Tekst: bgen b.d. J.L.R.M. Vermeulen
De 43ste Gemechaniseerde Brigade (43 Mechbrig) heeft in juli jl. een computer ondersteunde oefening, een zogenaamde CAX (computer assisted exercise) gehouden waarbij het verdedigend gevecht werd gevoerd tegen een technologisch gelijkwaardige organieke Russische divisie. Uitgangspunt is dat een gemechaniseerde brigade in staat moet zijn een driemaal grotere tegenstander (lees: een divisie) in een breed en diep vak tot staan te brengen. Ik mocht bij de oefening aanwezig zijn en ook actief aan de diverse discussies deelnemen. In het artikel NAVO-examen in deze aflevering van Carré heb ik vooral de algemene situatie voor het Commando Landstrijdkrachten (CLAS) beschreven; in dit artikel zoom ik nu dieper in op het CLAS en probeer ik een beeld te schetsen wat er waarom nodig is om aan de eisen van de NAVO te kunnen voldoen.

Algemeen

In de eerste run van de CAX is de brigade ontplooid overeenkomstig de huidige sterkte en organisatie. In de tweede run is de brigade versterkt met die elementen waarvan in de eerste run was gebleken dat deze noodzakelijk waren om de Russische divisie tot staan te kunnen brengen. De oefening was gecombineerd met tactical decision games (TDG’s) en academics (het trekken van lessons identified); in de avonduren werd een aparte bijeenkomst gehouden om met een tiental leidinggevenden de finale conclusies op te lijnen. In wezen waren er twee zaken van belang. Als eerste: door de technologische ontwikkelingen is er een verandering nodig van de bestaande doctrine. Ten tweede heeft de brigade, wederom door de technologische ontwikkelingen en het hierop inspelen door Russische eenheden, een andere structuur/organisatie nodig met een zwaartepunt op meer sensoren, meer vuursteun en meer/andersoortige eenheden.

Brigadecommandant J.R. Swillens trapt de oefening af (foto: 43 Mechbrig)

‘Lessons identified’: technologische ontwikkelingen en hun invloed op het gevechtsveld

In een breed en diep toegewezen vak/gebied zijn met name ook voor de verdediger adequate verbindingen randvoorwaardelijk voor een effectieve commandovoering (command and control, C2). Onbekwaamheid in offensieve en defensieve elektronische oorlogvoering (EOV), cyber en het ontbreken van robuuste verbindingen/C2 vormden de eerste geleerde les. Wij kunnen alleen het gevecht in ons voordeel beslissen als onze verbindingen meervoudig en robuust zijn uitgevoerd en als we over meer EOV- en cybercapaciteiten kunnen beschikken. Als het gebied waarin wordt opgetreden beduidend groter is dan tijdens de Koude Oorlog en de snelheid van commandovoering mede daardoor veel hoger moet zijn, dan zal onze C2 digitaal uitgevoerd en met artificiële intelligentie ondersteund moeten worden.

Sensoren gaan voor een belangrijk deel de uitkomst van het gevecht bepalen. De landmacht zal moeten groeien; eerst moet worden beschikt over sensoren die hun informatie specifiek leveren aan compagnieën, bataljons, brigades, inlichtingenorganen en vuursteuneenheden. Vervolgens moet de vuursteun van de landmacht evolueren naar een organisatie die met een robuuste sensor to shooter link binnen drie minuten het vuur op het doel kan hebben. En uiteindelijk zal dit moeten leiden tot een hub waar alle sensorinformatie samenkomt en van waaruit, afhankelijk van de eenheid, een op die specifieke eenheid toegespitst deel van de informatie wordt aangeleverd. Dit zal joint moeten worden georganiseerd, dus ook met de luchtmacht met de F-35 en de Reaper en mogelijk met de marine voor bijvoorbeeld de informatie op het gebied van ballistic missile defence (BMD).

Het programma GrIT (Grensverleggende IT) gaat zorgen voor een nieuwe basis-IT-infrastructuur. Dit is absoluut noodzakelijk om ook de operationele informatievoorziening te verbeteren, zodat commandanten een adequaat omgevingsbeeld hebben en eenheden en wapensystemen goed kunnen worden aangestuurd. Het programma ‘Foxtrot’, waarmee de mobiele netwerk-infrastructuur opnieuw wordt ingericht, is voor het optreden op brigadeniveau en lager cruciaal. De nieuwe IT-netwerken zijn ook bepalend voor de technische interoperabiliteit met bondgenoten en de realisatie ervan moet de hoogste prioriteit krijgen.

Doctrinair komt er, door enerzijds de opkomst van de sensoren en de gegarandeerde verbindingen en anderzijds door de impact van artilleriemunitie – ook tegen gepantserde en ingegraven doelen – een zwaartepunt bij de artillerie te liggen. Zowel in de deep-, als in de close battle zal de inzet van vuursteunmiddelen de randvoorwaarde voor succes gaan vormen.

Via een reeks sensoren zal de artillerie ook de vijandelijke EOV en luchtverdedigingsmiddelen moeten aangrijpen om zo de voorwaarden te scheppen voor de inzet van luchtstrijdkrachten, in het bijzonder onze helikopters. Manoeuvre-eenheden moeten in staat zijn te blijven bewegen. Zij zullen gespreid moeten optreden of de bescherming van oorden moeten zoeken. Uiteindelijk zullen zij de offensieve doorbraken moeten stoppen en de vijand, door de artillerie gesleten, moeten vernietigen. Hierbij zullen ook de Apache-gevechtshelikopters een belangrijke rol kunnen spelen.

Doctrinair zie ik ook dat het zwaartepunt van eyes on target wordt verlegd van mensen naar van sensoren. Alleen dan kan ook een groot terrein voldoende worden afgedekt. Zoals gezegd, het slijten van de vijand is de taak van met name de artillerie. Het is nog niet duidelijk in hoeverre de F-35 hieraan nog kan bijdragen, zolang er van eigen luchtoverwicht geen sprake is. Sterke lijnen in het terrein maken, in samenwerking met een dicht net van sensoren, het aangrijpen van vijandelijke eenheden mogelijk. Manoeuvre-eenheden vernietigen doorgebroken vijandelijke eenheden primair in een beweeglijk gevecht en niet in statische opstellingen achter een hindernis. Om doorgebroken vijand te kunnen vertragen en te kanaliseren zijn verschietbare mijnen noodzakelijk.

Elke eenheid zal moeten blijven bewegen of de camouflage, die oorden bieden, moeten gebruiken om vernietiging te voorkomen. Ook luchtverdedigingseenheden zullen zeer mobiel moeten worden. Er zal gekozen moeten worden voor een luchtverdedigingsscherm over het brigadevak of het uitrusten van eenheden met grote aantallen manpads (draagbare luchtverdedigingsmiddelen). Manoeuvre-eenheden moeten kunnen beschikken over tanks en pantserinfanterievoertuigen met 35-mm kanonnen (of tenminste gelijkwaardige wapensystemen) en mitrailleurs, maar ook met grote aantallen antitankmiddelen, zowel draagbaar als voertuiggebonden. Voertuigen die bovendien voorzien zijn van actieve (radar- en akoestisch geleide) en passieve beschermingsmiddelen.

… moeten kunnen beschikken over tanks en pantserinfanterievoertuigen …

Impressie van een deel van de cp die gebruik maakt van bestaande infrastructuur (foto: 43 Mechbrig)

Benodigde eenheden
Wanneer ik de hierboven beschreven, voor het voeren van het gevecht noodzakelijke, middelen vertaal naar eenheden en optreden, ontstaat de volgende lijst met aanvullingen en opmerkingen:

  • Een met diverse sensoren versterkt ’verkenningsbataljon’ om de deep battle door de artillerie zo goed mogelijk te kunnen voeren. Deze eenheid zou wel eens totaal anders van samenstelling kunnen zijn dan tot nu toe gebruikelijk;
  • Vier manoeuvre-eenheden bestaande uit een mix van tanks en gemechaniseerde infanterie;
  • Een mobiele luchtverdedigingseenheid;
  • Een EOV-compagnie;
  • Meerdere afdelingen artillerie om zowel de deep- als de close battle te kunnen voeren. Deze eenheden zullen moeten bestaan uit pantserhouwitsers en raketartillerie. T.a.v. de munitie moet kunnen worden beschikt over precisie-munitie, verschietbare mijnen en ’ouderwetse munitie’ om oppervlaktevuren te kunnen afgeven;
  • Om het beweeglijke gevecht te kunnen voeren, zullen de brigades weer logistiek zelfstandig moeten worden en ook de logistieke steun zal op een aantal gebieden anders dan voorheen moeten worden uitgevoerd. De militair leeft op gevechtsrantsoenen en water dat lokaal wordt betrokken of m.b.v. tabletten wordt gezuiverd. Hier worden in mijn beleving geen specifieke middelen meer voor ingezet;
  • Voor geneeskundige hulp zal op bestaande infrastructuur moeten worden teruggevallen. De dynamiek van het gevecht is zo hoog dat andere oplossingen niet werken. Met dit aspect zou in oefeningen moeten worden geëxperimenteerd om conclusies te kunnen trekken. Bovendien gebiedt de eerlijkheid te vragen om de haalbaarheid van de huidige normen te beproeven;
  • Vooral de opvoer van munitie, en specifiek van artilleriemunitie, wordt het grote knelpunt voor de logistiek. Deze munitie zal zoveel mogelijk ‘op de wielen’ moeten blijven. Door de hoge beweeglijkheid wordt de aanvoer van voldoende brandstof het volgende op te lossen knelpunt;
  • In dit beweeglijke gevecht is het repareren van materiaal tijdens de vijandelijkheden maar beperkt mogelijk. Nieuwe voertuigen moeten hierop mede worden geselecteerd. Het vervangen van motoren bijvoorbeeld moet in zeer korte tijd mogelijk zijn.
Robuuste C2 die mobiel is en bescherming biedt (foto: 43 Mechbrig)
Interieur van de Boxer in de cp-uitvoering; commandovoering geschiedt steeds meer digitaal (foto: 43 Mechbrig)

Ten slotte

De lessons identified uit o.a. deze oefening[1], de literatuur over de gevechten in Oekraïne, maar ook de simulaties door Rand Corporation laten een eenduidig beeld zien: een Russische divisie kan in een breed en diep vak alleen gestopt worden als aan bovenstaande voorwaarden van beschikbare systemen en eenheden wordt voldaan. Nederland levert drie brigades. Alle drie de brigades zullen over middelen op het gebied van EOV, robuuste verbindingen, sensoren, artillerie, luchtverdediging, alsmede over voldoende tanks (en Apaches), gemechaniseerde infanterie en logistiek moeten kunnen beschikken. Anders zijn zij geen partij voor de tegenstander.

De luchtmobiele brigade (11 AMB) kan als reserve in het toegewezen vak optreden om een vijandelijke doorbraak te stoppen. Maar dan zal zij in een stedelijk omgeving moeten worden ingezet. Indien de brigade in de gehele breedte en diepte van het vak ingezet moet kunnen worden, zal zij tenminste over gepantserde voertuigen moeten beschikken zoals de Boxer met actieve beschermingsmiddelen. Anders is de brigade een sitting duck die in het gevecht door de beperkte beweeglijkheid (na luchtmobiele inzet) en onvoldoende bescherming wordt weggevaagd.

In het artikel NAVO-examen heb ik vermeld wat de conclusies zijn van de NAVO over de ‘capabilities’ van de Nederlandse krijgsmacht en dan met name die van het CLAS. De oefening Deep Strike is voor mij de harde bevestiging van die conclusies.

Wanneer gaan wij dit oplossen?


Eindnoot
1. Zie ook de verslagen van de oefening Bison Drawsko van 43 Mechbrig in Carré 4-2017 en van de oefening Glück ab! van 11 AMB in Carré 6-2017.