Auteur: lkol b.d. P. Dekkers

Thuis heb ik nog een ansichtkaart, waarop een boerderij, een kar met paard…

Zo begint ‘HetDorp’, een van de populairste liedjes van de destijds gevierde cabaretier en zanger Wim Sonneveld, waarin hij de deugden van de goede oude tijd, in dit geval de eerste helft van de vorige eeuw, bezingt. Het was natuurlijk in sommige opzichten ook wel een goede tijd, of zoals onze Duitse collega’s zeggen: Als die Welt noch in Ordnung war. Maar, was het nu echt wel zo’n goede tijd?
Een Studebaker Dictator uit de laatste serie, bouwjaar 1937. Foto: Wikipedia commons.

Na de Eerste Wereldoorlog met alleen al ruim acht miljoen gesneuvelde militairen aan beide zijden, werd vrijwel meteen weer het fundament voor de volgende grote oorlog gelegd. In Duitsland en Italië waren dictatoriale regimes in opkomst en in de Sovjet-Unie hielden Lenin en later Stalin de bevolking meedogenloos onder de knoet. Toch konden dictators zich verheugen in een zekere populariteit, zodanig zelfs dat het Amerikaanse automerk Studebaker het model Dictator lanceerde dat het tien jaar lang, tot 1937, zou volhouden.

Niet veel later zou de Tweede Wereldoorlog losbarsten met zijn onmetelijke verschrikkingen, zoals de Holocaust en de inzet van de eerste atoomwapens. Toen na de val van de Muur in 1990 een langdurige periode van vrede leek aan te breken, presenteerde de Japans-Amerikaanse politicoloog en filosoof Francis Fukuyama zijn toonaangevende werk The End of History and the Last Man. Hierin betoogde hij dat na de Koude Oorlog de westerse vorm van democratie de blijvende regeringsvorm in de wereld zou blijken te zijn. Ook de toenmalige Amerikaanse president George H. Bush uitte zich in eensluidende termen, weliswaar met  de implicatie dat die westerse democratie dan vanzelfsprekend onder Amerikaanse leiding zou komen te staan. Niet veel later zou echter blijken hoezeer de wetenschappers en staatshoofden ernaast zaten. De Chinese leider Xi Jinping maakt geen geheim meer van zijn ambitie om zijn land bij het honderdjarig bestaan in  2049, de  machtigste en leidende natie op  aarde te laten  zijn. Als alle voortekenen niet bedriegen zou het inderdaad wel eens daarop uit kunnen gaan draaien. De toekomst zal moeten uitwijzen of dat inderdaad zo gaat gebeuren, maar er zijn voldoende aanwijzingen dat, om wat de Chinese leiders als een gerechtvaardigde ontwikkeling beschouwen, alles moet wijken om die ontwikkeling ook werkelijkheid te laten worden. Terwijl China zijn economische belangen wereldwijd uitbreidt groeit ook het Volksbevrijdingsleger, de Chinese krijgsmacht,  in hoog  tempo mee om die belangen zo nodig ook met militaire middelen te kunnen verdedigen. Zonder een doordachte westerse contra-strategie lijkt de Chinese ambitie om de leidende wereldmacht te worden grote kans van slagen te hebben. Dat is geen goed nieuws; immers, China heeft weinig tot totaal geen boodschap aan fundamentele westerse waarden als vrijheden, mensenrechten, intellectueel eigendom en privacy.

En wat doen wij, in het Westen, om onze waarden en normen te verdedigen? Daar  is vooralsnog aan beide kanten van de Atlantische Oceaan weinig positiefs van merkbaar. De strategie van MakeAmerica Great Again lijkt er eerder op gericht om ter wille daarvan andere landen en samenwerkingsverbanden vooral kleiner te maken. Goed functionerende vrijhandelsverdragen worden eenzijdig opgezegd, Chinese producten krijgen importheffingen opgelegd, met zodanige gevolgen dat een complete handelsoorlog niet meer ver weg lijkt en de president lijkt er zelfs niet voor terug te deinzen de EU voor dat doel uit elkaar te willen spelen.

Bij de G20 topontmoeting van 2017 had Xi Jinping al een prominente plaats tussen Poetin en Merkel. De Amerikaanse president staat aan de zijlijn.

Maar Europa is in velerlei opzichten al verdeeld. De Europese NAVO-landen, althans een deel daarvan, belijdt zijn financiële verplichtingen, althans het nakomen van afspraken op dat gebied, voornamelijk met de mond in plaats  van met daden. De EU-landen lijken niet alleen op gebieden als economische ontwikkeling en financiële stabiliteit, maar ook in termen van respect voor de rechtsstaat, politieke vrijheden encorruptiebestrijding steeds verder van elkaar af te staan. In plaats van constructief samen te werken om een tegenwicht te kunnen bieden tegen de Chinese ambities en de Amerikaanse afbraakpolitiek, is Europa verworden tot een bureaucratische moloch die steeds verder van de burgers af komt te staan. Of een nieuw Europees parlement ook gaat zorgen voor een nieuw Europees elan blijft afwachten.

Wat is er toch aan de hand met ‘ons’ Europa? Ooit begonnen als Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal (EGKS), daarna Europese Economische Gemeenschap (EEG), was dit Europa een succesvolle vrijhandelszone die zorgde voor een periode van ongekende toename van voorspoed en welvaart voor alle aangesloten leden. Verworvenheden die de inwoners terecht een gevoel van trots gaven dat zij hiervan deel uitmaakten.

Ergens na de transformatie van de EEG, via Europese Gemeenschap (EG), naar Europese Unie (EU) begon dat gevoel te kantelen. De inwoners van de steeds verder uitbreidende unie vrezen hun nationale soevereiniteit te verliezen aan de niet-gekozen bureaucraten in de Brusselse Wetstraat. En soevereiniteit heeft een verwantschap met identiteit: nationale identiteit is niet anders dan een gemeenschappelijk gedragen ‘wij-gevoel’. Dat kan zich manifesteren op sportgebied, zoals het Nederlands elftal, op economisch gebied, bijvoorbeeld met ‘onze KLM’, cultureel met onze taal en op nog vele andere maatschappelijke terreinen. Elke inbreuk hierop wordt dan al gauw als een bedreiging ervaren, een bedreiging van onze nationale soevereiniteit. Een gevoel van bedreiging waarop behendig wordt ingespeeld door partijen die uit zijn op het verwerpen van de Europese gedachte. Dit gevoel van bedreigd te worden heeft al in meerdere landen gezorgd voor een politieke omwenteling, zoals onlangs nog in het Verenigd Koninkrijk waar de partij van UKIP topman Nigel Farage de grootste is geworden. Een EU zonder een gemeenschappelijke achtergrond die voor een collectief ‘wij-gevoel’ kan zorgen heeft op de lange termijn niet veel kans van slagen. Echter, om een geleidelijk oprukkende Chinese invloed op onze Europese manier van leven, onze normen en waarden een halt toe te roepen, is het noodzakelijk dat Europa dichter tot elkaar komt, linksom of rechtsom. Het lijkt nog ver weg tot 2049, en politieke horizonten reiken niet zover. Een samenbindende factor als een Europees leger is nog een reeks bruggen te ver; samenwerking is momenteel het maximaal wenselijk haalbare. Op dit gebied is nog veel terrein te winnen, maar ook op sportief, of cultureel gebied zou natuurlijk wel al een aardige brug geslagen kunnen worden.

Echter, zolang Europa in zichzelf gekeerd blijft kibbelen, zou het wel eens zo kunnen vergaan als in de slotregel van ‘Het Dorp’:

Hoe kon ik weten, dat het voorgoed voorbij zou gaan…