Een impressie van de bijeenkomst van de Atlantische Commissie op 23 april 2018 in Sociëteit De Witte te Den Haag.
‘NATO's re-pivot to Europe’: het onderwerp kwam uiteraard ruimschoots ter sprake op vorige bijeenkomsten van de Atlantische Commissie. Maar bij deze nieuwe lag de nadruk op aanvoer en logistiek. Hoe brigades snel vanuit Amerika zo snel mogelijk in (Noord-)Oost Europa zien te krijgen?

De eerste spreker was militair historicus prof. dr. Jan Hoffenaar. Hij concentreerde zich op  deze problematiek in het verleden, met name de grote Reforger-oefeningen. In de jaren tachtig was de norm dat er in tien dagen tien divisies naar Europa overgebracht konden worden. Veel materieel was al in Europa gestationeerd, maar dat was maar voor zes divisies.  Tot de over te brengen eenheden behoorde het derde Amerikaanse legerkorps dat vanuit Fort Hood in Texas via Nederland de Noord-Duitse laagvlakte moest versterken. Ook het omgekeerde, Deforger, noemde Hoffenaar even: het terugtrekken van de Amerikaanse troepen uit Europa eind 1990 om Irak af te stoppen. Hij had zijn betoog historisch opgebouwd en wat ik een beetje miste waren lessen uit het verleden, bijvoorbeeld wat goed werkte en wat moeizaam. Want qua transportmiddelen – in het bijzonder schip en trein – verschilt de situatie niet veel met die van een halve eeuw geleden.

Daarna sprak genm Timothy McGuire, de Deputy Commanding General U.S. Army Europe (USAREUR). Hij wees erop, wat bij de meesten wel bekend zal zijn, dat de laatste tanks van de Amerikanen Europa in 2013 verlieten en – al is het tij nu gekeerd en er weer tanks zijn – dat er nog maar 30.000 man gestationeerd zijn. Veel hangt af van versterkingen overzee, waarvoor al veel materieel voorwaarts is gestationeerd. McGuire’s hoogste prioriteit is – niet verrassend, maar zeer juist – gereedheid. Hij onderscheidt drie speeds, dingen die zo snel mogelijk moeten gebeuren: (1) snelle herkenning (bijvoorbeeld van een situatie die gevaarlijk wordt); (2) snelle politieke besluitvorming, waarbij verschillende opties belangrijk zijn in de vorm van eerder uitgewerkte gedetailleerde plannen; en (3) snelheid om alles bijeen te brengen, waarbij een goede naadloze infrastructuur, speciaal spoorwegen, essentieel is.

De derde spreker, bgen Nico Tak, Directeur Training en Operaties bij Staf CLAS, wees er speciaal op dat een bijna gelijkwaardige tegenstander als de Russen nieuwe concepten vereist vergeleken met eerdere tegenstanders. McGuire beaamde dit: ‘prepare for high-end warfare instead of counter-insurgency’. Een ander concept is gelijktijdigheid: hoe snel in te grijpen in een gebied als de meeste strijdkrachten ergens anders liggen? En ook strategische diepte is belangrijk: versterkingen. Spoorwegen zijn hiervoor essentieel: er komen voor Nederland tweehonderd wagons voor zware lasten in plaats van de huidige zeventig. Maar, ongetwijfeld mede vanwege de tamelijk korte presentaties, kwam er weinig gedetailleerde informatie naar voren.

Hoewel Tak en McGuire een insteek hadden van het glas raakt al behoorlijk vol, werd me uit hun reacties op vragen en opmerkingen uit de zaal duidelijk dat het glas nog half leeg is. Beiden waren het eens met Hoffenaar, die stelde dat een groot verschil met de periode van de Koude Oorlog is dat de aanvoerlijnen door Europa nu veel langer zijn en door meer landen lopen. Ook zijn er zoals gezegd veel minder Amerikaanse troepen dan toen èn die zijn over een groter gebied verspreid.

Het grootste probleem hierbij is, onderkenden beide generaals, dat speciaal het spoorwegmaterieel niet gehinderd door fysieke, juridische of organisatorische barrières direct moet kunnen doorrijden. Die barrières zijn nog lang niet opgeruimd. Aan die drie speeds van McGuire wordt dus nog lang niet voldaan. Wel gelooft hij dat de Atlantische zeeverbindingen kunnen worden veiliggesteld. Het belangrijke eindpunt daarvan, de haven van Rotterdam, moet goed worden beschermd. Hoffenaar benadrukte verder dat de flexibiliteit om met dit alles om te gaan groter moet zijn dan destijds.

Vanuit de zaal werd (met recht) opgemerkt dat er gezien de opkomst van China wel eens een nieuwe Deforger zou kunnen volgen, iets wat je als een stelling zou kunnen zien, waarmee de moderator evenwel niets deed. Misschien bederft dat het feestje te veel, en dat het glas ooit zo leeg kan raken dat het makkelijk omvalt.

Overigens maakte McGuire zich niet zo’n zorgen over een Russisch offensief. Blijkbaar kan dit met een goed werkende (infra-)structuur snel worden teruggeslagen. Hij zette ook vraagtekens bij het scenario van de Rand Corporation, waarin Russische brigades razendsnel de Baltische staten binnentrekken. Aan de andere kant, denk ik zo, bezit Rusland de binnenlijnen en kan dus in principe snel versterkingen laten aanrukken. In een direct Russisch offensief tegen de Baltische staten geloof ik trouwens niet, maar wel onder enig voorbehoud; in het bijzonder dat de Russische machtshebbers bij heftige binnenlandse onrust, om in het zadel te blijven, een groot buitenlands succes nodig hebben en dat we daarom maar beter de achterdeur niet open kunnen laten staan, want de gelegenheid maakt de dief.

Tak wees er desgevraagd (door oud-minister van Defensie Wim van Eekelen) op dat het om méér gaat dan om de huidige NAVO-troepen in de Baltische staten. Die vormen meer dan een soort struikeldraad, eerder een speerpunt. Als het struikeldraad wordt afgetrapt, zou je overigens kunnen zeggen, dan zet de NAVO de VJTF  in – een versterkte brigade binnen vijf dagen – die de eigenlijke speerpunt vormt, namelijk die van de follow on forces van de NAVO. Struikeldraad en speerpunt ontlenen hun (afschrikkende) kracht aan wat er allemaal daarna komt. Daar zit wel iets in. Als, àls dat inderdaad allemaal snel kan komen, dan zit de achterdeur behoorlijk op slot.