Nederland en het Europese interventie initiatief
‘Europa moet leren machtsdenken’, was de oproep van NRC-columniste Caroline de Gruyter enkele weken geleden. Zij verwijst in dat heerlijk lezende essay onder meer naar de Amerikaanse expert internationale relaties, John Hulsman. Deze stelt dat Europa voor een strategische keuze staat die onontkoombaar hard is: ‘of ze schuift met andere grootmachten als Amerika, China en zelfs Rusland aan tafel, als de kleinste wel te verstaan, óf haar voortgaande economische, demografische en politieke verval maakt haar tot een speelveld voor anderen’. Natuurlijk heeft dat alles te maken met het terugtreden van Amerika onder Trump; het pacifistische, ontzettend rijke en tegelijk naïeve Europa dreigt niet langer gedekt te worden door de Amerikaanse paraplu. De weerzin tegen het free rider gedrag van veel Europese landen op het gebied van de collectieve defensie is breed aanwezig in de Amerikaanse samenleving. Dit gevoel, dat wij Europeanen ons niet voldoende inzetten voor een veiliger wereld, zal niet plotseling verwijnen na Trump. Daarvoor is concrete actie nodig. Europa zal moeten opstaan. En dan hebben we het niet alleen over de grote landen zoals Frankrijk en Duitsland die mogelijk als een Frans-Duitse as gaan optreden.
Ook de kleintjes zullen moeten aanschuiven en laten zien dat ze bereid zijn een steentje bij te dragen aan de collectieve veiligheid. Dat vereist strategisch denken, maar zijn we daar wel toe in staat? Dr. Martijn Kitzen, docent aan de Nederlandse Defensie Academie (NLDA), stelt in een artikel in de Militaire Spectator (2018) dat het vermogen strategisch te denken in Nederland bijzonder pover ontwikkeld is. In plaats van een duidelijke koers voor de lange termijn vast te stellen, worden er geen keuzes gemaakt. En zelfs over dit gebrek aan keuzes bestaat geen duidelijk, laat staan eenheid van opvatting. Kitzen heeft het daarom over ‘strategische vaagheid’. Prof. dr. Isabelle Duyvesteijn van de Universiteit Leiden sprak eerder zelfs van ‘strategisch analfabetisme’. Dit is overigens geen puur Nederlands probleem. Michel Kerres liet in een column in NRC zien dat ook Duitsland worstelt met termen als machtspolitiek. De kop boven het stuk is veelzeggend: ‘Duitsland zet stapjes richting hard power, maar blijft naïef‘.
En onze bewindspersonen dan? Premier Rutte houdt niet van visies, dus legt hij zich ook niet vast in een strategie. Defensieminster Bijleveld zet alles op alles om zich te binden aan samenwerkingsverbanden als NAVO en EU; althans qua retoriek, de capaciteiten die wij moeten bijdragen blijven nog achter. Nederland heeft sterk ingezet op EU-initiatieven als Coordinated Annual Review on Defence (CARD), Capability Development Plan (CDP), Permanent Structured Cooperation (PESCO), European Defence Fund (EDF), European Defence Agency (EDA), Military Planning and Conduct Capability (MPCC) en, jawel, de European Battle Group (EUBG). De EUBG is een onmiddellijk inzetbare militaire eenheid die ook nog eens kan beschikken over diplomatieke en economische middelen, alsmede ontwikkelingscapaciteiten. Deze battle group is misschien wel een van de beste voorbeelden van de Europese zwakte; ondanks alle jaren van trainen en gereed staan is het nog nooit tot inzet gekomen vanwege een gebrek aan consensus en politieke wil. Europese regeringen lijken zich simpelweg niet te willen committeren aan een strategie die het mogelijk maakt machtspolitiek te bedrijven.
… dat ze gespeend zijn van strategisch denken over macht en power projection
President Macron heeft in 2018 een nieuw initiatief gepresenteerd: EI2. Europa moet gaan meedoen op het gebied van de machtspolitiek en afrekenen met haar eigen falen. Dit is ingegeven door Frankrijks buitengewoon teleurstellende ervaringen met al die Europese organisaties en afspraken over interventies. Frankrijk stond bijvoorbeeld met lege handen toen het vroeg om gezamenlijke actie tegen jihadistische opstanden in Mali. De EUBG bleef in de kazerne en Frankrijk moest het alleen opknappen. Ook Nederland liet het toen afweten en keek zelfs een andere kant op. Het EI2 moet hier een einde aan maken. Het is een ‘kopgroep’ van Europese staten die politiek en militair bereid zijn om actie te ondernemen. Nederland heeft zich daar onmiddelijk aan verbonden. Artikel 6 van het getekende Intent geeft duidelijkheid: ‘Het hoofddoel zal zijn om een gedeelde strategische cultuur tussen de deelnemende staten te ontwikkelen, die ons vermogen als Europese staten zal versterken om militaire missies en operaties uit te voeren’. Dat voornemen klinkt krachtig en beslist. Macron heeft het voortouw genomen en Nederland als kleinere staat gaat erin mee. Het lijkt erop dat De Gruyter gehoord wordt.
Maar wat lezen we tot onze ontzetting vervolgens in een Kamerbrief over het EI2? Nederland ziet dit initiatief voornamelijk als een platform voor betere samenwerking op het gebied van humanitarian assistence and disaster relief. Hoewel dit natuurlijk een belangrijk aspect is in het bewerkstelligen van stabiliteit rond Europa, is het ongetwijfeld niet het eerste waar Macron aan dacht toen hij zijn idee presenteerde. Het gaat erom nu eindelijk eens een gezamenlijk vuist te kunnen maken op het gebied van internationale veiligheid. Onze ambtenaren en bewindspersonen laten zo weer eens zien dat ze gespeend zijn van strategisch denken over macht en power projection. In dit licht moeten we vaststellen dat de Nederlandse rol in de nieuwe Europese kopgroep eerder remmend dan stimulerend zal zijn. Zo zakt ook EI2 weer langzaam af in het Europese ‘strategische moeras’ en belandt het op de hoop van al die initiatieven die tot niets hebben geleid. En dan zijn de woorden van De Gruyter bitter waar en voorspellend: ‘Alleen door op bepaalde momenten collectief als machtsblok op te treden, kunnen Europese landen zorgen dat ze gehoord worden. Zeker, macht kan goed zijn en slecht. Maar als je géén macht hebt, kom je geheid in de problemen’. Is Nederland nu het konijn, of is het die oranje leeuw?