NAVO-examen
Zonder de hele brief hier af te drukken, som ik de essentie van de tekortkomingen op:
- ‘The Netherlands is not able to provide all of the quantitative land contributions as sought by NATO Capability Targets for the period 2018 to 2023, mainly because there are insufficient numbers of battalions in both the heavy infantry brigade and the medium infantry brigade and the lack of combat power. There is insufficient artillery to support both of these brigades simultaneously. Furthermore, readiness requirements for the requested HRF manoeuvre brigades and amphibious battalion can not be met, mainly due to logistic shortfalls. The Netherlands’ land forces would be seriously challenged if engaged in a high-end battle against a peer opponent’;
- ‘The navy can provide almost all of the maritime forces requested by the NATO Capability Targets in quantitative terms until 2022. From 2022 onwards, all of the requested forces can be provided. It is uncertain whether the ballistic missile defence (BMD) lower-layer weapon system will be provided, as requested. If not realised, there could be a BMD-capability shortfall across the Alliance’;
- ‘The Netherlands is able to provide most of the Special Operations Forces requested by NATO in the short term, but in qualitative terms, their employment is constrained by insufficient CS and CSS’;
- ‘The introduction of the F-35 will undoubtedly provide the Netherlands with state-of-the-art air combat capabilities, albeit with a significantly reduced fleet’;
- ‘If this is not done, then potentially other Allies will need to assume part of the Netherlands’ fair share of the overall burden’.
Kort samengevat: de landmacht is niet in staat een gelijkwaardige tegenstander in het veld tegemoet te treden; de luchtmacht moet toegroeien naar tenminste 52 F-35’s en bij voorkeur een een-op-een vervanging van de F-16 (67 toestellen); de marine moet investeren in zijn BMD en de SOF heeft CS en CCS nodig. Maar het meest pijnlijke staat in de laatste zin: andere bondgenoten zullen daarom delen van het Nederlandse fair share over moeten nemen.
In de eerder aangehaalde review gaat het om de benodigde ‘capabilities’. Nederland, maar met name de Nederlandse landmacht en de luchtmacht v.w.b. de aantallen jachtvliegtuigen, presteert onvoldoende en zakt voor zijn examen. Nederland maakt als rijk land ongegeneerd misbruik van de bijdrage van andere bondgenoten. Nederland is een free rider, het parasiteert op andere bondgenoten en specifiek op Amerika.
De vraag is dan natuurlijk: wat mankeert er aan de landmacht? Wat moet er gebeuren? Wat er bij de andere krijgsmachtdelen en bij de SOF-component moet gebeuren is min of meer duidelijk. Maar met name voor de landmacht is het beeld onduidelijk. Als alle maatregelen uit de Defensienota 2018 worden uitgevoerd, voldoet de landmacht nog steeds bij lange na niet aan de NAVO-standaarden. Aanvullende maatregelen zijn dus keihard nodig. Uitgangspunt moet zijn dat Nederland zijn drie gevechtsbrigades met de daarbij behorende ondersteuning in bondgenootschappelijk verband moet kunnen inzetten. Dat is overigens nog altijd aanzienlijk minder dan een derde van de omvang van de Nederlandse bijdrage aan de NAVO-verdediging ten tijde van de Koude Oorlog (toen drie divisies in legerkorpsverband, met bijbehorende legerkorps- en divisietroepen). Bovendien moet de landmacht zich voorbereiden op het conflict van morgen en niet op wat we tijdens de Koude Oorlog verwachtten. Daarvoor zijn er sindsdien te veel ontwikkelingen geweest, met name op het gebied van informatietechnologie, cyber, digitalisering en artificiële intelligentie. Toekomstige conflicten zijn natuurlijk niet precies te voorspellen, maar er zijn wel trends te onderkennen.
Tegenstanders zullen tegelijkertijd verschillende machtsmiddelen inzetten. Dit varieert van economische ondermijning, cyber-operaties, fake news, terrorisme, indirecte confrontaties, geheime operaties, tot grootschalig gevechten met conventionele en/of nucleaire of biologische middelen. Operaties in dichtbevolkte gebieden zijn waarschijnlijk, maar tegelijkertijd moeilijk te versluieren. Inlichtingen worden nauwkeuriger en zijn sneller beschikbaar door o.a. toepassing van analyse van big data en artificiële intelligentie, de inzet van een breed scala van UAV’s en moderne sensoren.
Ondanks dat er ook in Rusland na de Koude Oorlog forse bezuinigingen zijn geweest, is het opgehoogde budget van de afgelopen tien jaar gebruikt om de Russische brigades te moderniseren en de organisatie te verbeteren. Russische brigades kenmerken zich o.a. door de hoeveelheid en de verscheidenheid aan vuursteunmiddelen, luchtverdedigingsmiddelen, een verkenningsbataljon op brigadeniveau met EW/SIGINT-capaciteit, een geniebataljon op brigadeniveau met mobiliteits- en contra-mobiliteitscapaciteit, een CBRN-compagnie op brigadeniveau en een EOV-compagnie op brigadeniveau met peil-, onderscheppings- en stoor mogelijkheden. Daarnaast zijn verbeterde tanks ingedeeld met moderne actieve en passieve beschermingsmaatregelen die hun effectiviteit bewezen hebben bij inzet in Oekraïne en Syrië. De letaliteit van Russische vuursteunmiddelen is toegenomen door verbeteringen in de sensor to shooter ketens. Zo waren de Russen in de Oekraïne in staat om binnen enkele minuten na verkenning door drones en door massale inzet van vuursteunmiddelen hele Oekraïense infanteriebataljons volledig te vernietigen. In het District West aan de oostgrens van de NAVO is Rusland in staat om in korte tijd meer dan veertig van dit soort brigades in te zetten. In realistische oefeningen (ZAPAD reeks) worden alarmering en strategische verplaatsingen jaarlijks beoefend.
Vergelijk de capaciteiten van een Russische met een Nederlandse brigade en het is duidelijk dat de Nederlandse brigades zonder extra maatregelen het gevecht niet kunnen winnen. We zakken niet alleen voor het NAVO-examen, er zullen vele eigen slachtoffers te betreuren zijn omdat we onze zaken niet op orde hebben. Er gaat ook weinig afschrikking uit van een Nederlandse brigade in zijn huidige setting. En geloofwaardige afschrikking is juist zo belangrijk om conflicten te voorkomen.
Het is nu de kunst om de juiste investeringen te doen om dit negatieve beeld zo snel mogelijk om te draaien. Nederlandse investeringen moeten zich allereerst richten op capaciteiten die in staat zijn om de zwakke punten van toekomstige tegenstanders te kunnen aangrijpen. Een voorbeeld van een zwak punt van een Russische brigade is de commandostructuur met bijbehorende verbindingsmiddelen. Die is zeker niet robuust en modern. Als dat niet meer werkt kan de brigade ook zijn overweldigende vuursteuncapaciteit niet meer benutten. We moeten ook voorkomen dat die brigade het numerieke overwicht in alle wapensystemen kan uitbuiten. Dit vereist investeringen in nagenoeg alle eigen functiegebieden. Belangrijk is dat de mobiliteit van de eigen grondeenheden weer verhoogd wordt. Als je niet kunt bewegen word je vroeg of laat ontdekt en bestreden door een overweldigende vuurkracht. Dit is een fundamenteel verschil met stabilisatie-operaties, die vanuit statische kampen worden uitgevoerd. Prioriteit hebben in mijn ogen verbeteringen in offensieve cybercapaciteit, offensieve EOV-capaciteiten, robuuste en mobiele C2-middelen met hoge mobiliteit, een gevarieerde en redundante sensorcapaciteit (van verkenningseenheden tot UAV’s en HUMINT-teams), vuursteunmiddelen die uiterst mobiel zijn en precisievuren kunnen afgeven over grote afstanden, geavanceerde pantserbestrijdingsmiddelen, contra-mobiliteitsmiddelen (verschietbare mijnen) om tegenstanders te kanaliseren en tijdelijk te stoppen en logistieke middelen om mobiel optreden te kunnen ondersteunen. Dat laatste geldt met name ook voor de medische keten. De huidige normen kunnen met de huidige middelen niet worden gehaald.