Tekst: lkol b.d. P. Dekkers
De Nederlandse bijdrage aanAMF Air

Voorgeschiedenis

Gedurende de eerste veertig jaar van zijn bestaan bestond het NAVO-bondgenootschap uit een groot statisch leger dat tijdens de Koude Oorlog de taak had om in geval van een massale aanval van Warschau Pact troepen deze te kunnen weerstaan. De Nederlandse landmacht had hiervoor de Noord-Duitse laagvlakte alsarea of responsibilityaangewezen gekregen en zij kweet zich, binnen de grenzen van het mogelijke, voorbeeldig van deze taak. Dat wil zeggen, volgens de toenmalige realiteit, want er werd tot in den treure geoefend op een mogelijke agressie vanuit het oosten en daardoor kenden alle verantwoordelijken het eventuele operatiegebied beter dan hun eigen achtertuin.

Met de Europese NAVO-luchtmachten was het niet veel anders gesteld: ook deze waren ingebed in het grote General Defense Planvan SACEUR (Supreme Allied Commander Europe), de Europese opperbevelhebber, en hadden voor zowel de luchtverdediging als het aanvallen van gronddoelen de inzetgebieden en mogelijke doelen strak omschreven. Vrijwel dagelijks werd er, afhankelijk van de taak van het betreffende squadron, geoefend in steun aan grondtroepen (close air supporten battlefield air interdiction), luchtverkenning, interdictie, counter-airen air-defensemissies. Inzet buiten de ‘eigen’ gebieden was nauwelijks aan de orde en daarbuiten werd alleen geoefend als dat elders niet goed mogelijk was, zoals bij de laagvlieg-trainingen vanaf de basis Goose Bay, in Labrador, Canada.

Er waren slechts een paar krijgsmachtonderdelen die een uitzondering op de deze statische orde vormden. Eind jaren vijftig stelde generaal Norstad, de toenmalige SACEUR, voor om een snel verplaatsbare en inzetbare strijdmacht te vormen om daarmee een vijandelijke aanval op een van de zwakke zuidelijke of noordelijke flanken van het NAVO-gebied door afschrikking te kunnen voorkomen en zo nodig te weerstaan tot voldoende versterkingen waren aangevoerd. En zo ontstond de Allied Command Europe(ACE) Mobile Force(afgekort tot AMF). De landcomponent van AMF had met vijfduizend manschappen ongeveer de sterkte van een brigade, en voor de luchtcomponent hadden zeven landen, waaronder Nederland, elk een squadron jachtvliegtuigen ter beschikking gesteld.

NF-5 in Bodö achter een Amerikaanse Phantom, 1982 (bron: Wikipedia commons)

Aanwijzing 314 Squadron

Als Nederlandse bijdrage werd in 1958 het Eindhovense 314 Squadron, uitgerust met F-84F Thunderstreaksaangewezen. Al een jaar later konden de Eindhovenaren zich opmaken voor hun eerste verplaatsing naar de basis Rygge in het verre Noorwegen. Van hun Noorse collega’s kregen de Nederlandse vliegers de ins and outsvan het vliegen boven het typische Noorse landschap uitgelegd. En ze leerden snel, en niet alleen het tactisch opereren met de F-84F tussen de steile fjordwanden, maar ook de samenwerking met andere squadrons in een gezamenlijke operatie. Waren de eerste AMF-oefeningen in het zuiden van Noorwegen, vanaf 1961 werd de eerste AMF-oefening in het noorden, boven de poolcirkel, gedraaid. De vliegbasis Bodø was daar gastheer voor de oefening en het werd de deployment base waar het squadron nog vele malen terug zou komen. De kranten in Noorwegen stonden er vol van en 314 Squadron, de Redskinszoals ze bij hun callsign werden genoemd, kreeg al snel een goede reputatie en daarmee een zekere populariteit bij de Noorse bevolking. Maar het omgekeerde was ook het geval, de Nederlanders genoten op hun beurt van verschijnselen als de middernachtszon en de voor onze begrippen ongekend heldere lucht. De Lofoten, een eilandengroep op zo’n 100 kilometer uit de kust in de Atlantische Oceaan waren vanaf Bodø met het blote oog zichtbaar. Het maakte het navigeren in de alleen met een kompas uitgeruste Streak wat makkelijker dan in centraal Europa. Ook het fjordenlandschap droeg bij aan het gemak om zonder al te veel gebruik van kaart en kompas de opgegeven doelgebieden te vinden. Hierdoor kon door de vlieger maximaal aandacht worden geschonken aan de omgeving waarin hij zich bevond. En dat was nodig ook, want het laagvliegen in Noorwegen was bepaald niet zonder risico’s. Op de eerste plaats kwamen in dat opzicht de vele, soms nauwelijks zichtbare, hoogspanningskabels die de fjorden overspanden. Een groot deel van de elektriciteit wordt in Noorwegen immers opgewekt met behulp van waterkracht en die stroom zal ook weer geleid moeten worden naar de vele kleine dorpen en gemeenschappen die Noorwegen rijk is. Tekenend voor het vakmanschap bij 314 Squadron is, dat gedurende de dertig jaar dat 314 in Noorwegen actief was, niet één incident met een high tension wirete betreuren was.

Een andere risicofactor, althans gedurende een bepaalde tijd in het jaar, werd gevormd door de vele minkfarms.Als deze dieren hun jongen geworpen hebben zijn ze extra alert op plotseling gevaar. Zouden ze schrikken van een overvliegende straaljager, dan plachten ze de eigen jongen te doden, een flinke schadepost voor de minkfarmeigenaar. De minkfarmsstonden als regel niet op de vliegkaart geprint en moesten dus handmatig worden ingetekend en met een afstand van tenminste 2 NM of 2000 ft hoogte worden vermeden. Niet zelden was het in de maanden juni – juli nodig om een plotselinge abrupte manoeuvre, een scherpe bocht of een steile klim te maken om een reprimande van de Noorse basiscommandant te voorkomen, en, nog belangrijker, een fikse schadepost voor de Nederlandse overheid. Daarbij moest de formatieleider ook nog een wakend oog op de wingmanhouden om te voorkomen dat die de fout zou ingaan.

Formatie NF-5’s boven Noorwegen

Winter survival

Omdat de Nederlanders na enige tijd ook ’s-winters in Noorwegen moesten kunnen worden ingezet ontstond de noodzaak om deel te nemen aan de Noorse winter survivalcourse. In 1963 werden dan ook de eerste vliegers als cursist naar Vesle Skaugum gestuurd, een wintersportoord van de Noorse strijdkrachten. Ervaren instructeurs brengen de mannen de fijne kneepjes bij van het overleven na een bail out in een winters, besneeuwd landschap. Er moeten iglo’s van sneeuw worden gebouwd, sneeuwschoenen van berkentakjes  worden gemaakt en tientallen vliegers maken de eerste wankele schreden op de Noorse militaire ski’s, in de volksmond ‘NAVO-planken’of ook wel crazy planks geheten. Het jargon van de Eindhovenaren werd verrijkt met termen als don’t eat the yellow snow.Men leerde een vuurtje stoken in de sneeuw, zonder dat het moeizaam opgewekte vuur na eenmaal te branden een halve meter naar beneden tuimelde, zodat van de eetbare plantjes nog een onsmakelijk maar voedzaam soepje gebrouwen kon worden. Het animo voor de winter survival cursus werd al snel zo groot dat de Noorse faciliteit te klein werd om in de behoeften te voorzien en 1966 organiseerde het gastland jaarlijks een speciale cursus voor NAVO-lidstaten in het meer mondaine Spätind. Het feit dat de trainingslocatie gelegen was naast een viersterren hotel zorgde ervoor dat de cursus een magnetische aantrekkingskracht ging uitoefenen op allerlei militaire attachés van de ambassades in Oslo. De vele grappen en grollen die rond het opduiken van deze lieden worden uitgehaald zouden mogelijk nog inspiratie voor een later te verschijnen artikel kunnen vormen.

Van F-84F naar NF-5

Na tien jaar opereren met de F-84F boven de poolcirkel begon het einde van dit gedenkwaardige vliegtuig te naderen. De Streakhad een aantal prima eigenschappen: een oersolide constructie en een legendarisch groot vliegbereik. Zo kon, mits voorzien van twee 450 USG-pylontanks, non-stop van Eindhoven naar Bodø worden gevlogen, waarna ter plaatse aangekomen meestal nog voldoende peut voorhanden was om nog een paar minuten te low-levelen. Maar de kist was als zwaargewicht, uitgerust met een oude Engelse J-65 Sapphire motor met slechts 6400 lbs stuwdruk, ook hopeloos underpowereden zou alleen daarom al vrijwel kansloos geweest zijn tegen elke vijandelijke luchtdreiging. De avionica stamde nog uit het stenen tijdperk en de hoeveelheid bewapening die kon worden meegevoerd was met twee bommen of vier raketten maar beperkt. In 1970 volgde bij de oefening Arctic Expressde zwanenzang van de Streak en 21 december betekende het officiële einde van de F-84F bij 314 Squadron. In 1972 was voor het eerst de NF-5 vertegenwoordigd bij een AMF-oefening. Strong Expresswas meteen de grootste naoorlogse oefening en 64.000 militairen, 700 vliegtuigen en 300 schepen waren er op een of andere manier bij betrokken. De NF-5’s werden overwegend ingezet voorclose air support(CAS) en het bestrijden van vijandelijke landingsvaartuigen. Het vliegtuig toonde aan uitstekend opgewassen te zijn tegen alle uitdagingen die hierbij optraden. De roller map, mits goed gebruikt, was een dankbaar hulpmiddel bij het uitvoeren van complexe aanvalsplannen en verlichtte de werklast in de cockpit aanzienlijk. Ook toonde het vliegtuig zich in technisch opzicht uiterst betrouwbaar. Niet altijd was het immer gezellige Bodø de gastbasis voor 314 Squadron tijdens de NAVO-oefeningen. Een enkele maal was ook het 100 NM verder noordelijk gelegen Bardufoss tijdelijk thuisbasis van de NF-5’s. Een soort Noors equivalent van vliegbasis De Peel, boven de poolcirkel, en dus vrijwel zonder faciliteiten. Wie enig vertier wenste moest het zelf meebrengen. Nu was dat de mannen, het squadron telde nog geen vrouwen in die dagen, van 314 wel toevertrouwd. In een in de rotsen uitgehakte hangar werd een gezellige crewroomingericht en de meegebrachte eieren, kroketten en frikandellen vonden altijd gretig aftrek. Vlieg-technisch bood Bardufoss ook de nodige uitdagingen: aan een zijde grensde de baan aan een hoge heuvel zodat bij voorkeur, als de windsterkte het toeliet, de ene kant op werd gestart en de andere kant op weer werd geland. Natuurlijk kwam dat niet altijd zo uit en meer dan eens moest er via een final turnover de heuvel worden geland. Je zat dan goed als je ter hoogte van de wimpel om de vlaggenmast, die in de tuin van het halverwege de heuvel gelegen onderkomen van de basiscommandant stond, draaide.

Meest opmerkelijke feit uit de NF-5 periode blijft toch dat tijdens de tientallen oefeningen en duizenden vlieguren boven de poolcirkel zich geen enkel ongeval van betekenis heeft voorgedaan. Een feit dat deels op de bijna spreekwoordelijke betrouwbaarheid van de kleine NF-5 valt terug te voeren, maar zeker ook op de gedegen ‘theateropleiding’ die elke nieuwe vlieger bij 314, ongeacht rang of stand, had te ondergaan. Pas als deze interne opleiding met goed gevolg was doorstaan mocht de vlieger zelfstandig boven Noorwegen opereren. Maar tegen het einde van de jaren tachtig naderde toch langzaam maar zeker het einde voor de NF-5. Tijdens Arrowhead Express, de grote AMF-oefening van 1988, waren de 314-vliegers en techneuten al getooid met een badge waarop te lezen viel That’s all folks. Omringende squadrons op Leeuwarden, Volkel en Twenthe vlogen al met de F-16 en ook op Gilze-Rijen en Eindhoven werd alles in gereedheid gebracht voor de komst van dit nieuwe vliegtuig. Voor 314 Squadron brak een lastige periode aan, want de AMF-taak moest worden overgedragen aan 315 Squadron en vrijwel iedereen besefte dat dit niet voor tijdelijk zou zijn. Toch pijnlijk, want voor velen was Noorwegen toch een beetje een tweede vaderland geworden en de fjorden waren voor de meesten haast net zo vertrouwd als de Noord-Duitse laagvlakte. Alle lessons learnedwerden echter door de ‘Brabo’s’ loyaal overgedragen aan de ‘Tukkers’, een feit waar men tijdens de voorbereiding van de uitzending naar Villafranca nog wel eens profijt van gehad zou kunnen hebben. Maar, het kan verkeren, want als gevolg van het einde van de Koude Oorlog in 1990 werd ook 315 Squadron na enige jaren ontlast van de AMF-verplichtingen. Het concept werd verlaten ten faveure van de meer op de toen actuele situatie toegesneden operaties. De creatie van Immediate en Rapid Reaction Forces(IRF en RRF) was het gevolg. De AMF werd, na in 1991 nog te zijn ontplooid tijdens de eerste Golf Oorlog, in oktober 2002 definitief ontbonden.

314 Squadron boven Noorwegen

Gedenkwaardige gebeurtenissen

Geen luchtmachtsquadron is tijdens de Koude Oorlog ooit uitgezonden geweest zonder dat er gedenkwaardige gebeurtenissen plaatsvonden. Een groot deel ervan is opgenomen in het boek van wijlen Steve Netto en Martin Leeuwis Jachtvliegers in de Koude Oorlog. Ik zal deze daarom hier niet herhalen. Vaak echter wordt in al deze verhalen de rol van de Technische Dienst nog weleens onderbelicht. Zonder de inspanningen van al deze mensen zou AMF voor 314 Squadron niet het succesverhaal zijn geweest dat het nu is. Een van de soms onverklaarbare bijkomstigheden van een uitzending is dat de saamhorigheid onder het betrokken personeel met sprongen toeneemt. Waar ‘overwerk’ op de thuisbasis nog weleens moeizaam wil overkomen, is het ver van huis bijna een vanzelfsprekendheid. ‘We zijn er toch’, hoor je dan, maar het is meer dan dat. Het is het gevoel van samen iets te moeten presteren, met de nadruk op ‘samen’ en dan komt er een zekere bevlogenheid over de Nederlanders, die je elders niet altijd tegenkomt. En dat is naar mijn mening de meest gedenkwaardige gebeurtenis uit de hele AMF-periode van 314 Squadron.