Politieke en militaire belangen

Brigade-generaal b.d. J.L.R.M. Vermeulen, voorzitter NOV

In de discussie rond de bezuinigingen zien wij vaak politieke en militaire belangen door elkaar heenlopen. Een voorbeeld, het opschuiven van de pensioenleeftijd heeft desastreuze gevolgen voor het voortbestaan van de verstopping in fase drie en daarmee voor het behoud van militairen die nu nog in fase twee zitten.  Militairen voeren loyaal politieke opdrachten uit, ook al druisen deze in tegen de mening van militaire professionals dat deze opdrachten de veiligheid van Nederland in gevaar kunnen brengen. Daarbovenop verdedigen zij deze opdrachten ook nog. Hoe komt dat, is het juist, waar ligt de nuance?

Defensie staat voor de veiligheid van Nederland en zijn bondgenoten. Onze taak als militair is om dit helder en scherp voor het voetlicht te brengen.  Wat gebeurt er, wat is er aan de hand, wat betekenen bepaalde maatregelen voor de veiligheid van Nederland en zijn bondgenoten? Wat betekent dit voor de drie taken waar wij grondwettelijk gezien voor moeten staan.

Onze politieke bazen staan voor de uitdaging van het prioriteren. Waar is Nederland, of waar is het partijbelang het meest mee gediend? Welke prioriteiten moeten er gesteld worden; meestal wordt dit vertaald in de verdeling van de financiële middelen. Voor alle duidelijkheid, de politiek is niet alleen het kabinet, maar natuurlijk ook de Tweede Kamer en de politieke partijen. Maar om tot goede en gedragen beslissingen te komen is ook de inbreng van de media en de Nederlandse bevolking van essentieel belang.

Wat is precies het probleem? De minister maakt afspraken in het kabinet en krijgt ook daar opdrachten en richtlijnen mee. Bovendien wordt hier de hoeveelheid geld vastgesteld die Defensie toegewezen krijgt en via de begrotingswet jaarlijks wordt toebedeeld aan specifieke posten. Dit vormt de opdracht voor de Bestuurs- en de Defensiestaf.  De minister legt vervolgens over de uitvoering verantwoording af aan de Tweede Kamer en heeft er, na in een eerder stadium voorzien te zijn van de adviezen van haar militaire ambtenaren, geen enkele behoefte aan om hier in de wielen gereden te worden door individuele militairen die puur vanuit hun professie in de media een eigen, afwijkende mening verkondigen. Dat maakt haar leven nog veel ingewikkelder dan het nu al is. Het heeft er wel toe geleid dat militairen zich bij voortduring onthouden van commentaar.  En de vraag is of dat dit juist is. Is alleen de minister de spreekbuis van wat er militair gezien nodig is voor Nederland of mogen en moeten de professionals daar ook een mening over hebben?

Een paar voorbeelden. Op de huidige defensienota In het belang van Nederland had de NOV veel commentaar. Militair gezien waren wij in onze ogen een onbetrouwbare bondgenoot geworden en konden wij ons ook niet meer geloofwaardig verdedigen. Er was sprake van een veel te ver doorgeschoten centralisatie, een schrijnend tekort aan combat support en combat service support. Naast een veel te laag investeringsniveau en tengevolge van bezuinigingen een personeelsparagraaf die, naar inmiddels gebleken is, fataal was voor het behoud en daardoor ook de personele vulling van de organisatie. De NOV waarschuwde al in 2012 voor de nu ontstane ondervulling.

Bij contacten tussen schrijvers van de nota en de leiding van de NOV bleek dat zij zich persoonlijk aangevallen voelden. Het kostte best veel tijd om met elkaar vast te stellen, dat er een fundamenteel verschil zit tussen het uitvoeren van een politieke opdracht, het bezuinigen en daar een nota voor schrijven, versus de constatering dat deze nota catastrofaal was voor de defensieorganisatie, en daardoor voor de veiligheid van Nederland. En het gaat mij hier dus niet om de hoeveelheid geld, het gaat mij niet om de nota. Het gaat mij expliciet om het verschil in beleving tussen het uitvoeren van de politiek opdracht door militairen enerzijds en de constatering wat deze uitvoering betekent voor de veiligheid van Nederland en de uitvoering van de in de grondwet opgedragen taken. Hier schuurt het.

Eenzelfde gevoel heb ik bij de uitvoering van de Luchtruimvisie van het kabinet, zoals die dit jaar voor een belangrijk deel wordt geïmplementeerd. Defensie levert zijn deel van het luchtruim in. Defensie moet, zoals verderop in dit nummer uitgebreid wordt toegelicht, gaan samenwerken met de civiele luchtverkeersleiding. Dit leidt tot honderden miljoenen, wellicht zelfs miljarden besparingen voor Schiphol, de KLM en de andere luchtvaartmaatschappijen. Het versterkt de economie in de omgeving Amsterdam en Eindhoven. Het levert hogere belastinginkomsten op. En Defensie betaalt loyaal de politieke en financiële prijs. In plaats van mee te profiteren betaalt Defensie de rekening, tot zelfs de onvermijdelijke verhoging van de salarissen van de militaire luchtverkeersleiders. Waarom laten wij dit zomaar gebeuren? Waar laten wij na ons rechtvaardige deel op te eisen? Defensie maakt uiteindelijk deze Luchtruimvisie mogelijk, maar laat het erbij liggen in de politiek arena.

Een derde voorbeeld: de extreme bezuinigingen van 2010 en 2012 met de opdracht deze snel te realiseren konden alleen bereikt worden door de instroom in VeVa op een laag pitje te zetten door de leerlingenaantallen KMA en KMS in enkele jaren te marginaliseren. De toenmalige HDP noemde dit ook in de media een domme beslissing en schuurde hiermee tegen de parlementaire verantwoordelijkheid aan. Door deze maatregelen is er een dip in de vulling ontstaan en het was overduidelijk dat dit op termijn mede tot een ondervulling zou leiden. De bezuinigingen hadden vervolgens tot gevolg dat er een onbalans ontstond tussen de doorstroom van fase twee naar fase drie en een overvulling in fase drie. De zo essentiële militaire cultuur van kameraadschap en vertrouwen, noodzakelijk om in het gevecht te kunnen overleven, staat zwaar onder druk. Nu gaan er stemmen op, dat wij nog harder hadden moeten schrappen, nog meer mensen eruit hadden moeten gooien. Vervolgens komt het kabinet met de ophoging van de pensioenleeftijd. Dit leidt wederom tot enorme stuwmeren, het ontbreken van toekomst bij Defensie voor fase twee militairen en een aanslag op het carrièreperspectief voor fase drie. Ik begrijp dit vanuit kabinetsbeleid, maar door eerst Defensie ruim een miljard euro te laten inleveren, door Veva en klassen op KMS en KMA niet te laten vullen, door een probleem te creëren in fase twee en fase drie en vervolgens dit probleem te verdiepen door ook nog eens de pensioenleeftijd in dezelfde kabinetsperiode omhoog te brengen,  breng je de hele defensieorganisatie in onbalans en stel je de organisatie voor onuitvoerbare problemen.  Als commandanten dan ook nog eens e-mails sturen om toch maar dit arbeidsvoorwaardenakkoord te tekenen, dan laat je je oren teveel naar de politieke leiding hangen. Dat was mijn boodschap op meer dan twintig locaties in het land.  Dit akkoord is niet goed voor de militair en zeer zeker niet voor de organisatie.

En mijn vraag is dan, zijn wij, officieren duidelijk en consequent genoeg naar onze politici? Voeren wij niet te gemakkelijk en te loyaal uit wat er wordt aangedragen vanuit het politieke krachtenveld, accepteren wij niet te gemakkelijk wat men ons opdraagt? Moeten de burger en militaire ambtenaren, dus officieren, aan de politiek én aan de samenleving niet veel harder en duidelijker laten weten dat er maatregelen getroffen worden die aantoonbaar gaan leiden tot schipbreuk? En de politiek is ook breder dan de minister en het kabinet. De Tweede Kamer, de politieke partijen, alle Nederlanders hebben het recht om te weten wat er gebeurt. Dat is de moderne tijd. Wij krijgen niet alleen opdrachten, wij hebben ook een verantwoordelijkheid als officier tegenover alle Nederlanders. Zij betalen uiteindelijk voor hun defensie, zij lopen uiteindelijk het veiligheidsrisico. Niet een toevallig passerende minister en het parlement.

En natuurlijk dringt hier zich de vergelijking op met de aanloop naar de missie in Srebrenica.  Uitgerekend in Carré werd destijds door militaire professionals overduidelijk gewaarschuwd voor de te lichte bewapening van het bataljon en het gebrek aan escalatiedominantie. Die polemiek werd vervolgens hardhandig afgekapt; immers, de politiek had het zo opgedragen. Onze samenleving heeft later nooit begrepen dat de militaire professionals zich zo in een hoek hebben laten drijven.  Het is benauwend dat recente voorbeelden weer een soortgelijk beeld laten zien.

Wat is de moraal van mijn verhaal? Wij hebben niet alleen een verantwoordelijkheid naar de minister en zijn niet alleen gebonden aan de opdrachten om ons publiekelijk van commentaar te onthouden, wij hebben ook een diepgaande verantwoordelijkheid om de Nederlander eerlijk te informeren vanuit onze professie over de risico’s die Nederland loopt.

‘De Heeren gebieden’, De Ruyter is daarom destijds gesneuveld. Echter, Nederland wordt niet meer geregeerd door een paar regenten. De Nederlander heeft er nu recht op te weten of opdrachten wel uitvoerbaar zijn. Dat duidelijk maken aan Nederland is ook onze verantwoordelijkheid, niet alleen het uitvoeren van opdrachten.

De politiek bepaalt, ‘De Heeren gebieden’, maar Nederland heeft het recht om te weten wat dit betekent. Daarvoor is een professionele, militaire uitleg onontbeerlijk.