Het Europese Red Flag
Tekst: lkol b.d. P. Dekkers
'Klassenfoto’ TLP-cursisten en instructeurs, vliegbasis Jever, ca. 1984. De vlieger uiterst links, staand op de eerste rij, is Engelse Royal Air Force (RAF) Harrier vlieger Flight Lieutenant Jeff Glover. Jeff was de enige RAF-vlieger die tijdens de Falklands oorlog werd neergeschoten en enige tijd in Argentijnse krijgsgevangenschap heeft doorgebracht. Zijn presentatie lessons learned was zeer leerzaam voor de overige cursisten.
Tijdens de Koude Oorlog, midden jaren zeventig, drong binnen de NAVO-luchtstrijdkrachten steeds meer het besef door dat de luchtmachten van het Warschau Pact niet alleen kwantitatief superieur waren aan de NAVO, maar er kwamen meerdere signalen dat de militaire industrie in de Sovjet-Unie in snel tempo bezig was ook de kwalitatieve achterstand in te lopen.

Een voorbeeld daarvan was de toen revolutionair geachte MiG 25 Foxbat, die voor die tijd ongekende prestaties leverde. Weliswaar was ook de westerse industrie volop bezig modernere, beter presterende gevechtsvliegtuigen te ontwikkelen, waarin ook de lessen uit de Vietnamoorlog zouden zijn verwerkt, maar de invoering daarvan in significante aantallen zou nog zeker een decennium in beslag nemen.

Bijkomend probleem dat daarbij werd onderkend was dat de bestaande vloot gevechtsvliegtuigen van de NAVO-lidstaten niet alleen operationeel achterop dreigde te raken, maar mogelijk nog ernstiger, dat van een efficiënt gebruik van schaarse middelen door multinationale samenwerking nog nauwelijks sprake was. Dat kon ook haast niet, want de gebruikte tactieken en procedures verschilden per land al hemelsbreed van elkaar. Zo werd door de meeste Europese luchtmachten een heilig geloof gehecht aan het op zo laag mogelijke hoogte opereren, om onder de vijandelijke radar te blijven. De Amerikanen, die al eerder waren begonnen met het uitrusten van hun luchtmacht met elektronische zelfbeschermingsmiddelen, zagen er meer heil in om hun aanvalsvluchten vanaf medium altitude uit te voeren. Zelfs binnen Europa waren er grote verschillen tussen de wijze van optreden door 2ATAF en 4ATAF[1]. Er moest dus iets gebeuren.

Om het gezamenlijk optreden beter mogelijk te maken, bestaande tactieken, technieken en procedures te verbeteren en op elkaar af te stemmen, en waar mogelijk nieuwe tactieken te ontwikkelen werd in januari 1978 het AAFCE[2] Tactical Leadership Programme (TLP) opgericht op de Duitse vliegbasis Fürstenfeldbruck in Beieren. Hier werd door de luchtmachten van de VS, Duitsland, Engeland, Nederland en België samengewerkt om voor cursisten uit die landen seminars te organiseren waar werd gediscussieerd over al deze zaken. Dit programma duurde twee weken. Na iets meer dan anderhalf jaar ging een lang gekoesterde wens in vervulling en werd TLP uitgebreid met een flying phase waardoor de cursusduur werd verlengd van twee naar vier weken. Omdat het luchtruim en de vliegbasis in Zuid-Duitsland onvoldoende mogelijkheden boden om de noodzakelijk geachte vliegprogramma’s uit te voeren verhuisde TLP naar de Noord-Duitse vliegbasis Jever. Hier was voldoende infrastructuur beschikbaar om meerdere malen per jaar een twintigtal vliegtuigen en hun bemanningen en technische ondersteuning te kunnen huisvesten. Het Noord-Duitse luchtruim bood voldoende vrije oefengebieden om een cursus met vliegprogramma’s waarin uitdagende scenario’s waren opgenomen te kunnen afwerken. TLP bleef op Jever tot het einde van 1988. Toen kreeg de Luftwaffe behoefte aan meer faciliteiten voor het daar inmiddels opgerichte JagdbomberGeschwader (Jabo 38), en bovendien begon de geluidsoverlast een steeds nijpender probleem te worden op FliegerhorstJever[3]. Er waren in deze zes jaar 71 cursussen gehouden die in totaal ruim 2000 geslaagde cursisten-jachtvliegers hadden opgeleverd.

Jeff Glover in dinghy

Het vierweekse programma bestond uit een aantal dagen academics gevolgd door een serie van achttien vliegoefeningen met een oplopende graad van moeilijkheid en complexiteit. De algemene opzet was enigszins geïnspireerd door de Amerikaanse Red Flag oefeningen, zij het dat de uitvoering minder massaal en op veel kleinere schaal plaatsvond. Ook waren er, zeker in het begin, aanzienlijk minder ondersteunende missies bij betrokken dan bij Red Flag. De enige vliegende ondersteuning kwam in de beginfase van de KLu met de helifac vanuit een Alouette of Bölkow helikopter. In de loop van de volgende jaren kwam steeds meer ondersteuning beschikbaar, zoals de Boeing E-3A Airborne Warning and Control System (AWACS), destijds de gloednieuwe vliegende radarstations van de NAVO, en tankvliegtuigen waardoor de opgedragen missies steeds complexer konden worden opgezet. Per missie werd een mission leader aangewezen en een scenario bekend gemaakt. De deelnemende cursisten waren onderverdeeld in als regel twaalf aanvallers, in de wandelgangen mud movers genoemd, en zes air defenders. Na de missieplanning door de cursisten, nauw gadegeslagen door de TLP-instructeurs, werd de missie uitgevoerd. De missie werd ook tijdens de uitvoering zo goed als mogelijk van nabij gevolgd door een instructeur in de backseat van een aan TLP deelnemend tweezits vliegtuig. Vanaf het aanvalsdoel werden altijd video- opnamen gemaakt van de acties van de mud moversen ook de tapes van het deelnemende gevechtsleidingstation en de AWACS waren beschikbaar. Betrof het een Close Air Support(CAS) missie, dan werd uiteraard ook de Forward Air Controller(FAC) gedebriefed. Na de landing van de vliegtuigen vond de hot debrief plaats van alle deelnemende vliegers en eventuele weapon system operators en werden de beschikbare tapes en films van de registratie uit de vliegtuigen geanalyseerdAlle resultaten werden bij elkaar gebracht en geanalyseerd en circa twee uur na de laatste landing vond dan in het auditorium de uitgebreide debriefing plaats voor alle deelnemers. Gelet op de in vergelijking met de tegenwoordige middelen uiterst primitieve registratieapparatuur[4] was het toch mogelijke om een nauwkeurige reconstructie van het verloop van de missie te maken, inclusief de resultaten van elke deelnemer. Voor sommigen weleens een eye opener, of als het ego van betrokkene daaronder te lijden had, een tegenvaller.

Eindnoten:

1. De tweede (2ATAF) en de vierde (4ATAF) geallieerde tactische luchtmacht. 2ATAF bestond uit de Nederlandse Koninklijke Luchtmacht (KLu), de Engelse Royal Air Force Germany (RAFG), de Belgische luchtmacht (BAF) en delen van de Duitse Luftwaffe en de Amerikaanse luchtmacht (USAF). De area of responsability besloeg het gebied van de Duitse Bondsrepubliek tussen de Elbe en de stad Kassel. Het hoofdkwartier was gevestigd in Rheindahlen, bij Mönchen Gladbach in Duitsland. 4ATAF, met een hoofdkwartier in Heidelberg, besloeg het gebied ten zuiden van Kassel; vandaar uit werd het operationele bevel gevoerd over de luchtmachten van Canada (CAF), de Luftwaffe en onderdelen van de USAF.

2. AAFCE, Allied Air Forces Central Europe, met een hoofdkwartier in Ramstein, Duitsland. Later werd AAFCE omgedoopt in AIRCENT.

3. De Luftwaffe is georganiseerd in Geschwader (in goed Nederlands wings geheten), die zijn onderverdeeld in een eerste en een tweede Staffel (in goed Nederlands squadrons). Elk Geschwader heeft zijn eigen Fliegerhorst als ondersteunend platform. Zo vinden we bijvoorbeeld op de vliegbasis Nörvenich bij Keulen, Jabo 31 met wat in de NAVO-wandelgangen meestal wordt aangeduid de squadrons 311 en 312. Soms leidde dit wel eens tot verwarring met gelijknamige Nederlandse squadrons, die ook nog eens over hetzelfde vliegtuig beschikten en in dezelfde rol aan NAVO waren aangeboden.

4. De overgrote meerderheid van de vliegtuigen uit die generatie beschikte nog over een 16 mm camera waarmee enige minuten door de voorruit gefilmd kon worden. De (logistieke) verwerking had nogal wat voeten in de aarde, zoals het ontwikkelen van de film en het beoordelen van de geregistreerde resultaten. Als regel moesten belichting en diafragma handmatig worden ingesteld wat nogal eens leidde tot niet te beoordelen films. De camera werd doorgaans bediend door de trigger op de control stickin de cockpit. De invoering van de videocamera in de F-15 en F-16 was dat betreft een grote sprong voorwaarts, met een verlengde opnameduur tot ca. 30 minuten op ¾ inch Sony Betamax tape, ook de opnamekwaliteit was beduidend beter.