Oorlog in de operatiekamer
Afgescheurde ledematen door bermbommen, bloederige schotwonden, verminkte gezichten door rondvliegende granaatscherven; kinderen, volwassenen, burgers en militairen. Elnt Hoogewoning heeft het allemaal voorbij zien komen tijdens haar werk als operatieassistent in Afghanistan. Ze hoefde de basis niet af voor vreselijke situaties, de oorlog werd zo de operatiekamer binnengebracht.
Het boek van Hoogewoning doet je realiseren dat er ook nog een heel ander type operatiekamer bestaat, namelijk die in de operationele betekenis en die doorgaans wordt aangeduid met de Engelstalige term operations room of kortweg opsroom. Het is de (afgeschermde) ruimte die wordt gebruikt voor het plannen en leiden van militaire operaties. Het oorzakelijk verband tussen beide operatiekamers is duidelijk: wat in de ene operatiekamer wordt gepland op de beeldtafel eindigt in een aantal gevallen op de operatietafel in die andere. Behalve het oorzakelijk verband zijn er ook enkele opvallende overeenkomsten in de terminologie die in beide kamers wordt gebruikt. Zo worden in beide kamers operatieplannen gemaakt, operatiegebieden getekend en worden operaties met chirurgische precisie uitgevoerd. En in beiden geldt: het is allemaal bloedserieus.
Het zou natuurlijk ideaal zijn wanneer beide operatiekamers niet nodig waren, maar zo zit de wereld niet in elkaar en het lijkt er ook niet op dat die situatie ooit zal ontstaan. Integendeel, wie naar de huidige situatie in de wereld kijkt zou gemakkelijk tot de conclusie kunnen komen dat operatiekamers juist meer en meer nodig zijn in de toekomst. De eerlijkheid gebiedt dan wel ons af te vragen welk type operatie in die Nederlandse militaire kamer dan wordt gepland en aangestuurd, zeker wanneer het operaties betreft die groter in omvang zijn en die de gecombineerde inzet van middelen vragen. Want het is al zo vaak betoogd, we hebben die middelen niet meer omdat ze zijn wegbezuinigd. En die bezuinigingen hebben geleid tot een krijgsmacht die nauwelijks inzetbaar is.
Inmiddels is het politieke tij gekeerd en is een begin gemaakt met het ophogen van het defensiebudget, waardoor in eerste instantie een aantal noodzakelijke ‘reparaties’ kan worden uitgevoerd, zoals het uitvoeren van achterstallig onderhoud, de aanschaf van reservedelen en het op peil brengen van munitievoorraden. In die reparatieslag wordt blijkens de meest recente defensienota het personeel op de eerste plaats gezet. Zo staat het althans op papier, want wie de ontwikkelingen op het gebied van de arbeidsvoorwaarden volgt – denk bijvoorbeeld alleen al aan alle ophef over de pensioenen – zal bij het lezen van die opmerking ongetwijfeld de wenkbrauwen fronsen. Na de reparatieslag moet gewerkt worden aan het versterken van de krijgsmacht; meer gevechtskracht in welke vorm dan ook. Hoe dat allemaal gaat verlopen moet duidelijk worden bij de herijking van de defensienota in 2020.
Voor de fase van versterking van de krijgsmacht zijn inmiddels al wel de eerste signalen afgegeven. De regering heeft op 14 december 2018 ingestemd met het ‘Nationaal plan voor de NAVO’. In dit voorjaar wordt door de regering bepaald waar extra geld uit de rijksbegroting heengaat. De intentie is om, als onderdeel van die afweging, extra in Defensie te investeren. In het plan staat dat het kabinet de intentie heeft te investeren in extra F-35 jachtvliegtuigen, uitbreiding van vuurkracht op land en op zee en versterking van de special forces en van het cyber– en informatiedomein. In de vorige editie van dit blad heeft de redactie reeds op dit voornemen gereageerd onder de titel De Blijde Boodschap. Onze scepsis bij dit voornemen werd nog eens bevestigd op 25 januari jl. bij de wekelijkse persconferentie van onze premier na afloop van de ministerraad. Op de vraag of Nederland echt de klimaatdoelstelling voor het terugdringen van de CO2-uitstoot ging halen – uit berekeningen zou zijn gebleken dat e.e.a. niet haalbaar is – antwoordde de premier enigszins aarzelend: ‘Het doel is eh … om het doel te halen’… Zegt hij dan binnenkort ook: ‘Het doel was om de intentie te hebben’?
Maar laten we niet alleen maar sceptisch zijn en ook vooruitkijken naar de situatie dat de politiek nu wel de daad bij het woord voegt. Dat men – en dat is terecht de eerste prioriteit – het personeel weer op orde krijgt en dat die noodzakelijke versterkingen er echt gaan komen. Een bewijs dat het menens is werd geleverd op 18 januari jl. met de oprichting van 41 Afdeling Artillerie. Niet dat met de oprichting in één klap het noodzakelijke extra aantal vuurmonden was gerealiseerd, maar een begin was gemaakt.
Wanneer de krijgsmacht in de toekomst voldoende is versterkt, kan Nederland weer naar behoren bijdragen aan militaire operaties binnen het kader van de drie hoofdtaken van Defensie. Maar voordat het zover is moet er heel veel gebeuren. Een belangrijke voorwaarde is dat we weten hoe die versterkte krijgsmacht te gebruiken. Dat lijkt misschien een open deur, maar met het afstoten van hele organisatiedelen en een grote hoeveelheden middelen, zijn we ook de bijbehorende kennis en vaardigheden kwijtgeraakt. De organisatie weet niet meer hoe het moet! En om nog even de vergelijking met die andere operatiekamer te maken: u weet toch dat een chirurg die onvoldoende operaties uitvoert ook niet meer mag opereren …? Die verloren kennis en vaardigheden zullen dus weer eigen gemaakt moeten worden. Daarbij komt dat als gevolg van grote technologische ontwikkelingen nieuwe wijzen van optreden noodzakelijk worden.
Wie zich het artikel Nadenken over de toekomstige landmacht (Carré 8-2018) herinnert, weet dat vanaf nu het optreden wezenlijk anders zal zijn dan tot nu toe. En dat geldt uiteraard ook voor de andere krijgsmachtdelen. Zo nodig zal de doctrine moeten worden aangepast. En last but not least duurt het bij omvangrijke materieelprojecten echt een aantal jaren eer het materieel daadwerkelijk beschikbaar is. Wel kan ondertussen worden nagedacht over de wijze waarop de versterkte krijgsmacht in de toekomst wordt ingezet en kunnen doctrine, tactieken en procedures worden uitgewerkt. En daarmee kan dan ‘op papier’ – lees: op de kaart en de simulator – alvast worden geoefend. Vooralsnog zullen militaire operaties dus slechts binnenshuis worden gepland en ‘uitgevoerd’. Het blijft oorlog in de operatiekamer.
Redactie