"Rick van Gils MSc"

Aanspreken, kinderlijk eenvoudig?

Laatst liep ik met een van mijn collega’s de poort uit van een kazerne waar we die dag een training hadden gegeven. We hadden een goede dag gehad en waren gezellig met elkaar in gesprek. Terwijl we onderweg naar de bushalte waren, liep er een ouder koppel langs ons en, voor mij uit het niets, werd de vrouw door haar man vol op haar gezicht geslagen. Het was één klap, maar wel één bedoeld om haar goed pijn te doen. Dat was mij gelijk duidelijk! Maar wat deed ik? Niets! Het trok genoeg aandacht. Mensen gingen stil staan en het was duidelijk dat alle voorbijgangers, half verbaasd en half verontwaardigd, er met elkaar over spraken. Niemand deed iets. Wij liepen door en gelijk realiseerde ik me: ik had er iets van moeten zeggen!

Dit artikel is gebaseerd op de Master-thesis ‘Elkaar aanspreken, kinderlijk eenvoudig?’ van Rick van Gils MSc. Het onderzoek is uitgevoerd vanuit de Centrale Organisatie Integriteit De-fensie (COID) onder begeleiding van dr. Femke Hilverda (Radboud Univer-siteit), dr. Miriam de Graaff (COID) en Alen Alefendic´ MSc. (COID). De auteur van dit artikel was tijdens het onderzoek werkzaam als stagiair bin- nen de COID en is inmiddels werk-zaam bij Werkgeversservicepunt Achterhoek. Alle betrokkenen, be-geleiders, de COID en respondenten worden bedankt voor hun bijdrage aan dit onderzoek.

Ongewenst gedrag, het is iets wat iedereen weleens meemaakt. Als omstander of als direct betrokkene, in het professionele of privéleven. Niet altijd wordt er iets van gezegd. Terwijl aanspreken een belangrijk middel is in het tegengaan en voorkomen van ongewenst gedrag.

In dit artikel gaan we in op de uitkomsten van het onderzoek  ‘Aanspreken, kinderlijk eenvoudig?’ uitgevoerd binnen het Ministerie van Defensie. Dit onderzoek is uitgevoerd om te onderzoeken hoe bepaalde factoren, invloed hebben op de intentie om collega’s aan te spreken op ongewenst gedrag. Dit gedrag hoeft niet de vorm van fysiek geweld aan te nemen, maar heeft betrekking op al het gedrag wat als ongewenst wordt ervaren. We kijken naar de professionele (militaire) context waarin mensen zowel omstander als betrokkene kunnen zijn. Dit onderzoek heeft verrassende resultaten opgeleverd. Er is bijvoorbeeld gebleken dat, wanneer je mensen de keuze geeft om het niet te doen, defensiemedewerkers eerder geneigd zijn om juist wél aan te spreken.

Koudwatervrees? 
Een recent onderzoek, onder cadetten van de Noorse luchtmacht, heeft aangetoond dat sociale normen ook invloed hebben binnen de militaire con-text. Tijdens dit onderzoek kregen de cadetten het bevel in ijskoud zeewater te springen als onderdeel van een ver-plichte militaire training. Er werd meer tegen dit bevel ingegaan wanneer één collega-cadet (een handlanger van de onderzoekers) aangaf zelf niet te gaan springen. Door deze suggestie sprong slechts 51.4% van de cadetten. Terwijl zonder de suggestie 76,3% in het ijs-koude water sprong! Deze ene collega-cadet, bepaalde dus voor een grote groep mensen of het ‘normaal’ was te-gen het bevel in te gaan, of niet. 
Bron: Firing, Karlsdottir, Laberg en Wicklund (2012)

Elkaar aanspreken binnen het Ministerie van Defensie 
Het Ministerie van Defensie is een unieke organisatie. Het is één van de weinige organisaties binnen Nederland waar werknemers niet alleen intensief samenwerken, maar in veel gevallen ook voor langere tijd samenleven in bijvoorbeeld oorlogsgebied of tijdens een vaarperiode aan boord van een schip. Daarnaast is Defensie een organisatie waar een sterk gevoel van traditie én hiërarchie heerst. Dit zorgt voor een hoger risico op het ontstaan van ongewenst gedrag. Ongewenst gedrag is in strijd met waar Defensie voor staat. De gedragscode stelt bijvoorbeeld duidelijk: ‘ik werk samen met collega’s en ben medeverantwoordelijk voor hen en het team. Ik spreek anderen aan op hun gedrag en accepteer dat anderen mij op mijn gedrag aanspreken’. Deze gedragscode geldt voor iedereen binnen Defensie, ongeacht of iemand militair of burgermedewerker is.

Naast militair of burgermedewerker is iedereen binnen het  Ministerie van Defensie ook ambtenaar. Van hen wordt iets extra’s verwacht, namelijk: ‘Goed ambtenaar- schap’. Dit houdt onder andere in dat werknemers integer handelen en geen ongewenst gedrag vertonen. Dit ‘goed ambtenaarschap’ is zelfs wettelijk vastgelegd.

Dat ongewenst gedrag voorkomen moet worden, is dus vanuit verschillen hoeken vastgelegd en wordt verwacht van alle medewerkers. Om deze reden krijgt ‘elkaar aanspreken op ongewenst gedrag’ ook steeds meer aandacht. Hierdoor is er al een ontwikkeling merkbaar binnen Defensie waarbij elkaar aanspreken op ongewenst gedrag steeds normaler wordt gevonden. Een veel gehoorde reactie tijdens het onderzoek was dan ook: ‘aanspreken?! Dat doe je toch gewoon?’. Maar is het ook écht zo dat je dat ‘gewoon’ doet?

Aanspreken 
Waarom is aanspreken zo belangrijk in het voorkomen en tegengaan van ongewenst gedrag? Eerder onderzoek wijst uit dat aanspreken de meest efficiënte manier is om informatie uit te wisselen. Bovendien zorgt aanspreken ook voor een groter bewustzijn over welke integriteitstandaarden gelden in de (werk-)omgeving. Als je iemand aanspreekt op ongewenst gedrag wijs je deze persoon dus op de meest efficiënt mogelijke manier op de grenzen die worden overschreden door dat gedrag. Door dit inzicht kan het ongewenste gedrag gaan veranderen.

De aanspreekintentie
Bewust gedrag wordt voorafgegaan door een gedragsintentie.

Going green! 
In een onderzoek naar ‘groen’ gedrag van Amerikaanse luchtmachters, blijkt dat controle over het eigen gedrag een positieve invloed heeft op zowel recyclen, energie besparen en carpoolen. Wanneer de onderzochte militairen ervaren dat ze kunnen kiezen of ze dit doen en de mate waarin ze het doen zelf kunnen bepalen, was de intentie om dit ook écht te doen sterker. Zo blijkt maar weer dat wanneer mensen kunnen kiezen, ze vaak ook het goede willen kiezen! 
Bron: Laudenslager, Holt en Lofgren (2004)

De Theory of Planned Behavior beschrijft hoe deze gedragsintentie wordt gevormd. Deze theorie stelt dat de attitude (hoe men tegen het gedrag aankijkt), de ervaren sociale norm en de ervaren controle op het gedrag invloed hebben op de gedragsintentie. Iemand aanspreken is bewust gedrag, je kiest er immers voor om dit te doen. Daarom wordt er in dit artikel vanuit het perspectief van de Theory of planned behavior naar de aanspreekintentie gekeken, aangevuld met de risicoaanvaarding. De onderzochte factoren worden hierna besproken.

  • Attitude
    De attitude is de neiging om ergens positief of negatief (of ergens hiertussen) op te reageren. Iemand kan er bijvoorbeeld van overtuigd zijn dat er wraak wordt genomen als hij iemand aanspreekt op ongewenst gedrag. Dit gevolg is ongewenst en daarom zal de gedragsintentie lager zijn dan wanneer iemand verwacht een compliment te krijgen. Wanneer iemand een positievere houding tegenover aanspreken heeft, wordt verwacht dat dat ervoor zorgt dat de aanspreekintentie sterker wordt.
  • Sociale norm
    Hoe iemand denkt dat anderen tegen aanspreken aankijken, is de ervaren sociale norm. Dit wordt beïnvloed door wat iemand denkt wat verwacht wordt en het gedrag dat anderen vertonen (voorbeeldgedrag). Wanneer er van een iemand wordt verwacht dat er aangesproken wordt en hij/zij ziet anderen dat doen, dan wordt verwacht dat de aanspreekintentie hoger is. Het onderzoek naar de aanspreekintentie binnen Defensie maakt expliciet onderscheidt tussen de verwachtingen en het voorbeeldgedrag. Niet elke verwachting of elk voorbeeldgedrag heeft dezelfde invloed op de aanspreekintentie. Mensen met wie iemand zich meer verbonden voelt, hebben een sterkere invloed op de aanspreekintentie. Wanneer bijvoorbeeld een directe en gewaardeerde collega verwacht dat jij anderen aanspreekt, zal je sneller geneigd zijn om dit te doen dan wanneer een leidinggevende van een ander team dit van jou verwacht.
  • Controle over het gedrag
    De derde factor die invloed heeft op de gedragsintentie, is de ervaren gedragscontrole.
    De gedragscontrole is de mate waarin mensen geloven dat ze in staat zijn om anderen aan te spreken. Er kunnen voor iemands gevoel hindernissen aanwezig zijn, bijvoorbeeld dat je iemand maar zelden tegenkomt. Ook kunnen er hulpmiddelen zijn die het aanspreken makkelijker kunnen maken. Wanneer er in een team bijvoorbeeld ruimte wordt gegeven om iemand onder vier ogen te kunnen spreken. Er wordt aangenomen dat een hoger gevoel van gedragscontrole zorgt voor een hogere aanspreekintentie.
  • Aanvaarden van risico’s
    Risicoaanvaarding is de vierde factor. Dit is een aanvulling op de Theory of planned behavior, die wordt meegenomen om te kijken hoe de aanspreekintentie tot stand komt. De risicoaanvaarding is de mate waarin iemand denkt om te kunnen gaan met verwachtte negatieve gevolgen nadat men iemand heeft aangesproken. Zorgt een negatieve terugkoppeling, bijvoorbeeld een scheldkanonnade, voor twijfel aan de aanspreekvaardigheid? Of laat iemand dit langs zich heen gaan en trekt hij/zij zich er niets van aan? Als de verwachting ervoor zorgt dat iemand denkt: ‘ik kan beter niets zeggen, want ik kan daar niet mee omgaan’, dan spreken we van een lage risicoaanvaarding en wordt verwacht dat er een lage aanspreekintentie aanwezig is.

‘Ik heb het nog nooit gedaan,  dus ik denk wel dat ik het kan’ 
Wanneer je aanspreken uit de weg gaat omdat je verwacht dat er iets negatiefs gebeurt, zal je er nooit achter komen wat er gebeurt als je je collega aanspreekt. Op deze manier houd je zelf deze negatieve verwachting in stand. Wie weet, gebeurt hetgeen waar je bang voor bent wel niet? Of gebeurt het wel, maar blijkt dat je hier makkelijk mee om kan gaan. In het ergste geval leer van de situatie en vergroot je hiermee je aanspreekvaardigheid (of is dit soms het beste geval?). Durf jezelf dus uit te dagen en verras jezelf!

Het onderzoek 
Om in beeld te brengen welke factoren invloed hebben op de aanspreekintentie is er binnen Defensie in de periode februari tot juli 2017 een onderzoek uitgevoerd. Hiervoor is een vragenlijst ingevuld door 343 defensiemedewerkers. Van deze defensiemedewerkers was 53% militair en 47% burgermedewerker. Alle defensie-onderdelen zijn vertegenwoordigd.

In deze vragenlijst werd gevraagd naar de hierboven besproken factoren:

  1. De attitude die men had tegenover aanspreken ;
  2. De mate waarin men ervaart dat aanspreken wordt verwacht ;
  3. De mate waarin men ervaart dat anderen aanspreken (voorbeeldgedrag) ;
  4. Hoeveel gedragscontrole men ervaart ;
  5. De risicoaanvaarding.

De antwoorden die men hierop gaf, werden vergeleken met de aanspreekintentie. Hierdoor kon berekend worden of de aanspreekintentie verandert wanneer één of meer van deze factoren stijgen of dalen. Er werd van iedere factor verwacht dat een stijging leidt tot een hogere aanspreekintentie.

Voordat is bekeken welke factoren invloed hebben op de aanspreekintentie, is eerst naar de aanspreekintentie zelf gekeken. De gemiddelde aanspreekintentie binnen Defensie is 5.47 op 7. Ondanks dat er geen eerder onderzoek is om dit gemiddelde mee te vergelijken, lijkt dit een vrij positieve aanspreekintentie. Het onderzoek wees uit dat er geen verschil in aanspreekintentie is tussen de verschillende defensie-onderdelen. Defensie is wat betreft de aanspreekintentie écht één organisatie. Wel is gevonden dat militairen een hogere aanspreekintentie hebben dan burgermedewerkers (figuur 1), leidinggevenden dan niet leidinggevenden (figuur 2) en mannen dan vrouwen (figuur 3). Ook is er een trend zichtbaar waarbij oudere werknemers een hogere aanspreekintentie hebben dan hun jongere collega’s (figuur 4).

Uit de resultaten blijkt dat van de vijf onderzochte factoren alleen de ervaren verwachting, ervaren gedragscontrole en risico-aanvaarding invloed hebben op de aanspreekintentie. Dit zijn groene balken in de onderstaande staafdiagram. Wanneer één, twee of alle drie de factoren stijgen, stijgt ook de aanspreekintentie. De verbanden met de attitude en het ervaren voorbeeldgedrag zijn te klein om statistisch te kunnen spreken van een invloed op de aanspreekintentie. Dit zijn de oranje balken in de staafdiagram.

De verwachtingsradio? 
De verwachting dat je aanspreekt heeft dus invloed op jouw intentie om dit ook te doen. Maar je bent niet alleen de ‘ontvanger’ van deze verwachting, maar ook de ‘zender’. Jij fungeert dus als een soort ‘radio’. Daarom is het belangrijk stil te staan bij welke verwachting jij uitzendt naar mensen in jouw omgeving. Sta daarom eens stil bij onderstaande vragen:

  • Verwacht ik dat er iemand aangesproken wordt op ongewenst gedrag?
  • Welke omstandigheden bepalen in welke mate ik dit verwacht?
  • Heb ik mijn verwachtingen al eens uitgesproken? Waarom wel of waarom niet?

Daarnaast blijkt dat de ervaren gedragscontrole ook de risico-aanvaarding positief beïnvloed. Defensiemedewerkers die dus meer controle over hun gedrag ervaren, ervaren ook dat ze beter om kunnen gaan met mogelijke negatieve gevolgen van aanspreken. Een sterk gevoel van controle over je eigen aanspreekgedrag heeft dus direct een positieve invloed op je aanspreekintentie, maar ook via het verhogen van de risico-aanvaarding. Een dubbele positieve invloed dus!

Wat betekent dit binnen Defensie? 
Door middel van het onderzoek is in kaart gebracht hoe de vijf factoren invloed hebben op de aanspreekintentie. Hieruit blijkt dat de ervaren verwachtingen van anderen, de gedragscontrole en de mate waarin men om denkt te kunnen gaan met mogelijk negatieve gevolgen, invloed hebben op de aanspreekintentie. Door deze resultaten, is het mogelijk concrete punten te benoemen waarop Defensie en haar medewerkers zich kunnen inzetten om de aanspreekintentie te versterken.

  • Versterken sociale norm
    Om te zorgen dat defensiemedewerkers eerder geneigd zijn om iemand aan te spreken die ongewenst gedrag vertoont, is het in de eerste plaats belangrijk dat per sociale groep (denk hierbij aan: teams, afdelingen, defensieonderdelen en/of krijgsmachtonderdelen) goed in beeld wordt gebracht 1) welke verwachtingen er zijn over elkaar aanspreken en 2) welke personen bepaalde verwachtingen hebben. Hierdoor kan je mensen hun verwachting expliciet laten maken en in gesprek gaan (lees: aanspreken) met mensen die niet verwachten dat er aangesproken wordt.
    Daarnaast is een gevoel van controle over het eigen aanspreekgedrag een belangrijke factor. Om dit te bereiken, moet de boodschap: ‘we kunnen elkaar aanspreken’ uitgedragen worden. Deze boodschap straalt uit dat iedereen controle over het eigen aanspreekgedrag heeft! Wanneer men minder ervaart dat het een verplichting is, waarop men ook afgerekend kan worden, heeft men een hogere intentie om een collega op ongewenst gedrag aan te spreken.
  • Vergroten van het controlegevoel
    Een andere manier om het gevoel van controle te vergroten is: oefenen. Hoe bekender iemand is met aanspreken, hoe meer controle men ervaart over zijn aanspreekgedrag. Vergelijk het bijvoorbeeld met de eerste autorit die je hebt gemaakt, nadat je je rijbewijs had gehaald. Waarschijnlijk was deze rit een stuk spannender dan de ritjes die je nu jaren later maakt. Het verschil hiertussen is het niveau van controle wat je ervaart als je achter het stuur zit.
    Onderdeel van dit oefenen, moet ook zijn oefenen met de risicoaanvaarding. Hierdoor zorg je dat defensiemedewerkers al met verschillende oplossingen voor negatieve gevolgen, of de dreiging hiervan, ervaring hebben. Wanneer de situatie zich voordoet, hoeft iemand alleen nog maar te kiezen uit gedrag wat al bekend en geoefend is om juist te reageren. Dit betekent dat er van het oefenen met aanspreken meer verwacht moet worden dan het leren van bepaalde methodieken, zoals bijvoorbeeld de feedback regels. Juist de ervaring die met aanspreken gepaard gaat, moet de aandacht krijgen die het nodig heeft. Alleen wanneer je weet wat aanspreken met jou als aanspreker doet, kan je je risico-aanvaarding verhogen.

Aanspreken is net als autorijden 
Om het belang van oefenen met risico-aanvaarding te illustreren maken we nog een keer gebruik van de vergelijking met autorijden. Autorijden is een stuk spannender wanneer je verwacht dat je een lekke band gaat krijgen. Dit wordt nog spannender als je ook niet weet wat je in dat geval moet doen. Sommigen zullen zelfs niet met de auto vertrekken, maar bijvoorbeeld de trein nemen. De verwachting dat er iets gebeurt, waar je vervolgens niet mee om kan gaan, zorgt er dus voor dat een ‘normale’ situatie als bijzonder spannend wordt ervaren en in sommige gevallen volledig uit de weg wordt gegaan!

Conclusie
Om even terug te komen op de veelgehoorde opmerking: ‘aanspreken?! Dat doe je toch gewoon?’ Uit het onderzoek blijkt dat dit niet ‘zomaar’ het geval is. De aanspreekintentie van defensiemedewerkers wordt namelijk beïnvloed door de ervaren verwachtingen, gedragscontrole en risico-aanvaarding. De verwachting dat er wordt aangesproken moet geuit worden, defensiemedewerkers moeten controle over hun eigen gedrag ervaren en om kunnen gaan met de risico’s die zij verbonden vinden aan aanspreken. Een sterke aanspreekintentie kan pas aanwezig zijn, wanneer deze drie factoren positief zijn. Aanspreken is een belangrijke factor in het tegengaan en voorkomen van ongewenst gedrag. Daarom is het belangrijk dat de organisatie en haar werknemers zich inspannen om de aanspreekintentie te blijven verhogen. Maar misschien nog wel belangrijker, deze aanspreekintentie ook omzetten in gedrag en collega’s aan te spreken op ongewenst gedrag! Want een goede intentie, is pas het halve werk.

 

Literatuur

  • Ajzen, I. (1991). The Theory of Planned Behavior. Organizational Behavior and Human Decision Processes, 50(2), 179-211. https://doi. org/10.1016/0749-5978(91)90020-T
  • Ambtenarenwet (2006, 01 maart). Geraadpleegd op 28-06-2017, van http://wetten.overheid.nl/ BWBR0001947/2017-01-01#TiteldeelIII_Artikel-125ter
  • Andriessen, I., Vanden Berghe, W., & Sterckx, L. (2017). Grenzen aan de eenheid. Opgehaald van de website van het Sociaal en Cultureel Planbureau.: https://www.scp.nl/Publicaties/Alle_publicaties/Publicaties_2017/Grenzen_aan_de_eenheid
  • BIOS (2010). Aanspreken en aangesproken worden. Opgehaald van de website van Bureau Integriteitsbevordering Openbare Sector: http://www. integriteitoverheid.nl/instrumenten/handreikingen/ aanspreken en-aangesproken-worden/
  • Commandant der Strijdkrachten. (2008). Dagorder Commandant der Strijdkrachten. Den Haag: Ministerie van Defensie, Commandant der Strijdkrachten
  • Dulye, L. (2006). Get Out of Your Office. HR Magazine, 51(7), 99-102.
  • Fishbein, M., & Ajzen, I. (2014). Predicting and changing behavior: the reasoned action approach. Opgehaald van: http://ebookcentral.proquest.com. ru.idm.oclc.org
  • Harden Fritz, J. M., Arnett, R. C., & Conkel, M. (1999). Organizational Ethical Standards and Organizational Commitment. Journal of Business Ethics, 20(4), 289-299.
  • Kuhl, J., & Quirin, M. (2011). Seven steps toward freedom and two ways to lose it: Overcoming limitations of intentionality through self-confrontational coping with stress. Social Psychology, 42(1), 74-84. doi:10.1027/1864-9335/a000045.
  • Tankard, M. E., & Paluck, E. L. (2016). Norm Perception as a Vehicle for Social Change. Social Issues and Policy Review, 10(1), 181-211. doi: 10.1111/ sipr.12022.
  • Van den Bongardt, D., Reitz, E., Sandfort, T., & Dekovic, M. (2014). A Meta-Analysis of the Relations Between Three Types of Peer Norms and Adolescent Sexual Behavior. Personality and Social Psychology Review, 19(3), 203-234. doi: 10.1177/1088868314544223.
  • Van Gils, R.J.M., (2017). Elkaar aanspreken, kinderlijk eenvoudig? Masterthesis.