Al decennialang werken we in Europa op vele gebieden samen, uiteraard om er dankzij een win-win situatie uiteindelijk beter van te worden. Zo ook op het militaire vlak,

Op het militaire vlak is de noodzaak om met een gezamenlijke veiligheids- en defensiestrategie antwoorden te vinden voor de huidige geopolitieke situatie een absolute vereiste. Gezien de uitdagingen waar we in Europa tegenwoordig voor staan, is het iedereen ondertussen toch wel duidelijk dat die uitdagingen van een zodanig karakter, omvangrijk en vooral internationaal zijn, dat de problemen niet meer als individueel land aangepakt kunnen worden.

De ring van instabiliteit rondom Europa kenmerkt zich door ongecontroleerde migratie, failed states, jihadisme, foreign fighters die, met alle daarmee gepaard gaande risico’s, willen terugkeren, de terroristische dreiging, de rol en invloed van de Russische Federatie, proliferatie van chemische en nucleaire wapens, etc. Het internationale systeem dat we kenden, is instabiel en helaas onvoorspelbaar geworden. De hedendaagse conflicten openbaren zich in een strijd om de beschikbaarheid, toegang tot en de controle over het fysieke en vir- tuele strategische domein op het land, in het maritieme vlak, het luchtruim inclusief space en, niet te vergeten, cyberspace.

Complicerende factor daarbij is dat de internationale instituties, die tot voorheen nog regulerend konden optreden, anno 2019 hebben ingeboet aan effectiviteit. Non-militaire en non-gouvernementele actoren, die zich niet houden aan de ’oude’ spelregels, destabiliseren het toch al wankele evenwicht verder, met het risico op een ongecontroleerde escalatie van geweld. Kortom, niet echt een rooskleurig perspectief waarin Nederland, hoe men het ook wendt of keert, niet anders dan internationaal moet samenwerken. Want in ons eentje gaan we dit onheil niet keren. De Europese handen ineenslaan is dus het de- vies. Europa vindt zichzelf daarbij een be- langrijke speler op het wereldtoneel, maar wellicht kijken andere grootmachten op deze planeet daar anders tegenaan. Bezien vanuit een onderlinge samenhang en wisselwerking tussen economische, diplomatieke en militaire machtsinstrumenten op het wereldtoneel, hebben de Amerikanen, Russen en Chinezen een ander perspectief. De interne politieke verdeeldheid binnen Europa speelt hen in zeker opzicht prima in de kaart en levert in de concurrentiestrijd een gemakkelijke overwinning op. De noodzaak om binnen Europa de gelederen te sluiten en één bolwerk te vormen, wordt echter nog niet door iedereen zo nadrukkelijk beseft. De euroscepsis leeft bij een groot deel van de Europese bevolking, en veel kiezers stemmen op een politieke partij met een nationalistische agenda. Desalniettemin zijn de meeste regeringen hoopvol gestemd. Een pro-Europese houding voert nog steeds de boventoon en we kijken met zijn allen naar Brussel, waar het moet gebeuren.

De positie van Nederland in Europa 

Wanneer de stelling opgaat dat een sterk Europa ook een sterk Nederland betekent, zou de Nederlandse ambitie op defensiegebied logischerwijs moeten passen in een Europese context. Gebaseerd op de uitgangspunten van een gezamenlijk defensie- en veiligheidsbeleid, moeten we gaan bouwen aan een Europese defensie. Dit betekent zeker niet een Europees leger of het dupliceren van bestaande hiërarchische militaire structuren of troepenmachten!  Het gaat wel over initiatieven als bijvoorbeeld PESCO en EI2, samenwerking waarbij, met respect voor de soevereine staten, invulling wordt gegeven aan de gezamenlijke verantwoordelijkheden en doelstellingen. Natuurlijk zijn de NAVO en de EU van oudsher al de instituties waarin Nederland figureert, echter de huidige realiteit in Brussel laat zien dat  de besluitvorming daar soms wel erg lang duurt en het uiteindelijk uitgediscussieerde compromis niet altijd de gewenste oplossing biedt.

Vandaar dat er behoefte bestaat aan additionele samenwerkingsverbanden waarin men pragmatisch en in ad-hoc coalities wordt samengewerkt, met als doel sneller een tastbaar resultaat te boeken en desnoods maar met een beperkte groep van gelijkgestemden binnen het grotere verband. Hierbij is het belangrijk te memoreren dat in deze optiek het niet ten koste gaat van de andere lidstaten die niet mee willen of kunnen doen, maar dat we ons moeten realiseren dat we afstevenen op een Europa met meerdere snelheden. En als wij als Nederland mee willen blijven doen met de sterksten,  met de  besten, dan vraagt dat om commitment en actieve deelname.

Nederland is van  oudsher  onderdeel en soms lijdend voorwerp in de driehoek Duitsland-Frankrijk-Verenigd Koninkrijk; het ligt immers temidden deze drie grote spelers in Europa. Door de  eeuwen  heen zijn we ook door deze drie landen, en door Spanje, bezet of onderworpen geweest. We kunnen ons in geopolitieke zin dan  ook afvragen in welke vorm, coalitie of samenwerking Nederland zich ten opzichte van deze landen zou moeten of kunnen positioneren. Op welke manier kunnen we ons belang waarborgen, uitgaande van het startpunt dat het grotere Europese belang ook ons eigenbelang is. Met de huidige ontwikkelingen inEuropa waarbij de brexit waarschijnlijk een onherroepelijk effect zal hebben, is er wel een aanzienlijke impact, waar we nu nog niet alle details en gevolgen van kunnen zien. Het feit dat de politici in London, maar ook in Brussel, er keer op keer niet uitkwamen op welke manier de brexit zou moeten worden geregeld spreekt boekdelen. Niemand weet nu nog exact wat er gaat gebeuren, dus blijven we steeds opnieuw de deadline opschuiven. Besluiteloosheid of pragmatisme vanuit overlevingsdrang en lijfsbehoud?

Nederland zal met zijn koopmansmentaiteit zich willen of moeten koppelen aan partners waarbij zo’n samenwerking steeds een voordeel zal moeten opleveren. In die gedachte is intensievere Europese militaire samenwerking, met behoud van de trans-Atlantische band pragmatisch; want die met de VS is nu eenmaal essentieel. Voor de Nederlandse krijgsmacht betekent dit dat we binnen de huidige bondgenootschappen meerdere ijzers in het vuur willen steken, waarbij het wedden op één paard waarschijnlijk niet de slimste optie is. De huidige situatie waarin de Nederlandse krijgsmacht zich bevindt geeft daartoe gelukkig een goede aanzet. De landmacht is immers al vervlochten met de Duitse counterpart, waarbij een verregaande integratie ook in de command and control zichtbaar is. Onder 1GNC, het 1e Duits-Nederlandse Legerkorps, dat als een van de High Readiness Headquarters van de NAVO opereert, worden verschillende Nederlandse en Duitse brigades in een divisiestructuur aangestuurd. Onze luchtmacht is met haar vliegtuigen en helikopters gefocust op die van de VS. Expliciet is de trans-Atlantische band helder door de keuze voor de F-35A als vervanger voor de F-16.

Door deze interoperabiliteit, die al begint tijdens de opleiding en training in de VS,  bestaat hier een ijzersterke band die haar vruchten afwerpt. Onze marine kent voor de vloot een bi-nationaal karakter door de samenwerking met België, waarbij vanuit een gezamenlijk hoofdkwartier schouder aan schouder wordt samengewerkt. Recent is besloten om de nieuwe mijnen- bestrijdingcapaciteit bij een Franse werf te bestellen, waardoor op dit vlak Belgisch-Nederlands-Franse samenwerking voor de hand ligt. Het Korps Mariniers richt zich samen met de Britten en de Noorse bondgenoten op de dreiging die ijzig komt opzetten vanuit het gebied boven de pool cirkel. Allemaal voorbeelden waaruit blijkt dat er voldoende kansen liggen om bestaande samenwerkingsverbanden uit te bouwen en daardoor de Ne- derlandse positie internationaal te borgen en te verstevigen.

Europa en het trans-Atlantisch bondgenootschap 

De trans-Atlantische band, die dit jaar met de zeventigste verjaardag van de NAVO wordt gevierd, wordt door de VS nadrukkelijk getoetst en in zekere zin opnieuw gewaardeerd. Het commitment van Euro- pa en de burden sharing discussie is voor de VS geen reden om zich terug te trekken, maar het leidt er wel toe dat de VS minder snel geneigd zijn het voortouw te nemen. Voor Nederland blijft de NAVOde primaire organisatie voor de collectieve verdediging, een mening die door de Europese partners onomwonden wordt gedeeld. Het Gemeenschappelijk Veiligheids-en Defensiebeleid(GVDB) in Europa biedt de lidstaten van de EU een complementaire rol ten opzichte van de NAVO, waarbij een vergroting van Europese militaire capaciteiten, door onder meer de PESCO-projecten, ook een positieve bijdrage levert aan de effectiviteit en capaciteit van diezelfde NAVO. Dat dit de Amerikaanse president nauwelijks tevreden stelt wordt tot dusver door veel Europese landen tijdens de politieke discussie voor kennisgeving aangenomen, waarschijnlijk omdat de urgentie voor militaire macht in een groot deel van Europa niet wordt gevoeld en het publieke draagvlak voor een sterke defensie ontbreekt. De vijf jaar geleden afgesproken ophoging van het defensiebudget tot 2% van het bbp houdt bijvoorbeeld voor Duitsland en Nederland in dat hun defensiebegrotingen tijdens de komende vijf jaar moeten verdubbelen. De kans dat dit ook daadwerkelijk gebeurt lijkt echter klein. De huidige samenstelling van onze Tweede Kamer stemde weliswaar voor een ophoging van het defensiebudget, maar men lijkt niet van plan daar nog eens een aantal stevige scheppen bovenop te doen. In Duitsland ligt dat nog lastiger, de be- staande coalitie is niet erg pro-defensie, om het voorzichtig uit te drukken. Los van het feit dat er nu geen draagvlak is om veel meer dan de bestaande ophoging van het budget aan defensie te willen besteden, is overigens een goed gevulde militaire organisatie, die bij zo’n omvang ontstaat, ongetwijfeld lastig te realiseren, maar wel cruciaal. Nu al kampen vele Europese landen met een tekort aan personeel en zijn veel eenheden voor wat betreft hun capaciteit niet volledig operationeel inzetbaar. Kwalitatief klopt het al niet, denk aan de lage logistieke voorraden (zoals munitie) en aan de enorme problemen met technische interoperabiliteit, maar kwantitatief loopt het in Nederland steeds verder uit de hand. Het uitblijven van goede regelingen voor het behoud van personeel is hier zeker debet aan. Al met al zal deze discussie dus nog wel even worden gevoerd, waarbij de VS zich steeds harder zullen gaan opstellen en het de vraag is wanneer de spreekwoordelijke bom zal barsten.

America first 

Het ligt overigens niet alleen aan de manier waarop de Europese landen zich manifesteren, er zijn nog andere aspecten die verklaren waarom we in de Amerikaanse binnenlandse politiek zien dat er steeds minder draagvlak is voor een onvoorwaardelijke steun aan Europa. Net als in Europa voeren in de VS veelal nationalistische argumenten de boventoon. America First is de doctrine en met een bevolking die steeds meer uit mensen met een Spaans- talige en Aziatische achtergrond bestaat, ligt het voor de hand dat de focus zich ook steeds minder op de van oudsher traditionele Europese afstammelingen richt. De aandacht zal zich steeds meer richten op Zuid-Amerika en Azië en Europa wordt eenvoudigweg voor de VS minder belang- rijk. De America First doctrine moet daarnaast ook zeker in relatie tot de macht van China worden gezien. Daar vindt op dit moment de global competition plaats en de VS gaan niet voor een tweede plaats. Trumps politiek moeten we vooral in dat perspectief plaatsen; de verandering van strategische omgeving en de focus  met een steeds sterker wordend China en een terugkerende Russische Federatie duiden ook hier op een voor de VS minder belangrijk Europa. De Amerikanen zien de ‘oude’ bondgenoot Europa dan ook eenvoudigweg als een instrument om op het mondiale toneel de competitie met de andere global powers, en China in het bijzonder, aan te gaan. In dit kader is het opzeggen van het INF-verdrag door de VS niet alleen een signaal naar de Russische Federatie, maar gaat het vooral om het creëren van manoeuvreruimte om de competitie met China te kunnen aangaan. America First betekent ook dat de VS de grootste macht willen blijven. Sommigen beweren dat er in Washington onder Trump gewoonweg geen consistente strategische visie meer is met betrekking tot Europa. De Adminis- tration en het Congress verschillen intern, maar ook onderling, van mening en dit vergroot slechts de onzekerheid waar we ons in bevinden. Europa moet de conclusie trekken dat deze ambivalente Amerikaanse houding wellicht niet alleen onder de huidige Republikeinse president opgeld doet, maar mogelijk ook in de toekomst onder een eventuele toekomstige leiding door de Democraten. De Amerikaanse rol in crisismanagement verschuift en Europa wordt aldus gedwongen haar verantwoordelijkheden te nemen en te dragen. In dit perspectief is de roep om intensievere Europese samenwerking dan ook evident. Met  andere woorden: aan deslag!

Redactie