneel geworden, naast – maar vooral verweven met – dreigingen op zee, te land, in de lucht en in de ruimte. De manipulatie van maatschappelijke discoursen, beïnvloeding van verkiezingen of financiering van ‘tegenkrachten’ in westerse democratieën door de Russische regering is een voorbeeld.
Met de proliferatie van militair bruikbare technologie kunnen ook steeds meer niet-statelijke actoren beschikken over geweldsmiddelen, zowel in het fysieke als in het digitale domein. ISIS mobiliseert duizenden krijgers van over de hele wereld met geavanceerde marketingcampagnes op sociale media. In een verbonden wereld ontstaan ook steeds meer genetwerkte dreigingen van statelijke en niet-statelijke actoren, vaak in onduidelijke en schimmige verbanden. Landen spannen samen met gewapende bendes in proxyconflicten met veel geweld, zoals in Syrië en Jemen. Naarmate het terrorisme internationaliseert, gebeurt hetzelfde voor de verwevenheid van misdaad en terrorisme, waarbij de vermenging van beide milieus de drempel voor extreem geweld verlaagt[5]. Kleine groene mannetjes, trollenfabrieken, cyber hackers en industriële spionnen opereren in de ‘grijze zone’ onder de drempel van een open conflict, waarbij vaak onduidelijk is wie – direct en/of op de achtergrond – verantwoordelijk is en of het om losse of om samenhangende activiteiten en incidenten gaat.
Bij de presentatie van zijn toekomstvisie benadrukte generaal Beulen de absolute noodzaak van vernieuwing om aan deze complexe en dynamische dreigingen het hoofd te kunnen bieden. Hij stelde dat, zelfs als er geen verdere stijging van het defensiebudget mocht plaatsvinden, er nog vol moet worden ingezet op innovatie.
Informatie centraal
In het informatietijdperk is een hoogwaardig actueel beeld en begrip van de omgeving en een daarop gebaseerde superieure besluitvormingscyclus (beter en sneller dan de tegenstander) de cruciale succesfactor. Maar wellicht nog fundamenteler is dat informatie steeds meer de centrale (productie-)factor in onze economie en samenleving vormt. Controle over informatie in allerlei vormen is steeds meer datgene waar conflicten om draaien, anders dan controle over gebieden of bevolking. Informatie en informatiesystemen zijn niet alleen essentiële middelen (enablers), maar worden daarnaast ook steeds belangrijker als doelwit en wapen. Hybride conflictvoering draait in belangrijke mate om de rol van informatie (en desinformatie) in het beïnvloeden van het gedrag van mensen[6].
In termen van de OODA-loop – de zich steeds herhalende Observe-Orient-Decide-Act cyclus – stond informatie al centraal in de Observe– en Orient-fasen en was daarmee sturend voor de Decide-fase. Maar informatie wordt nu ook het brandpunt van de Act-fase. De huidige term ‘informatiegestuurd optreden’ is toepasselijk, maar te beperkt. ‘Informatiecentrisch optreden’ is een betere term, omdat informatie en informatie-infrastructuren steeds meer het zwaartepunt worden waar het militair optreden om draait. OODA-loops zijn ingewikkelder in het landdomein dan elders. Er is veel te zien, te begrijpen en te handelen in de gevarieerde en rommelige landomgeving. De uitdagingen zijn breed: hoe kan, als voorbeeld, nog tactische of strategische verrassing worden bereikt bij het optreden in verstedelijkte omgevingen vol met verbonden sensoren? Iedereen met een mobiele telefoon is in staat om in real-time informatie door te spelen aan vijandelijke groeperingen die tevens over de mogelijkheden beschikken om met grote snelheid en precisie vuur uit te brengen. Kortom, het versterken en versnellen van de OODA-loops is het meest uitdagend, maar ook het meest lonend, voor landoperaties.
Veiligheid is Vooruitzien her- en erkent deze opdracht: ’Essentieel voor het winnen van conflicten is dat onze decision loop (van herkennen naar handelen) sneller blijft dan die van de tegenstander’. De rol van informatie en informatietechnologie die steeds meer tot in de haarvaten bepalend is voor het militair (land-)optreden, wordt op verschillende plaatsen in het document benadrukt.
De komende AI-wedloop
In de wedloop naar snellere en betere OODA-loops zullen deze steeds meer algoritmisch worden. Grote hoeveelheden (‘big’) data uit een combinatie van specifieke militaire sensoren, niet-militaire informatieleveranciers en open bronnen worden direct ingevoerd in modellen die niet door mensen zijn geconstrueerd maar ontwikkeld door toepassing van machine learning-technieken. Geavanceerde Artificial Intelligence (AI) modellen zullen niet alleen real-time beoordelingen van situaties plegen, maar in de toekomst ook in staat zijn om courses of action-analyses uit te voeren.
Geautomatiseerde beoordeling van de toestand stelt mensen in staat om zich te concentreren op de meer analytische rollen en strategische beslissingen, terwijl repetitieve taken zoals het monitoren van de omgeving zullen worden geautomatiseerd. De impact van AI lijkt daarmee voorlopig eerder geleidelijk dan sprongsgewijs. Maar als op langere termijn voorspellende AI-systemen voldoende nauwkeurig en betrouwbaar worden, is het zeer wel denkbaar dat het toepassen van geavanceerde AI een cruciale succesfactor in militaire conflicten wordt. Dit kan zelfs leiden tot een wezenlijke herschikking van de machtsbalans tussen machtsblokken die wel of niet vol hebben ingezet op AI. We moeten zorgen dat we aan de goede kant van deze herschikking zitten[7].
AI faciliteert ver(der)gaand gebruik van gerobotiseerde en autonome systemen. Er moet geëxperimenteerd worden met concepten waarin bemande en onbemande systemen in teamverband optreden. De uitdaging voor het komend decennium is de bestaande, maar evoluerende, bemande platformen en systemen te integreren met een klasse van onbemande systemen die op heel andere ontwerpbeginselen, operationele concepten en aansturingsprincipes zijn gebaseerd. Het introduceren van meer autonomie in militaire toepassingen is omgeven met fundamentele ethische en juridische (naast voorlopig ook nog technische) problemen, vooral als het om autonome wapeninzet gaat. Hoewel gesproken wordt over een verbod op zogenaamde lethal autonomous weapon systems (LAWS), zal het problematisch zijn om gebruik van autonome systemen zonder menselijke tussenkomst op het gevechtsveld tegen te gaan als de technologie eenmaal beschikbaar is. Het is daarom zaak voor de landmacht om deze ontwikkelingen niet alleen goed te volgen, maar ook te ervaren. Dit is een rode draad die door Playing To Your Strengths loopt: de noodzaak om hands-on te experimenteren met mogelijke nieuwe toepassingen van opkomende technologieën in het militaire domein.
Deze gedachte is opgepakt door de landmacht, die nog dit jaar start met het opzetten van zes experimenteeromgevingen waarin met het bedrijfsleven en kennisinstituten wordt samengewerkt aan de ontwikkeling en toepasbaarheid van nieuwe technologieën binnen de landmacht (zie figuur 2). Autonome systemen (met de AI-component die daar achter zit) is een van de gebieden waarop concrete ruimte wordt gecreëerd om te experimenteren. Er is overigens geen sprake van experimenten met zelfvurende systemen waar geen mens meer aan te pas komt. De landmacht zet in op sneller en preciezer maken van de besluitvorming waarbij de eindbeslissing steeds bij mensen ligt.
Nieuwe rollen en taken
De complexe veiligheidsomgeving van het komend decennium, waarin fysiek en digitaal geweld zich hebben vermengd, internationale en nationale veiligheid zijn samengesmolten en het onderscheid tussen oorlog en vrede is vervaagd, dwingt de landmacht tot aanpassen om effectief en relevant te blijven. Dit is niet alleen een kwestie van nieuwe capaciteiten. Ook de positie van de krijgsmacht in onze maatschappij en haar rollen en taken moeten opnieuw worden bezien. Het integrale karakter van moderne veiligheidsuitdagingen betekent dat veel partijen (meer) moeten samenwerken, maar ook dat er overkoepelende coördinatie- en afwegingsvraagstukken ontstaan die niet goed ‘verzuild’ kunnen worden afgehandeld. Bovendien zijn de overheid en samenleving als geheel, en niet alleen de krijgsmacht, doelwit voor cyberaanvallen, terroristische acties en desinformatiecampagnes. Maatschappelijke weerbaarheid staat derhalve hoog op de veiligheidsagenda. Welke rol kan de krijgsmacht daarin spelen? Zoals de brandweer brandveiligheid bevordert naast het blussen van branden en de politie de sociale veiligheid in wijken stimuleert naast het opsporen van criminelen, zo zou Defensie een actieve rol kunnen spelen in het wapenen van onze samenleving tegen hybride dreigingen naast haar grondwettelijke monopolie op het uitoefenen van geweld.
De studie Playing to Your Strengths gaat nadrukkelijk de discussie aan over de rollen en taken van de landmacht, als onderdeel van een maatschappijbreed netwerk (‘ecosysteem’) van veiligheidsactoren[8]. De landmacht werkt al veel samen, overwegend in langjarige, geformaliseerde en gesloten samenwerkingen met gelijkgestemde organisaties. Hoewel deze traditionele vorm van samenwerking belangrijk blijft, pleit HCSS voor aanvullende vormen van samenwerking met partners buiten het traditionele defensiedomein en op meer open en losse manieren. Met haar wettelijke basis, omvang en vermogen om gestructureerd, geconcentreerd, langdurig en op alle niveaus van escalatie (inclusief offensieve acties) op te treden, is de krijgsmacht een van de krachtigste spelers in het ‘veiligheidsecosysteem’. Vanuit die kracht kan zij andere partijen ondersteunen en stimuleren om hun specifieke expertise en middelen in te zetten tegen instabiliteit en hybride dreigingen. Deze dienende – en met nadruk niet sturende – rol duiden we aan met de term custodian of security, hoeder van veiligheid. Zo kan de krijgsmacht nader te formuleren normen en standaarden van weerbaarheid gaan bevorderen, naar analogie van de brandweer die niet alleen controleert op brandveiligheidsvoorschriften, maar ook helpt bij de verwezenlijking ervan.
Een van de vier centrale ontwikkellijnen in Veiligheid is Vooruitzien is ’intensiveren van de samenwerking met nationale en internationale partners’. De landmacht gelooft in een ecosysteembenadering; de uitdaging ligt in het concreet maken ervan. Veel partijen in het ecosysteem zien de waarde van (meer) samenwerking. Maar zijn deze partijen bereid dat op een andere basis te doen dan zichzelf in het midden van het netwerk te plaatsen en anderen uit te nodigen zich aan de randen aan te sluiten?
Differentiatie in plaats van uniformiteit
Het bredere palet aan dreigingen in meerdere domeinen, gekoppeld aan mogelijke nieuwe rollen en taken, betekent dat het takenpakket van de landmacht in de toekomst gedifferentieerder wordt. Dit heeft zijn weerslag op de noodzaak tot een meer gevarieerde inventaris van middelen. In het industriële tijdperk werden krijgsmachten gekenmerkt door massaliteit en gelijkvormigheid. Dit gaat veranderen. In de context van grote onzekerheid en een snel veranderende omgeving is uniformiteit eerder een zwakte dan een sterkte. Uniformiteit betekent dat tegenstanders met een beperkte set aan tegenmaatregelen de eigen inzet sterk kunnen bemoeilijken. En in operationele zin maakt massaliteit kwetsbaar voor precision strike van grote afstand, nu de mogelijkheden hiertoe niet meer aan enkele grootmachten zijn voorbehouden.
Een alternatief voor grote, gelijkvormige formaties is een operationeel concept gebaseerd op toegespitste inzet van kleine, flexibele eenheden – in toenemende mate mens-machine teams, zie eerder – die intrinsiek snel en eenvoudig kunnen opschalen en upgraden. Door een dynamische ‘mozaïek’ (vandaar de term mosaic warfare) te creëren van wisselende configuraties van kleinere toegespitste eenheden en systemen die zowel zelfstandig als gecoördineerd kunnen functioneren, worden tegenstanders geconfronteerd met enorme complexiteit. Deze aanpak maakt het bovendien mogelijk om innovatiecycli drastisch te verkorten en daarmee het aanpassingsvermogen van de krijgsmacht te vergroten. De technische uitdaging verschuift van de nauwe integratie van een eenheid of een platform en zijn belangrijke subsystemen naar de connectiviteit en aansturing van netwerken. Militair vermogen ontstaat zo minder vanuit de prestaties van enkelvoudige entiteiten, maar meer vanuit het optreden van het heterogene collectief.
De toekomstvisie van de landmacht gaat niet zover als de HCSS-studie, maar stelt wel dat het profiel van de landmacht verschuift naar ’een set van zelfstandige bouwstenen en modules, die naar behoefte kan worden samengesteld en ingezet met modules van partners’. Om toekomstige dreigingen het hoofd te bieden is de landmacht ervan overtuigd dat, naast vaste structuren, ook ’oproepbare en schaalbare capaciteiten’ nodig zijn. Ook kort-cyclisch verwerven krijgt een plek: ’Waar mogelijk wordt nieuw materieel in kleine jaarlijkse hoeveelheden verworven, in plaats van een grote hoeveelheid in één keer, zodat nieuwe technologieën snel geïmplementeerd kunnen worden’.
Voortbouwen op nationale sterktes
De toekomstige landmacht is niet alleen het product van externe drijvende krachten. Er zijn eigen keuzes te maken[9]. Nederland is ingebed in bondgenootschappen en onze krijgsmacht treedt op in coalitieverband waarbij de ruggengraat van de operatie vrijwel altijd door de grotere landen wordt geleverd. Onze landmacht hoeft niet een kopie van de landstrijdkrachten van de grote landen te zijn. Binnen het kader van een ‘veelzijdig inzetbare krijgsmacht’ – een uitgangspunt dat verstandig blijft, gegeven de gedifferentieerde en complexe dreigingen die ook spelen in situaties waarin steun van partners niet is gegarandeerd – is er wel degelijk ruimte om in te spelen op wat we nationaal belangrijk vinden en waar we sterk in zijn.
De HCSS-studie noemt vier van dergelijke nationale sterktes. Ten eerste is Nederland een middelgroot land dat in staat is op niches het verschil te maken. In Europa is ons land tot op zekere hoogte thought leader voor diverse kleinere landen. Ten tweede heeft ons land een cultuur van praktisch vernieuwen. Nederland scoort onveranderlijk hoog in internationale innovatieranglijsten. Ten derde zijn we goed in inter- en multidisciplinaire samenwerking. Ook de Nederlandse overheid kent verzuiling, maar deze is vaak gemakkelijker te doorbreken dan in veel andere landen. Ten vierde is Nederland ingebed in een indrukwekkende reeks bilaterale, multilaterale en internationale samenwerkingsverbanden. Nederland is ultiem connected.
Veiligheid is Vooruitzien bouwt in belangrijke mate voort op deze sterktes. De landmacht zet in op militaire innovatie voor de mainstream uit. Het inspirerende en mobiliserende effect op partnerlanden – die waar mogelijk rechtstreeks betrokken moeten worden – is hierbij een belangrijke overweging. Deze innovatie krijgt vooral vorm in experimenten, waarin experts en operators elkaar ontmoeten om (nieuwe) technologie effectief toe te passen. De landmacht is al langer bezig steeds opener en meer verbonden te acteren, wat onder meer tot uiting kwam in de ‘3D-benadering’ in Afghanistan. Het opereren in netwerken (conceptueel en technisch) kan nog veel beter en uitgebreider, maar is voor de landmacht geen vreemd concept.
Innovatie als centraal bedrijfsproces
We begonnen met de constatering dat vernieuwing geen luxe maar noodzaak is. Die vernieuwing is geen eenmalige exercitie die de landmacht weer voor vele jaren toekomstbestendig maakt, maar een continu proces om de snelle veranderingen in de omgeving – kansen én bedreigingen – te kunnen volgen. Voor een adaptieve en innovatieve organisatie moet het traditionele ontwikkelings- en verwervingsmodel op de schop. Dit model is gebouwd rond en voor complexe en dure platformen en systemen die worden betrokken uit een semi-gesloten defensie-specifieke markt en die tientallen jaren in de inventaris blijven. Acceleratie van technologische ontwikkelingen vereist dat het innovatietempo van de landmacht fors toeneemt. Het leeuwendeel van de militair-relevante innovatie komt tegenwoordig uit de civiele sector, waar andere innovatiewetten gelden. Moderne innovatieprocessen bij Defensie dienen recht te doen aan innovatiecycli met verschillend tempo: voor de grote militaire platformen die vijftien tot twintig jaar of meer relatief ongewijzigd in de inventaris blijven; voor wapensystemen die steeds meer modulair op die platformen kunnen worden geplaatst; voor informatiesystemen en veel sensoren die steeds meer gebaseerd zijn op civiele technologie en standaarden; en voor relatief simpele gedistribueerde en gekoppelde onbemande systemen die sterk leunen op civiele technologie, maar in hun gezamenlijk gedrag militair-specifiek zijn.
Innovatie moet een centraal proces worden in de waardeketen van Defensie. Dit vereist hervorming van de bedrijfsprocessen rond behoeftestelling, ontwikkeling, verwerving, gebruik, upgrading en afstoting van capaciteiten en systemen. Waar deze processen nu als drempel fungeren voor (snelle) innovatie, zullen ze juist innovatie moeten gaan faciliteren. Een belangrijke organisatorische uitdaging is hoe innovatieprocessen en experimenten tegelijkertijd ‘aan de rand van’ en ‘midden in’ de organisatie te laten plaatsvinden. Het eerste om, niet gehinderd door bestaande structuren en processen, snel technologische stappen te kunnen maken. Het tweede om succesvolle trajecten snel in de organisatie te kunnen incorporeren. Een ander vraagstuk is wanneer en in hoeverre succesvolle experimenten moeten worden opgeschaald. (Hoe) kunnen succesvolle experimenten wel ‘levend’ worden gehouden, en pas opgeschaald (met alle financiële en andere consequenties van dien) als de operationele noodzaak – gekoppeld aan specifieke ontwikkelingen in de veiligheidsomgeving – zich echt voordoet? Innovatie moet worden gekoppeld aan de strategische anticipatiefunctie van Defensie.
De toekomstvisie breekt een lans voor innovatie. De landmacht heeft echter maar beperkt controle over veel van de randvoorwaarden die (groten)deels elders in de organisatie en daarbuiten liggen. De uitdaging is niet alleen technologisch, maar vooral organisatorisch en procesmatig: ’The critical challenge advanced militaries face is not predicting how emergent technology will deliver decisive advantage. Rather, it is the reshaping of large military bureaucracies so that they are best postured to integrate the currently unknowable technological potential to enhance what the future fighting force can deliver in support of policy aims and objectives’[10].
Tot slot
In dit artikel hebben we enkele belangrijke ontwikkelingen en hun implicaties voor belangrijke lijnen van vernieuwing voor het CLAS geschetst. De ruimte ontbreekt hier om de belangrijkste brondocumenten, de HCSS-studie Playing to Your Strengths en de landmachtvisie Veiligheid is Vooruitzien, in de volle breedte te bespreken. De geïnteresseerde lezer nodigen we graag uit verdieping te zoeken in beide documenten zelf.
Eindnoten
- Frank Bekkers is programme director bij het The Hague Centre for Strategic Studies. Hij is een van de auteurs van de HCSS-studie Playing to Your Strengths. Ronald van de Heuvel is senior medewerker van de landmachtstaf en een van de auteurs van de toekomstvisie Veiligheid is Vooruitzien van de landmacht.
- Zie https://www.defensie.nl/downloads/publicaties/2018/11/05/toekomstvisie-koninklijke-landmacht
- Zie https://www.defensie.nl/downloads/publicaties/2018/09/28/hcss-onderzoek-%E2%80%98playing-to-your-strengths%E2%80%99. Merk op dat de studie, op verzoek van de opdrachtgever, Engelstalig is om de toegankelijkheid voor internationale partners van het CLAS te vergroten.
- Zie https://hcss.nl/report/global-security-pulse-april-2018
- Zie https://hcss.nl/report/global-security-pulse-september-2018-crime-terrorism-nexus
- Zie https://hcss.nl/report/global-security-pulse-august-2018-russian-political-warfare
- Zie https://hcss.nl/report/artificial-intelligence-and-future-defense voor een analyse over de langere termijn impact van AI in het defensiedomein.
- Hierbij wordt voortgebouwd op het gedachtengoed dat onder meer in de HCSS-studie Better Together. Towards a new cooperation portfolio for defense is ontwikkeld. Zie https://hcss.nl/report/better-together-towards-new-cooperation-portfolio-defense
- Met de aantekening dat veel van die keuzes op een ander niveau dan de landmacht liggen, namelijk op corporate en/of politiek niveau.
- Mark Gilchrist, Emergent technology, military advantage, and the character of future war, Agile Warrior Quarterly, november 2018.