"Redactie Carré"

Prikken en prikkels: Context

Op dinsdag 3 oktober jl. werd weer eens pijnlijk duidelijk dat in Nederland de krijgsmacht van een politiek instrument verworden is tot een politieke speelbal. De krijgsmacht heeft de afgelopen jaren reeds vele malen een judaskus van haar politieke leiding mogen ontvangen, maar zelden zo vilein als op 3 oktober. Judas had zowel in de aanloop naar die dag als op de dag zelf vele gedaanten.

De Kamerleden buitelden bijna over elkaar heen om maar zoveel mogelijk gif in de beker te kunnen gieten die ze voor de minister van Defensie hadden klaargezet. Zij was de enige die dronk die avond, maar een rondgang van diezelfde gifbeker door de Kamer was absoluut op zijn plaats geweest.

Natuurlijk, de conclusies van de Onderzoeksraad Voor Veiligheid (OVV) zijn niet mals. Defensie heeft zich op zijn minst onbewust onbekwaam getoond in de uitvoering van haar verantwoordelijkheid om de veiligheid van haar personeel zoveel mogelijk te garanderen. Hoewel deze conclusie op zichzelf al ontluisterend genoeg is voor een organisatie waar wapens en munitie en zoveel jonge levens aan zijn toevertrouwd, werd deze in de politieke duiding opgerekt tot de conclusie dat de krijgsmacht bewust een loopje neemt met de veiligheid van haar personeel. Hierbij werd de krijgsmacht zorgvuldig ‘ontkoppeld’ van haar politieke opdrachtgevers en controlerende Kamerleden die daarop hun handen in onschuld konden wassen om vervolgens de messen te slijpen voor het debat met de verantwoordelijke  minister.

Gedurende het debat viel veelvuldig het woord context. De focus van het OVV-rapport ligt daarbij op de context waarin het onderwerp van onderzoek, het dodelijke mortierongeval in Mali, kon plaatsvinden. De OVV beperkt zich daarbij voornamelijk tot de defensieorganisatie (lees: de krijgsmacht) zelf. De OVV refereert in het rapport echter ook aan de context waarbinnen de defensieorganisatie moet functioneren: ’… vindt de Raad het opvallend dat de hoge druk op de krijgsmacht in alle onderzochte voorvallen een nadrukkelijke rol gespeeld heeft’[i]. Die hoge druk moet worden gezocht in de politieke context. Op geen enkel moment in het debat gaven de dames en heren politici er echter blijk van te erkennen of zich te realiseren, dat zij deel uitmaken van die context.

Carl von Clausewitz wijst ons in Vom Kriege er al op dat het functioneren van een krijgsmacht nooit los kan worden gezien van de context waarbinnen die krijgsmacht functioneert[ii]. De krijgsmacht is een politiek instrument en zowel het onderhoud als de inzet daarvan is een politieke beslissing. Daarbij is het ook de politiek die de randvoorwaarden bepaalt waaronder het onderhoud en de inzet plaats vindt. Daarbij zijn een duidelijke politiek-strategische visie en daarvan afgeleide doelstelling essentieel. Er zijn genoeg voorbeelden uit de recente geschiedenis van de Nederlandse krijgsmacht te noemen waaruit blijkt dat  de politiek ten aanzien van de hiervoor genoemde onderwerpen ernstig tekort schiet.

Diverse onderzoeksrapporten, inclusief een parlementaire enquête (Srebrenica) alsmede recente adviesrapporten van o.a. The Hague Centre of Strategic Studies, Instituut Clingendael, Adviesraad Internationale Vraagstukken en de Wetenschappelijke Raad voor Regeringsbeleid, hekelen het ‘strategische onbenul’ op het politiek niveau en wijzen op de tekortkomingen ten aanzien van de door de politiek te stellen randvoorwaarden voor de krijgsmacht. De politieke verdeeldheid ten aanzien van de instrumentele rol van de krijgsmacht betekent dat definiëren van realistische kaders voor het onderhoud en inzet van de krijgsmacht ondergeschikt wordt gemaakt aan partijpolitiek en machtsspelletjes. Die politieke verdeeldheid vormt vervolgens de context voor het functioneren en handelen van de krijgsmacht. Die context resulteerde o.a. in een onuitvoerbare missie in Srebrenica en een volstrekt gemankeerde besluitvorming omtrent de opdracht en mandaat voor de inzet van de krijgsmacht in Afghanistan[iii]. Die context heeft ook geresulteerd in de deplorabele staat waarin de krijgsmacht reeds lange tijd verkeert maar desondanks nog steeds wordt ingezet als dat om politieke redenen opportuun wordt geacht.

Het OVV-rapport stelt dat de loyaliteit en dadendrang van de krijgsmacht en haar vertegenwoordigers op gespannen voet staan met de zorg voor veiligheid van het personeel. Hierbij staat echter ook nadrukkelijk vermeld dat bij problemen aangaande dat onderwerp de achterliggende oorzaak in eerste instantie gezocht worden bij de wijze waarop het besluit over de missie tot stand is gekomen en niet bij de operatie ter plaatse. De Commandant der Strijdkrachten (CDS) dient als hoogste militair adviseur de politiek te adviseren omtrent de uitvoerbaarheid van voorgenomen militaire missies en de daarmee gepaard gaande risico’s. In relatie tot de besluitvorming omtrent deelname aan de missie in Mali werd zijn advies, en daarmee zijn integriteit, in twijfel getrokken. Het is dan ook volstrekt begrijpelijk dat de CDS besloot de eer aan zichzelf te houden en op te stappen. Het is echter onbegrijpelijk dat de rol van de besluitvormers zelf volstrekt buiten beschouwing blijft.

Onlangs riep voormalig Commandant Landstrijdkrachten, lgen b.d. Mart de Kruif in het radioprogramma ‘stand.nl’ op tot een parlementaire enquête naar de bezuinigingen op de krijgsmacht. Die bezuinigingen hebben naar zijn mening geleid tot een onethische situatie als gevolg van de wanverhouding tussen politieke ambitie en de daarvoor beschikbare middelen. Dat is de ware context waar we de gebeurtenissen in moeten plaatsen en waarover verantwoording dient te worden afgelegd. Het stilzwijgen van de politiek na die oproep spreekt echter boekdelen.
De Nederlandse politiek laat al vele jaren zien dat ze geen idee heeft wat ze met haar krijgsmacht aan moet. Dieper kan een natiestaat niet zakken. Misschien is er nog een klein lichtpuntje nu er weer confessionele partijen deelnemen aan de regering. Die zouden kunnen beseffen dat het Nederlandse volk aan de goden is overgeleverd!
Redactie

[i] OVV-rapport, samenvatting, pagina 9.
[ii] ‘Means can never be considered in isolation from their purpose’; Carl von Clausewitz, On War. Edited by Peter Paret and Michael Howard. New Jersey: Princeton University Press, 1976.
[iii] Lees in dit kader de dissertatie van maj dr. Miriam Grandia: Deadly embrace-the decision paths to Uruzgan and Helmand.

 

Commandant der Strijdkrachten, gen Tom Middendorp, maakt op 3 oktober 2017 bekend dat hij met onmiddellijke ingang zijn functie neerlegt