kol b.d. Charlef Brantz
In eerdere artikelen in Carré werd geschreven over de Nederlandse toezegging, gedaan tijdens de NAVO-top in Wales, door de minister-president om in 2024 aan de NAVO-norm van 2% bbp voor Defensie te voldoen. Er wordt nogal eens gegoocheld met dat percentage: is het t.o.v. het bnp of het bbp en de vervuiling die mede daardoor regelmatig in de discussie over die 2% norm sluipt.

De regeringsleiders hebben tijdens deze laatste NAVO-top de indruk gewekt dat de 2% norm de belangrijkste conditie is om de afschrikkingwaarde van NATO zodanig op te krikken dat de Russische president op zijn tellen moet gaan passen. Onze premier (en hij was helaas niet de enige) zweeg binnen en buiten de vergaderzaal over vervuilingen die in de discussies over de hoogte en de waarde van het Nederlandse defensiebudget in de loop der der tijden zijn geslopen. Vervuilingen die het realiseren van de noodzakelijke gevechtswaarde van de krijgsmacht doorkruisen om kunnen voldoen aan de criteria die zijn opgenomen in het meest actuele NAVO Strategisch Concept Active Engagement, Modern Defense; hierover verscheen eerder in Carré een artikel onder de titel: Spoort het Eindrapport Verkenningen met het nieuwe strategisch concept van de NAVO? (nr. 3-2011). In het artikel hieronder worden de belangrijkste vervuilingen in de bnp/bbp discussie opgelijnd en wordt een indruk gegeven van het effect van die vervuilingen op het verhogen van de gevechtswaarde van de Nederlandse krijgsmacht.

Zes vervuilingen 

De eerste vervuiling is het uitdrukken van het defensiebudget in een percentage van het bbp resp. bnp, omdat het bnp hoger uitvalt dan het bbp[1].  Daardoor kan de discussie over de hoogte van het defensiebudget en de bijbehorende percentages al bij de start uit elkaar gedreven worden. De tweede vervuiling is het uitdrukken van het geldvolume in dollars of in euro´s. Bij discussies blijkt dat de ene partij de dollar gebruikt en de andere zich vasthoudt aan de euro. Op die manier praten beide partijen over verschillende geldvolumes en percentages, hetgeen tot ongewenste verwarring zou kunnen leiden. De derde vervuiling is de invloed van de economische groei of krimp in een bepaalde periode (in dit geval de periode 2019-2024) op het streven naar het behalen van de 2% bnp/bbp norm. In beide gevallen kan dat streven geblokkeerd worden en moet het beleid aangepast worden.

Op basis van de meest recente cijfers van het Centraal Planbureau ontwikkelt het percentage van het bruto binnenlands product (bbp) dat Nederland aan Defensie uitgeeft zch tijdens deze kabinetsperiode als volgt: 

Ontwikkeling % bbp dat aan Defensie wordt besteed: 

Norm     2019       2020          2021            2022             2023

2%          1,30%      1,34%          1,34%          1,28%           1,23%

De vierde vervuiling betreft de financiële duurzaamheid van Defensie. Die staat ook nog onder druk van exogene factoren als fluctuaties in valutakoersen, de gevolgen van het compenseren van het AOW-gat en verschillende gerechtelijke uitspraken met soms vergaande financiële gevolgen. Defensie is een uitvoeringsdepartement en heeft nagenoeg geen budgettaire flexibiliteit of financiële instrumenten om de gevolgen van dergelijke exogene factoren op te vangen. Met andere woorden, dergelijke uitgaven, die worden veroorzaakt door die exogene factoren, gaan vroeg of laat ten koste van de operationele capaciteiten van Defensie. Uit de Antwoorden op feitelijke vragen van de vaste commissie voor Defensie over de begrotingsstaten van het Ministerie van Defensie blijkt overduidelijk dat bij gelijkblijvend beleid het defensie-aandeel in het bbp daalt.

Een vijfde vervuiling is het antwoord op de vraag welk deel van het voor Defensie gereserveerde budget daadwerkelijk gebruikt wordt voor het op peil houden en zo mogelijk versterken van de gevechtskracht of slagkracht van de krijgsmacht. Die 2% norm is vooral bedoeld om juist de gevechtskracht op het gewenste kwalitatieve en kwantitatiev niveau te brengen en te houden. Er wordt door politici doorlopend gesproken over bruto bedragen en niet over netto bedragen. Dat is des te opmerkelijker, omdat de Adviesraad voor Internationale Vraagstukken (AIV) in 2018 de zaken nog eens helder op een rijtje heeft gezet. Het defensiebudget bedroeg in 2015 7,8 miljard euro (1,09% van het bbp; in 2009 was dit nog 1,5%). Het echte bedrag dat direct naar de krijgsmacht toestroomt, het netto bedrag, is aanmerkelijk lager, nl. 0,7%[2]. Kenmerkend is dat de AIV, net als de politiek, de percentages afzet tegen het lagere bbp en niet tegen het hogere bnp.

De zesde vervuiling is het antwoord op de vraag of met een groter geldvolume ook de gevechtskracht, en dus de afschrikkingswaarde, van de krijgsmacht verhoogd wordt. Afwijkend van andere landen worden in de Nederlandse defensiebegroting de personeelskosten in de vorm van wedde, wachtgelden en pensioen opgenomen in het budget. Daardoor wordt de indruk ontkracht dat meer geld ook automatisch meer gevechtskracht betekent.

Verdeling van de uitgaven door Defensie in 2019

Geen vertrouwen in de politiek

In 2017 publiceerde de minister van Defensie de Defensienota, Investeren in onze mensen, slagkracht, en zichtbaarheid. Uit de inhoud kon worden vastgesteld dat de nota vooral een intern gebaar reflecteert: Het herstel van vertrouwen van het defensiepersoneel in de eigen organisatie blijkt de belangrijkste uitdaging voor de komende jaren. De vraag hoe die woorden zich verhouden tot de brandbrief die de officieren van de krijgsmacht onlangs naar de minister hebben gestuurd kan alleen door de minister en haar organisatie worden beantwoord. Hier volgen enige  citaten uit die brandbrief:
Het wantrouwen in onze organisatie begint alarmerend te worden. De verzuring na dertig jaar bezuinigen eist haar tol. Wij vrezen dat de onvrede over het voorliggende arbeidsvoorwaardenresultaat voor veel jonge officieren de spreekwoordelijke druppel zal zijn die hen doet besluiten Defensie te verlaten. De ‘braindrain’, die al jaren plaatsvindt omdat het irreguliere verloop te hoog is, wordt met dit resultaat derhalve niet tot een halt geroepen maar juist aangewakkerd…….

De aangehaalde woorden van de minister uit de Defensienota lijken alle waarde te hebben verloren. Het vertrouwen in de Defensieleiding was, mede als gevolg van het handelen ten aanzien van de WUL- en AOW-problematiek, al zeer laag. Het voorliggende onderhandelingsresultaat heeft het laatste restje vertrouwen weggeslagen’.

U leest het goed. Ook de woorden in de laatste Defensienota zijn vervuild doordat die niet zijn of worden omgezet in daden die het vertrouwen van het personeel, in dit geval de officieren van de krijgsmacht, een opwaartse stimulans geven. In tegendeel, de snelheid van de neerwaartse spiraal wordt in een hogere versnelling geschakeld.

Gekrast beeld van de nabije toekomst

Na het Kamerdebat op de  eerste dag van de Algemene Politieke Beschouwingen, waarbij een inhoudelijke discussie ontbrak, zal ook het debat over vrede en veiligheid voor Defensie niet in de gewenste richting gestuurd worden. Onder de huidige politieke omstandigheden zal het defensiebudget van de huidige € 9 miljard niet naar de gewenste ondergrens van € 17 miljard in 2024 groeien om de 2% bnp (de minister-president gebruikt het bnp) te realiseren. Gezien de brandbrief van de GOV|MHB en de genoemde vervuilingen, heeft het defensiepersoneel daarvan niet veel te verwachten. Blijkbaar is het bij de bewindslieden nog steeds niet doorgedrongen dat Defensie draait op de kwaliteit en kwantiteit van het beschikbare personeel. Het is meer dan geld en materieel. Het draait om het vertrouwen in de politiek. En dat is al door de tocht in de defensie-kamer uit het raam gevlogen.

Vervuiling: En er is in geen velden of wegen een goede schoonmaker te vinden.

Eindnoten:

  1. Bbp betekent verdiend/geproduceerd binnen de landsgrenzen; bnp betekent verdiend/geproduceerd door de eigen staatsburgers. Overigens is de term bnp pnlangs vervangen door bruto nationaal inkomen (bni).
  2. € 1,3 miljard voor pensioenen, uitkeringen en wachtgelden, 400 miljoen voor de KMar, 600 miljoen jaarlijkse btw-afdrachten aan Financiën, 180 miljoen afgeroomd als fiscale eindheffing over de UGM, 100 miljoen bijdrage aan de rijksbrede ruilvoet-tegenvaller en 60 miljoen afdracht aan het budget Internationale Veiligheid.