Strategische communicatie van de NAVO over hybride oorlogvoering
Inleiding
In juli 2018 besloten de staatshoofden van de 29 NAVO-landen tijdens hun topontmoeting in Brussel om hun inspanningen tegen hybride oorlogvoering te vergroten[i]. Al in december 2015 verklaarde de secretaris-generaal van de NAVO op een persconferentie in het NAVO-hoofdkwartier in Brussel dat de NAVO overgaat tot collectieve verdediging van een NAVO -lidstaat, als afdoende is bewezen dat tegen deze staat op hybride wijze oorlog wordt gevoerd. Deze verklaring volgde op de vergadering van de Noord-Atlantische Raad (NAC) op 1 december 2015 waar dit besluit werd genomen. In 2017 oefende de NAVO met een operationeel scenario van hybride oorlogvoering voor de verdediging van Roemenië en Bulgarije. Daaruit bleek dat het betreffende operationele hoofdkwartier niet goed was toegerust voor hybride oorlogvoering, met name voor wat betreft het tijdig ontdekken en toeschrijven van activiteiten aan tegenstanders. In dit artikel wordt beschreven wat hybride oorlogvoering is en hoe kan worden verhelderd dat er sprake is van hybride oorlogvoering. Tevens wordt ingegaan op de rol van strategische communicatie in het communiceren van deze bewijsvoering naar de buitenwereld. Het artikel besluit met enkele mogelijkheden om de strategische communicatie over hybride oorlogvoering te versterken.
Wat is hybride oorlogvoering?
In 2006 en 2010 maakten Amerikaanse defensiepublicaties voor het eerst melding van hybride of ambigue oorlogvoering[ii][iii]In diezelfde tijd maakten hybride auto’s voor het eerst furore, omdat hybride in de betekenis van een combinatie van aandrijving op een electromotor en een verbrandingsmotor voordelen heeft voor het milieu. Hybride oorlogvoering is eveneens gebaseerd op een combinatie, maar dan van reguliere en irreguliere oorlogvoering, waarbij uitdrukkelijk wordt voorkomen dat de staat die wordt aangevallen de oorlog verklaart aan de staat die aanvalt.
Hybride oorlogvoering wordt gedefinieerd als de gecombineerde inzet van reguliere en irreguliere strijdkrachten. Irreguliere strijdkrachten bestaan uit geheime diensten en civiele actoren die opereren in het informatie-, economische- en cyberdomein[iv]. In figuur 1 zijn deze verschillende actoren en activiteiten schematisch weergegeven.
Een groot deel van hybride oorlogvoering onttrekt zich aan de waarneming van de buitenwereld, maar bestaat bijvoorbeeld uit het plannen van hybride oorlogvoering of het uitvoeren van activiteiten die de economische of politieke stabiliteit in een land ondermijnen. Door het omzeilen van een oorlogsverklaring blijven allerlei conventies uit het oorlogsrecht, zoals de bescherming van de bevolking of van krijgsgevangenen, buiten werking. In tegenstelling tot hybride aandrijving, dat overwegend voordelen heeft, heeft hybride oorlogvoering grote nadelen voor de aangevallen partij, vooral vanuit juridisch en ethisch perspectief.
De Russische chef van de generale staf, generaal Valery Gerasimov,[i]stelde in 2013 dat non-lineaire oorlogvoering binnen enkele maanden al kan leiden tot totale chaos in een land dat zo wordt aangevallen, zodat dit in militair en economisch opzicht al ernstig verzwakt is voordat meer reguliere oorlogshandelingen plaatsvinden[ii]. De daarop volgende Russische activiteiten in Oekraïne en de Krim in 2014 lijken zijn gelijk te bewijzen. Toch kan eraan worden getwijfeld of deze generaal de hybride doctrine zelf heeft ontwikkeld. In zijn toespraak voor studenten aan een Russische militaire academie verwees hij naar Russische wetenschappers met een vooruitziende blik, die voor 1914 al de Eerste Wereldoorlog zagen aankomen, maar in Rusland zelf niet werden gehoord. Hij maakte ook melding van wetswijzigingen in 2009, die het optreden van Russische strijdkrachten buiten de eigen landsgrenzen of in het luchtruim of de territoriale wateren van andere landen mogelijk maakten in het kader van vredeshandhaving. Het kan zijn dat deze doctrine achteraf aan hem wordt toegeschreven om het vermeende Russische aandeel in de vijandelijkheden in Oekraïne en de Krim te accentueren. Deze vraag laat zien dat activeiten en gedrag soms pas achteraf in een passend rationeel kader worden geplaatst, zonder dat van tevoren sprake is van doctrine en plannen, die zijn gebaseerd op een rationele afweging van voor- en nadelen.
Nadelen van hybride oorlogvoering in juridisch en ethisch perspectief
Aangezien er bij hybride oorlogvoering geen sprake is van een oorlogsverklaring zijn de oorlogsconventies niet van toepassing. Bescherming van burgers of krijgsgevangen is derhalve niet af te dwingen, ook niet door onafhankelijke organisaties als het Internationale Strafhof in Den Haag of het Internationale Rode Kruis. Er is immers geen oorlog. Tevens kunnen de principes van proportionaliteit van geweld en subsidiariteit van geweld niet worden afgedwongen bij de strijdende partijen. Vervolging van daders is eveneens onmogelijk, omdat de verantwoordelijkheid voor dat geweld bij individuen blijft liggen en niet bij organisaties of landen die op veel grotere schaal verantwoordelijk zijn voor dit geweld, maar deze verantwoordelijkheid niet nemen. Deze organisaties of landen zullen evenmin genegen zijn om hun medewerkers of onderdanen aan een dergelijk strafhof uit te leveren. Vanuit ethisch oogpunt heeft hybride oorlogvoering het bijkomend nadeel dat de keuzes om geweld toe te passen niet te hoeven te worden verantwoord. Ethisch gezien is er geen sprake meer van een keuze tussen goed en kwaad, omdat de verantwoordelijkheid voor deze keuzen bij voorbaat wordt ontkend. Zolang een dader zijn daden categorisch verzwijgt of ontkent staat de ethiek goeddeels buiten spel. Hij weigert immers verantwoording te nemen voor zijn gedrag.
De nadelen, ethisch en juridisch, werden pijnlijk duidelijk bij de opstand in Kiev, 2014
In de hiernavolgende voorbeelden van hybride oorlogvoering blijkt waar deze juridische en ethische nadelen van hybride oorlogvoering in de praktijk toe leiden.
De opstand in Kiev in februari 2014
Juridische en ethische nadelen van hybride oorlogvoering bleken heel pijnlijk bij de opstand in Kiev in februari 2014. Na wekenlange vreedzame protestdemonstraties tegen de regering van de pro-Russische president Viktor Janoekovitsj nam het geweld op 18, 19 en 20 februari sterk toe. Op de ochtend van 20 februari 2014 openden sluipschutters vanaf het dak van het Oekraïne-hotel het vuur op de ongewapende demonstranten. Ruim veertig demonstranten vonden daarbij binnen een uur tijd de dood. In totaal kostten de demonstraties meer dan tweehonderd mensen het leven. Een veelvoud daarvan raakte gewond en de schade aan de stad liep in de miljoenen euro’s. Internationaal werd met afschuw gereageerd op dit buitenproportionele geweld. Later op die 20ste februari sloeg Janoekovitsj op de vlucht naar Rusland. Direct daarop werd de macht in het land opgeeist door de partijen die de opstand hadden geleid. President Petro Porosjenko werd door het Oekraïense parlement gekozen tot de nieuwe president van de Oekraïne. Tegelijkertijd werd de vorige premier van de Oekraïne, Julia Timoshenko, uit haar politieke gevangenschap bevrijd.
Een Canadese, maar van oorsprong Oekraïense onderzoeker, ging er in 2015 van uit dat de sluipschutters in het Oekraïne-hotel in Kiev beschermd werden door de opstandige partijen. Volgens foto’s hadden opstandelingen de toegang tot het Oekraïne hotel in handen. Dit indirect verkregen bewijs suggereert dat deze sluipschutters op hun eigen mensen schoten, de zogenaamde false flag theorie. Naast een misverstand suggereert deze theorie zelfs boze opzet: het laten escaleren van de crisis ten koste van het leven van eigen mensen. Voor deze theorie is echter geen direct bewijs. Bovendien heeft de theorie eigenlijk alle schijn tegen. Elke kleine groep Russische of andere sluipschutters kan immers altijd ongezien dodelijke slachtoffers maken in een chaotische mensenmenigte die slaags is geraakt met oproerpolitie en minderheden bestaande uit Russische jongemannen. De daarmee gepaard gaande chaos maakt volledige controle van een groot hotel dat is ingenomen door opstandelingen feitelijk onmogelijk. Dit onderzoek speculeert ook over betrokkenheid van de Amerikaanse geheime dienst bij de opstand, zonder een enkel bewijs voor die betrokkenheid te leveren. Betrokkenheid van de Russische geheime dienst, die minstens zoveel belang zou kunnen hebben gehad bij het neerslaan van de opstand, blijft geheel buiten beschouwing, hetgeen op zijn minst opmerkelijk is[iii]. Dit selectief gebruik van feiten en het gebruik van indirect bewijs verlaagt dit onderzoek tot propaganda, die effectief wordt ingezet in de strijd in het informatiedomein. Zoals zo vaak is de waarheid het slachtoffer van deze propaganda en daarmee altijd het eerste slachtoffer op het slagveld (zie figuur 2).
Dit voorbeeld toont aan hoe hybride oorlogvoering binnen enkele maanden kan leiden tot een wisseling van de macht in een land. Juridisch gezien kan tegen een dergelijke machtswisseling weinig worden ingebracht, aangezien het lijkt alsof de heersende machthebbers uit eigener beweging zijn vertrokken en de nieuwe machthebbers democratisch zijn gekozen door de parlementsleden. De facto is er echter met veel geweld, veel propaganda en ten koste van veel mensenlevens een staatsgreep gepleegd, zonder dat dit vanuit een juridische of ethisch perspectief kan worden veroordeeld. Pas na kritische bestudering van zogenaamde onderzoeken of van selectieve berichtgeving kan tot een dergelijke veroordeling worden overgegaan. Dit past in de lijn van strategische communicatie, die per definitie de effecten op lange termijn op woorden en daden in kaart moet brengen. Het gaat immers om strategie, waarbij beslissingen op topniveau over grote belangen worden genomen op basis van de inschatting van langetermijneffecten.
Hybride oorlogvoering in het grensgebied tussen de Oekraïne en Rusland
Op 17 juli 2014 werd boven het grensgebied van Oekraïne en Rusland een Maleisisch passagiersvliegtuig, dat was vertrokken uit Amsterdam en onderweg was naar Kuala Lumpur, neergehaald. Alle inzittenden, bijna driehonderd mensen, waaronder 196 Nederlanders, kwamen hierbij om het leven. De Nederlandse Onderzoeksraad voor de Veiligheid deed naar de omstandigheden waaronder vlucht MH-17 werd neergehaald bijna een jaar lang onderzoek. In mei 2015 werd het eerste onderzoeksrapport over deze vliegramp gepubliceerd, waaruit bleek dat het vliegtuig werd neergehaald met een BUK-luchtdoelraket van Russische makelij door pro-Russische Oekraïense opstandelingen of door Russische militairen. Deze conclusies sloten aan bij internationaal onderzoek naar deze ramp, waaruit bleek dat Russische militairen kort daarvoor in Oekraïne waren aangekomen. Russische bronnen speculeerden zeer kort voor het verschijnen van het onderzoeksrapport over een bom die in het vliegtuig tot ontploffing zou zijn gekomen. Direct na de vliegramp ontkende de Russische president Vladimir Poetin al elke Russische betrokkenheid bij de vliegramp. Deze ontkenning kon echter niet of nauwelijks op enig onderzoek gebaseerd zijn. Het patroon van deze ontkenning deed in dat opzicht denken aan een jong kind, dat bij de thuiskomst van een van de ouders ongevraagd verklaartdat het niet bij de koektrommel heeft gezeten of niet met het stempelkussen heeft gespeeld. In dergelijke gevallen blijkt de koektrommel toch vaak leeg of blijkt het behang opgevrolijkt met talloze stempelafdrukken. Niet de inhoud, maar het patroon van de ontkenning duidt eerder op een bekentenis, simpelweg omdat uit de analyse van het communicatiepatroon blijkt dat de ontkenning te vroeg en ongevraagd komt. Ook het genereren van geruchten rond het verschijnen van een officieel onderzoeksrapport doet denken aan een bekentenis. Immers, als de verspreider van deze geruchten geen belang heeft bij het verstoren van de communicatie over de onderzoeksresultaten, waarom zou hij dan de moeite nemen om deze geruchten te verspreiden? Opnieuw is hier sprake van een inzet van reguliere strijdkrachten die een luchtdoelraket inzetten en actoren in het informatiedomein, die de uitkomsten van onderzoek verstoren met propaganda en geruchten.
Oekraïense helikoptervlieger gevangengenomen door Rusland
In november 2014 namen Russische troepen in het grensgebied tussen de Oekraïne en Rusland een vrouwelijke kapitein-helivlieger van de Oekraïense landmacht, Nadiya Savchenko, gevangen. Voor vermeende betrokkenheid bij het leiden van een luchtaanval, waarbij twee Russische journalisten om het leven zouden zijn gekomen, werd zij in maart 2016 door een Russische rechtbank veroordeeld tot achttien jaar gevangenisstraf. Russische media gaven echter een hoogst opmerkelijke toedracht voor haar arrestatie. Zij stellen dat Nadiya Savchenko probeerde om asiel aan te vragen in Rusland[i]. Bij haar antecedentenonderzoek bleek vervolgens dat zij betrokken was geweest bij de dood van twee Russische journalisten. Althans, dat stelden Russische media. Volgens dezelfde Russische media overwoog de Russische president Poetin vervolgens om haar uit te leveren aan Oekraïne in ruil voor de vrijlating van twee Russische militairen die in Oekraïne gevangen worden gehouden, hetgeen inmiddels ook is gebeurd. De Oekraïense president Porochenko heeft Nadiya Savchenko ondanks haar gevangenschap benoemd tot lid van het Oekraïense parlement en haar een hoge dapperheidsonderscheiding verleend. Aangezien er geen oorlogsverklaring is tussen Rusland en Oekraïne kunnen gevangen militairen geen beroep doen op hun rechten als krijgsgevangenen en kunnen ze volgens civiel recht worden berecht. Hetzelfde lijkt op dit moment te gebeuren met het Oekraïense marinepersoneel dat door de Russische marine gevangen werd genomen in de Straat van Kertsj, de verbinding tussen de Zwarte Zee en de Zee van Azov. Na berechting en veroordeling, waarschijnlijk tot lange gevangenisstraffen, zullen zij waarschijnlijk toch op korte termijn worden vrijgelaten om de zogenaamde barmhartigheid van de Russische president te tonen. Als dit lukt, is dat opnieuw te zien als een succes in de strijd om het informatiedomein, dat een wezenlijk onderdeel is van hybride oorlogvoering.
Geen antwoord is ook een antwoord
Uit deze voorbeelden van hybride oorlogvoering op de grens van Oekraïne en Rusland blijkt pijnlijk dat de juridische kaders voor de beoordeling van oorlogshandelingen ontbreken. In het geval van de vliegramp is nog geen dader opgespoord, omdat dit aanvullend strafrechtelijk onderzoek vergt. Rusland noch Oekraïne kunnen als landen aansprakelijk worden gesteld omdat zij elke verantwoordelijkheid voor deze acties ontkennen. Deze landen verwijzen deze verantwoordelijkheid naar de opstandelingen in het betreffende gebied. Rusland is van meet af aan niet betrokken geweest bij het onderzoek naar de oorzaak van deze vliegramp, hetgeen de pretentie van een onafhankelijk of onpartijdig onderzoek bemoeilijkt. Verder hebben de Maleisische autoriteiten nog nooit geantwoord op de vraag waarom zij de Russische waarschuwing, om in verband met oorlogshandelingen in het grensgebied met Oekraïne, het Russische luchtruim te vermijden, hebben genegeerd. Maar het niet beantwoorden van een vraag is ook een antwoord, dat vraagt om verduidelijking. Verantwoordelijkheden voor de acties of voor nalatigheden bij deze acties -bijvoorbeeld de vraag of bij het afvuren van de luchtdoelraket zorgvuldig is vastgesteld of het een militair of een civiel vliegtuig betrof- blijven zodoende liggen bij individuen van wie de betrokkenheid nog bewezen moet worden. Zou dit bewijs wettig worden verkregen, dan is hooguit een individuele veroordeling mogelijk, zo de landen al tot uitlevering voor berechting zouden overgaan. Schadeloosstelling van de nabestaanden door deze individuen is hoogstwaarschijnlijk niet mogelijk. Naar goed gebruik van luchtvaartmaatschappijen gaat het om een schadeloosstelling bij het omkomen van een passagier immers om circa 30.000 euro[ii]. In het tragische geval van de MH-17 zijn bijna driehonderd passagiers omgekomen, waardoor het uit te keren bedrag al gauw de negen miljoen euro overschrijdt. Een dergelijk groot bedrag is bij individuele betrokkenen niet te verkrijgen. Het financieel compenseren van nabestaanden is waarschijnlijk wel mogelijk als een land of luchtvaartmaatschappij zijn aansprakelijkheid erkent[iii]. Voor een land of een luchtvaartmaatschappij is een dergelijk bedrag goed op te brengen.
In het voorbeeld van de vermeende betrokkenheid van de Oekraïense helivlieger bij de dood van de Russische journalisten is er door een civiele rechtbank al de veroordeling uitgesproken van een actief dienend militair, die waarschijnlijk in opdracht van haar meerderen in het kader van een militaire actie, observatie-activiteiten uitvoerde. Hooguit mist deze militaire actie een wettelijke basis, maar dat leidt niet direct tot een individuele veroordeling van de betrokken militair(en). Ook de grote verschillen in de reconstructie van de toedracht van haar aanhouding laten zien dat de juridische en ethische kaders tekort schieten. Autoriteiten in Oekraïne stellen dat zij is ontvoerd door Russische militairen in Oekraïne, terwijl de Russische autoriteiten stellen dat zij Oekraïne ontvluchtte en in Rusland asiel aanvroeg. Maar dit verhaal is weer erg onwaarschijnlijk als zij eerst twee Russische journalisten zou hebben vermoord. Via strategische communicatie kunnen deze grote verschillen in reconstructie aan het licht worden gebracht, bij voorkeur vanuit het perspectief van een onafhankelijke derde partij, zoals bijvoorbeeld door een tribunaal van de Verenigde Naties. Pas dan kan met succes gebruik worden gemaakt van juridische en ethische kaders voor beoordeling van deze acties van Rusland en Oekraïne.
Voorbeelden van hybride oorlogvoering in Syrië
In oktober 2015 waarschuwde de Secretaris-Generaal van de NAVO dat de NAVO niet langer zou tolereren dat Russische gevechtsvliegtuigen het Turkse luchtruim zouden binnenvliegen bij het aanvallen van doelen in Syrië. In de weken daarvoor hadden de Turkse luchtvaartautoriteiten verscheidene schendingen van het Turkse luchtruim door Russische gevechtsvliegtuigen geconstateerd. Op 24 november 2015 werd na al deze waarschuwingen en voortgaande schendingen van het Turkse luchtruim een Russisch gevechtsvliegtuig door NAVO-lidstaat Turkije neergehaald. In openbare bronnen is hierover het volgende te vinden:
In de ochtend van 24 november 2015 werd op de grens tussen Syrië en Turkije een Russische Sukhoi Su-24bommenwerper door een Turkse F-16 met een AIM-9 Sidewinder luchtdoelraket neergeschoten. De Russen hadden een bombardementsmissie in Syrië uitgevoerd en waren op de terugweg naar hun basis. De bommenwerper werd in de staart geraakt, werd onbestuurbaar en beide bemanningsleden gebruikten hun schietstoel. Toen ze aan hun parachutes neerdaalden, werden ze beschoten en raakte de piloot gewond. Volgens het Russische leger werd de piloot van de Su-24, lkol Oleg Anatoljevitsj Pesjkov, op de grond gedood door Syrische Turkmenen. Hij werd postuum gedecoreerd als Held van de Russische Federatie. De navigator, Konstantin Murachtin, kon worden gered dankzij de inzet van twee helikopters met achttien Syrische commando’s en een achttal leden van Hezbollah. Deze waren allen getraind door Iran en vertrouwd met het terrein. De geredde navigator kreeg een onderscheiding in de Orde voor Dapperheid. Een helikopter moest na beschieting een noodlanding maken. Een Russische marinier, Aleksander Pozynytsj, kwam hierbij om en ontving postuum een onderscheiding in de Orde voor Dapperheid.
Het Vrije Syrisch Leger vernietigde de achtergelaten helikopter met een Amerikaanse BGM-71 TOW raket. De geredde navigator verklaarde achteraf aan Interfax dat er voorafgaand aan het neerschieten van de bommenwerper geen waarschuwing was gegeven. Het Turkse leger verspreidde een geluidsopname van deze waarschuwing, die volgens de Russische navigator nooit was gegeven.
Volgens de Turkse lezing had het Russische vliegtuig Turkije meermaals geprovoceerd
De Russische en Turkse versies van de omstandigheden lopen derhalve nogal uiteen. Volgens het Turkse opperbevel had het Russische vliegtuig meerdere malen Turkije geprovoceerd door het Turkse luchtruim binnen te dringen. Hierdoor was het gerechtvaardigd het toestel neer te halen na meerdere aanmaningen. Volgens de versie van het Russische Ministerie van Defensie vloog het vliegtuig op 1 kilometer van de grens op Syrisch grondgebied. De Secretaris-Generaal van de NAVO bevestigde de Turkse informatie.Op 21 december 2015 maakten onderzoekers in Moskou bekend dat ze er niet in waren geslaagd informatie uit de zwarte doos te halen, deze was te zwaar beschadigd. Zodoende bleef onbewezen of het Russische vliegtuig het Turkse luchtruim nu wel of niet had geschonden, hoewel de schending door de NAVO was bevestigd. Ook werd bevestigd dat het toestel een keer of tien was gewaarschuwd.
De dagen erna liepen de spanningen tussen Turkije en Rusland snel op. Op 27 november kondigde Rusland aan opnieuw de visumplicht te zullen invoeren voor Turkse reizigers. Rusland bracht S-400 luchtafweerraketten naar de basis Khmeimim in Syrië en kondigde aan dat elk vliegtuig dat als bedreiging werd gezien zou worden neergehaald. Rusland stuurde ook de Russische kruiser Moskva met S-300 luchtafweerraketten naar de Syrische kust voor Latakia. Ook werd besloten om bommenwerpers te laten escorteren door gevechtsvliegtuigen.
De Russische president Vladimir Poetin beschuldigde Turkije ervan de bommenwerper neergeschoten te hebben omdat deze bombardementen de uitvoer van goedkope olie van ISIS naar Turkse havens afsneden, maar de Turkse president Recep Tayyip Erdoğan ontkende dat met klem’. Rusland eiste direct excuses van Turkije voor het neerschieten van het vliegtuig, maar toen de Turkse president Erdogan deze excuses niet maakte, maar alleen zijn deelneming uitsprak met de nabestaanden van de omgekomen Russische militairen, stelde Rusland direct economische sancties in tegen Turkije. Zo werd een negatief reisadvies gegeven aan Russische toeristen die de Turkse Middellandse Zee kust zouden willen bezoeken. Ook boycotte Rusland de olie en gasleveranties aan Turkije met onmiddellijke ingang en werd aan Russische bouwbedrijven verboden om na 1 januari 2016 bouwprojecten te starten. Bestaande projecten mochten door Russische bouwers wel worden afgerond.
Nadat de Turkse president later toch zijn excuses had aangeboden aan de Russische president werden deze sancties echter snel opgeheven en volgde zelfs wapenaankopen door Turkije in Rusland. Dit betrof zeer geavanceerde S-400 luchtverdedigingsraketsystemen, die in staat zijn om de meeste NAVO-gevechtsvliegtuigen neer te halen. In een publieke reactie van de NAVO Secretaris-Generaal werd alleen maar opgemerkt dat deze Russische systemen niet compatibel zijn met de NAVO-systemen voor luchtverdediging. Dit voorbeeld laat zien dat Rusland reguliere strijdkrachten inzet in de strijd in Syrie. Tevens worden economische sancties tegen actoren, die ook actief zijn in Syrië, ingezet en weer opgeheven, als dat opportuun wordt geacht. Maar bovenal wordt in het informatiedomein strijd gevoerd over de vraag ‘wie deed wat’. En wordt informatie die voor de beantwoording van die vraag wordt gegeven betwist. In het concrete geval verklaarde Turkije immers dat het Russische gevechtsvliegtuig werd gewaarschuwd, terwijl de Russische navigator in het gevechtsvliegtuig dit met klem ontkende.
Terreur door Islamitische Staat in Irak, Syrië en Europa
Een ander voorbeeld dat gezien kan worden als onderdeel van hybride oorlogvoering vanuit Syrië betreft de terroristische aanslagen in Parijs en Brussel in 2015 en 2016 door IS in Irak en Syrië. Bij deze aanslagen kwamen ruim tweehonderd mensen om het leven. Een veelvoud daarvan raakte gewond. Meestal waren deze slachtoffers onschuldige voorbijgangers, maar soms betrof het ook politiemensen of redactieleden van een satirisch weekblad, waarin de profeet Mohammed met cartoons werd bespot. Aangezien de verantwoordelijkheid voor deze aanslagen werd opgeëist door de terreurorganisatie IS, die in Syrië ook met conventionele strijdkrachten vocht voor de uitbreiding van hun grondgebied, was ook hier sprake van hybride oorlogvoering, i.c. de combinatie van reguliere strijdkrachten met irreguliere oorlogvoering.
De Nederlandse premier Rutte verklaarde na de aanslagen in Parijs in november 2015 dat Nederland in staat van oorlog is met IS. Met die verklaring maakte hij een einde aan de onduidelijkheid, die zo eigen is aan hybride oorlogvoering is, over de status van de bestrijding van deze aanslagen. Die duidelijkheid verruimt de juridische mogelijkheden voor de bestrijding van deze terreur. Zo kan aan Nederlandse strijders van IS omdat zij in vreemde krijgsdienst zijn gegaan, het Nederlandse staatsburgerschap worden ontnomen. Dit heeft hoogstwaarschijnlijk een afschrikkende werking op de werving van strijders voor IS. Aangezien door het optreden van strijders van IS doelbewust grote groepen onschuldige burgers het slachtoffer zijn geworden is tevens vanuit ethisch perspectief veel meer te zeggen over deze terreurdaden, die zowel oorlogsmisdaden zijn als misdaden tegen de menselijkheid. Niet alleen christenen, maar ook jezidi’s, die de heilige pauw vereren, werden in groten getale verdreven of vermoord. Zo werd na de bevrijding van de Iraakse stad Mosul in de provincie Nineve een kloof in de aarde ontdekt, die geheel gevuld was met lichamen van deze mensen. Sommigen waren met busladingen vol die kloof ingestort, op weg naar een gewisse dood. Om het ontdekken en bergen van de lichamen te verhinderen hadden IS-strijders de kloof geheel gevuld met grote blokken beton en grote hoeveelheden woestijnzand.
Gebruik van chemische wapens in Syrië?
Het derde en laatste voorbeeld van hybride oorlogvoering in Syrië betreft de voortdurende beschuldiging van het gebruik van chemische wapens door de strijdkrachten van de Syrische president Assad. Deze beschuldigingen werden vaak het eerst wereldkundig gemaakt door het zogenaamde Syrische observatorium van mensenrechten. De fraaie titel van dit instituut doet een imposante organisatie van waarnemers en analisten vermoeden, maar het tegendeel is waar. Dit observatorium bestaat uit een persoon van Syrische komaf, die in het Engelse Coventry woonachtig is, een kantoor aan huis heeft en in Syrië al twee keer een jarenlange gevangenisstraf heeft moeten uitzitten. Ook is hij in Syrië opnieuw veroordeeld tot gevangenisstraf en zal hij die moeten uitzitten zodra hij weer in Syrië aankomt. Als geen ander heeft deze persoon belang bij het omverwerpen van het regime van president Assad. Nadat de beschuldigingen tegen president Assad door dit observatorium waren geuit, namen massamedia, zoals de Engelse BBC, dit soort beschuldigingen snel over, vaak zonder andere bronnen te raadplegen voor verificatie. Deze verificatie is ook niet eenvoudig, aangezien het om activiteiten in oorlogsgebieden gaat, waarbij de waarheid vaak het eerste slachtoffer is. Als zogeheten onafhankelijke instanties, zoals bijvoorbeeld de Organisatie voor de Preventie van Chemische Wapens (OPCW), evenmin tot verificatie kunnen overgaan omdat zij niet in staat zijn om een oorlogsgebied in te gaan, blijft de beschuldiging onweersproken en daarmee in stand. Ze is immers al wereldkundig gemaakt. Opnieuw is de pretentie van onafhankelijkheid echter het onderzoeken waard. Eerder bleek al dat de bron van deze beschuldiging niet onafhankelijk is. Immers, iemand die al een gevangenisstraf heeft uitgezeten in Syrië en daar opnieuw is veroordeeld kan moeilijk als onafhankelijk worden gezien. Verder rijzen er vragen bij de onafhankelijkheid van de OPCW, die niet wordt geleid door een chemicus, maar door een Turkse carrièrediplomaat, die eerder de Turkse belangen heeft gediend als ambassadeur in Jeruzalem en bij de NAVO. Als geen ander land heeft Turkije er belang bij om de Syrische regering te ondermijnen, omdat Turkije er zelfs in openbare bronnen geen geheim van maakt dat het grote delen van Noord-Syrië en Noord-Irak wil inlijven. Zowel om zogenaamde terroristische activiteiten in die gebieden te voorkomen, als om beter toegang te krijgen tot de olierijkdommen in die gebieden.
Als laatste en wellicht meest duidelijke voorbeeld van de gefabriceerde verdenkingen tegen president Assad werd onlangs het gerucht verspreid dat bij een Syrische gevangenis een crematorium was ontdekt, waarin de lichamen van gemartelde en vermoorde gevangenen werden verbrand[iv]. Het bewijs voor dit gerucht was echter flinterdun. Zo werd er aan de hand van satellietbeelden geconstateerd dat er geen sneeuw op een bepaald gedeelte van het dak van de gevangenis bleef liggen. Ook stond er een schoorsteen naast dat deel. Dat moest dus wel een crematorium zijn. Een eveneens, of zelfs meer plausibele, alternatieve verklaring is echter dat het hier om de ontdekking van het stookhok van de gevangenis ging. Of een deel van de gevangenis waar het dak slecht geïsoleerd was, zodat de sneeuw sneller ging wegsmelten dan op de geïsoleerde delen. Of mogelijk het enige deel van de gevangenis waar wel gestookt werd omdat het werd bewoond door bewakers. De meer gevreesde dan bekende Amerikaanse journalist Seymour Hersch, die bijvoorbeeld de schanddalige behandeling van Iraakse krijgsgevangen door Amerikaanse militairen in de Iraakse Abu Graib gevangenis in 2004 wereldkundig maakte, heeft al jarenlang zijn bedenkingen geuit tegen de ongefundeerde verdachtmakingen aan het adres van president Assad[v]. Zouden deze verdachtmakingen inderdaad ongefundeerd blijken te zijn, dan is ook hier sprake van een strijd in het informatiedomein, die een wezenlijk onderdeel is van hybride oorlogvoering.
Mogelijkheden voor strategische communicatie door de NAVO
Uit de beschreven voorbeelden blijkt dat de onduidelijkheid, die ontstaat in het stadium van hybride oorlogvoering, veel mogelijkheden biedt voor strategische communicatie voor de strijd in het informatiedomein. Bij de NAVO-oefening Trident Joustin 2017 bleek echter dat de staf van een operationeel hoofdkwartier niet in staat was om de opdracht van de commandant -namelijk het identificeren van de daders van cyberaanslagen en terreurdaden, die typerend zijn voor de hybride oorlogvoering- uit te voeren.[vi][vii]. Dit blijkt ook in de eerder gegeven voorbeelden steeds de belangrijkste vraag te zijn in de strijd in het informatiedomein: wie deed wat?
Zolang conflicten het stadium van hybride oorlogvoering nog niet voorbij zijn is het van groot belang zoveel mogelijk duidelijkheid te scheppen over de vraag wie wat doet. Het inschakelen van onafhankelijke derden, zoals het Internationale Rode Kruis of de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties, verdient daarbij de voorkeur. Deze organisaties zijn immers niet direct zelf slachtoffer van de terreur en hebben daarom niet direct de schijn van partijdigheid tegen zich. De duidelijkheid die de Secretaris-Generaal van de NAVO in december 2015 al creëerde over de collectieve verdediging van NAVO-lidstaten tegen hybride oorlogvoering is in dat opzicht voorbeeldig te noemen. Ook in juli 2018 is dit nog weer bekrachtigd door de topontmoeting van de staatshoofden van de 29 NAVO-lidstaten in Brussel[viii].
Verder zouden de zogenaamde ‘Schmitt criteria’ [ix]nog gebruikt kunnen worden om aan te tonen dat een land wordt aangevallen, ook al is deze aanval gebaseerd op hybride oorlogvoering. Deze criteria, die bijvoorbeeld bestaan uit de ernst, onmiddellijkheid en gerichtheid van de aanvallen, kunnen worden gebruikt om te concluderen dat er van een gewapende aanval op een land sprake is, waarmee voor het aangevallen land het recht ontstaat om zich tegen die aanval te verdedigen. En om op basis van het NAVO-artikel 5 de hulp in te roepen van de overige 28 NAVO-lidstaten als het een aanval op een NAVO-lidstaat betreft. De factotrok premier Rutte deze conclusie al na de aanslagen in Parijs in oktober 2015, hetgeen de mogelijkheden om vanuit militair, juridisch en ethisch perspectief op te treden tegen deze terreur sterk heeft vergroot.
Voor het benutten van de mogelijkheden van strategische communicatie in hybride oorlogvoering is het van belang om traditionele stafstructuren aan te passen. In traditionele stafstructuren is de strategische communicatie doorgaans in handen van een adviseur die deel uitmaakt van de groep speciale adviseurs van de commandant. Deze adviseur beschikt vaak niet over een staf van medewerkers maar moet via veel coördinatie medewerking krijgen van afdelingen als media, externe communicatie, civiel-militaire interacties of informatieoperaties.
Uit diverse NAVO-oefeningen op operationeel niveau bleek dat deze traditionele stafstructuur niet meer is opgewassen tegen de uitdagingen van hybride oorlogvoering in de informatie-omgeving. Door het gebrek aan directe lijnen met andere afdelingen ontbrak het vaak aan een directe en consistente manier van analyseren en uitbrengen van informatie. Veeleer rende men van media-incident naar media-incident, zonder de grote lijn van de missie te communiceren. Vanuit deze oefeningen zijn diverse aanpassingen ontwikkeld voor de stafstructuur. De minst vergaande verandering betreft het opnemen van alle communicatie-disciplines, inclusief de strategische communicatieadviseur, in een afdeling communicatie onder leiding van de plaatsvervangend commandant. In de praktijk komt een dergelijke afdeling dagelijks kort bij elkaar, bij voorkeur direct na de ochtendbriefing van de commandant. In diverse oefeningen zijn met deze stafstructuur goede ervaringen opgedaan. Door het frequent bij elkaar komen werden de operationele plannen en de uitvoering van die plannen nauwgezet voorbereid en gevolgd. Daarbij werd via dagelijkse contacten met de media de buitenwereld goed op de hoogte gehouden van het verloop van de operaties. De meest vergaande verandering van deze structuur betreft het toewijzen van een lijnverantwoordelijkheid voor strategische communicatie aan de directeur operaties. Deze krijgt daarbij de leiding over een afdeling communicatie en operaties. In dat geval heeft de directeur operaties directe lijnen met afdelingen als externe communicatie, media, informatie operaties en civiel-militaire interacties. Hij behoudt echter zijn directe lijnen met de kinetische activiteiten, zoals het aanvallen van tegenstanders of het bombarderen van objecten. Deze optimale stafstructuur is goed te verdedigen vanuit de oude zegswijze ‘geen woorden maar daden’. In het Engels zegt men wel:actions speak louder than words’. De operationele NAVO-hoofdkwartieren in Brunssum en Napels hebben de opdracht gekregen om over deze verbeterde stafstructuren te rapporteren voor 31 oktober 2019, zodat de NAVO gefundeerd beslissingen kan nemen over deze broodnodige verbetering.
Eindnoten
[i]Kapitein-luitenant ter zee van Special Diensten Dr. Marten Meijer is maritiem planner bij de afdeling beleid van het NAVO-hoofdkwartier in Napels, Italië. Hij schreef dit artikel op persoonlijke titel en gebruikte daarvoor ook zijn ervaringen bij het NAVO Joint Warfare Centrein Stavanger, Noorwegen en het United States Central Command in Tampa, Florida.
[ii]Zie paragraaf 21 van de gemeenschappelijke verklaring van de 29 NAVO-staatshoofden in Brussel in juli 2018 in www.nato.int/cps/en/natohq/official-texts-1566224.htm#21.
[iii]Subcommittee on Terrorism, Unconventional Threats and Capabilities (2010): Hybrid Warfare. United States Government Accountability Office. Http://www.gao.gov/new.items/d101036r.pdf.
[iv]Newson, R.A.: (2014) Why the US needs a Strategy to Counter Hybrid Warfare. Defense One Today. Http://www.defenseone.com/ideas/2014/10/why-us-needs-strategy-counter-hybrid-warfare/97259/
[v]NATO Defense Policy and Planning Committee 16 NOV 2015.
[vi]Deze doctrine voor hybride oorlogvoering wordt daarom ook wel als Gerasimov-doctrine aangeduid. Er zijn echter aanwijzingen dat deze Russische generaal alleen de Amerikaanse activiteiten in het Midden-Oosten en rond de Middellandse Zee beschreef, de zoegnaamde Arabische lente, die tot veel onrust en ineenstorten van verschillende regimes leidde. Als dat waar is kan deze doctrine voor hybride oorlogvoering net zo goed aan de Amerikanen worden toegeschreven.
[vii]Buinaskas, D., Janeliunas, T, Kasciunas, L., Kojola, L., Kersanskas, V (2015): Information Signals of Hybrid Warfare: The Case of Russia. Tallinn, Estonia: NATO Centre of Excellence for Strategic Communication.
[viii]Kruit, P (2015): The Failure of the Police and its Vital Importance for Ukraine. https://warbits.wordpress.com/2014/05/06/the-failure-of-the-police-and-its-vital-importance-for-ukraine/
[ix]Ratsiborynska, V. (2012): EU-NATO responses to Russia’s Hybrid Warfare.
[x]Qua ongeloofwaardigheid doet dit verhaal denken aan het verhaal over de onlangs in Turkije vermoorde Saudische journalist Kashoggi, die zogenaamd op het consulaat van Saudi-Arabië in Istanbul toestemming zou hebben gevraagd om te gaan trouwen. Als geen ander land heeft Turkije er belang bij om tweedracht te zaaien tussen de Verenigde Staten en Saudi-Arabië. Met behulp van dit verhaal lijkt dat op het moment van het schrijven van dit artikel goed te zijn gelukt.
[xi]Bij de vliegramp in het Portugese Faro in 1992 kwamen ruim 50 passagiers om. Door de betreffende luchtvaartmaatschappij werd per omgekomen passagier circa 30.000 gulden uitgekeerd. Later ontstond kritiek omdat bij het ontvangen van deze uitkering moest worden verklaard dat werd afgezien van verdere juridische acties tegen de luchtvaartmaatschappij. In 1988 haalde het Amerikaanse oorlogsschip Vincennes boven de Arabische Golf per abuis een Iraans passagierstoestel neer met een luchtverdedigingsraket, waardoor alle 290 inzittenden omkwamen. Uit de reconstructie van de besluitvorming bleek dat het toestel ten onrechte werd aangezien voor een gevechtsvliegtuig dat een aanval inzette op het Amerikaanse oorlogsschip. De Amerikaanse regering bood in 1996 na een uitspraak van het Internationaal Gerechtshof in Den Haag een schadeloosstelling aan van circa 200.000 dollar per omgekomen inzittende.
[xii]De Nederlandse regering zou zonder aansprakelijkheid voor de vliegramp te erkennen, de nabestaanden van de Nederlandse slachtoffers kunnen compenseren voor hun verlies. Immers, er is al nalatigheid bewezen in het op waarde schatten en verspreiden van de waarschuwingen van de Russische regering dat het luchtruim boven Rusland al geruime tijd voor de vliegramp niet veilig was wegens oorlogshandelingen in het aangrenzende Oekraïne. De Russische regering zou vervolgens iets vergelijkbaarheids kunnen doen voor de schade die is aangericht met haar defensiematerieel, los van die vraag wie dat materieel inzette. Jurisprudentie in een vergelijkaar geval laat zien dat bijvoorbeeld de Amerikaanse regering haar aansprakelijkheid erkende voor de dood van alle passagiers en bemanningsleden van een Iraans passagierstoestel, dat door een Amerikaans marineschip werd neergeschoten boven de Middellandse zee. Wel was hier een uitspraak van het international gerechtshof in Den Haag voor nodig, die jaren op zich liet wachten.
[xiii]Amnesty International publiceerde in 2017 een rapport over het grote aantal mensen dat in Syrische gevangenissen vast zat en vermoord werd. Bij de reconstructie van dit aantal werd echter maar een bron vermeld, terwijl de auteurs op geen enkele wijze uitleg gaven over de manier waarop dit aantal was ge(re)construeerd.
[xiv]Wofford, B.: (2018): Sy Hersch, right now. Washingtonian, Oktober 2018, pp. 76-81+180-183. Reeds in 1969 publiceerde hij als eerste over een massaslachting door Amerikaanse militairen onder Vietnamese burgers in het Vietnamese dorpje My Lai. Tegenwoordig verschijnt hij ook op de Russische televisiezender Russia Today.
[xv]Juneau, C. (2018) Final Report on NATO Exercise Trident Joust2017.
[xvi]In NAVO-oefening Trident Joust2017 werd met een hybride scenario geoefend, waarbij de commandant tijdens de oefening aan zijn staf de opdracht gaf om duidelijkheid te verschaffen over de vraag wie voor de economische, politieke en infrastructurele ontwrichting van het oefengebied verantwoordelijk was. De staf moest aan de commandant terugkoppelen dat zij daartoe niet toe in staat was.
[xvii]Zie paragraaf 21 van de gemeenschappelijke verklaring van de 29 NAVO-staatshoofden in Brussel in juli 2018 in www.nato.int/cps/en/natohq/official-texts-1566224.htm#21.
[xviii]Schmitt, M.N. (2012) : The Use of Force In Cyber Space. A reply to Dr. Ziolkowski. NATO Centre of Excellence for Cyber Defense. https://ccdcoe.org/publications/2012proceedings/5_4_Schmidt_ResponseToZiolkowski.pdf