"Lkol b.d. E. Hoogendoorn"

Veteranen en nieuwe Nederlanders: een pilot m.m.v. de NOV

Het begrip ’Nieuwe Nederlanders’ is ons niet echt vreemd. In de jaren vijftig en zestig van de vorige eeuw zijn vele gastarbeiders naar Nederland gekomen. Sommigen voor een kort verblijf, maar velen, m.n. uit Marokko en Turkije, hebben zich hier definitief gevestigd en zijn Nederlands staatsburger geworden.

Ze waren welkom, we hadden ze nodig vanwege de vele tekorten aan arbeidskrachten. De wenselijkheid na te denken over inburgeren had echter geen prioriteit en pas veel later kreeg de noodzaak hierover beleid te maken meer aandacht. Voor een succesvol meedoen aan de samenleving moet je de taal spreken, de cultuur en gebruiken kennen en op de hoogte zijn van de Nederlandse waarden, normen en tradities. Met de komst van vluchtelingen uit het Midden-Oosten en Afrika, die een verblijfsvergunning hebben gekregen, is het thema inburgeren weer volop aan de orde. Tot 2013 zorgden gemeenten voor hulp aan inburgeraars. Vaak was er een ’klantmanager’ die als aanspreekpunt fungeerde. Het examen en de voorbereiding waren gratis en inburgeraars kregen drie en een half jaar de tijd om te slagen voor het examen. Tegenwoordig moet iemand die naar Nederland komt zelf voor de cursus betalen en het ook zelf regelen. Hij of zij kan daarvoor lenen bij de Dienst Uitvoering Onderwijs. Asielmigranten hoeven niet zelf te betalen voor een inburgeringscursus. Op die regeling is inmiddels veel kritiek. De vier grote steden willen zelf de regie weer terug en onderkennen dat maatwerk nodig is voor nieuwkomers. Uit een onderzoek van de Algemene Rekenkamer blijkt dat maar 39% van de immigranten is geslaagd voor de inburgeringscursus. Gelet op ervaringen uit het verleden roept dat het beeld op van mensen die zich niet hebben aangepast aan onze samenleving. De problemen die zijn ontstaan door het niet of nauwelijks spreken van de Nederlandse taal, onbekendheid met onze cultuur, normen en waarden liggen hieraan ten grondslag.

In 2016 heeft de NOV het initiatief genomen om samen met het ROC De Friese Poort te Emmeloord te bezien of veteranen een toegevoegde waarde kunnen hebben bij reguliere inburgeringscursussen van het ROC. Veteranen  hebben door hun uitzendingen kennis en ervaring opgedaan met diverse culturen en kunnen zich daarom veelal goed inleven in hoe mensen uit andere landen denken en doen. Het oogmerk van de NOV is hierbij:

  • Een maatschappelijke bijdrage leveren met inzet van veteranen aan het verhogen van het slagingspercentage van de verplichte inburgeringscursussen;
  • Gebruik maken van bij veteranen aanwezige kennis en ervaring van normen en waarden, omgangsvormen, religieuze groeperingen e.d. binnen de diverse culturen;
  • Met de inzet van veteranen de status en positie van de veteraan in zijn algemeenheid meer bekendheid geven binnen de Nederlandse samenleving.

Samen met een collega veteraan is beeldvorming opgedaan door het bijwonen van diverse lessen van een lopende inburgeringscursus. Op basis van deze beeldvorming, gesprekken met vakdocenten en de positieve grondhouding van de NOV is nader ingegaan op een mogelijke en zinvolle bijdrage met en door veteranen. Tevens is vastgesteld dat het item spreekvaardigheid, een belangrijk knelpunt tijdens de inburgeringscursus, zich bij uitstek leent voor de beoogde inzet van veteranen. Hiertoe is een pilot van vijf lessen opgezet en uitgewerkt met als uitgangspunten:

  • De lescyclus moet een bijdrage leveren en een toevoeging zijn aan een bestaande cursus en mag niet op zichzelf staan;
  • De te behandelen gespreksthema’s worden aangereikt in een vijftal gesprekssessies met maximaal vier tot vijf deelnemers;
  • De gespreksonderwerpen zijn met name gericht op omgangsvormen, normen en waarden en het belang van de eigen inzet voor een succesvolle integratie binnen de Nederlandse samenleving. Het betreft praten over jezelf, wonen en leven in Nederland, eten en drinken, vrije tijd. Met beeldend materiaal worden de onderwerpen ingeleid en kan verdere diepgang worden bereikt in het te voeren gesprek.

Na het uitvoeren van de pilot met twee onafhankelijk samengestelde groepen van vijf personen, heeft een evaluatie plaatsgevonden met de deelnemers en betrokken vakdocenten van het ROC. De deelnemers aan de pilot, afkomstig uit Syrië, Irak, Pakistan en Afghanistan hebben zich vrijwillig aangemeld en waren gemiddeld twee tot drie jaar woonachtig in Nederland. Een aantal was erin geslaagd een baan te vinden en sommigen zetten zich in als vrijwilliger bij de voedselbank of het Leger des Heils. Zij namen ruim een jaar deel aan de inburgeringscursus van het ROC en waren in staat gesprekken te begrijpen en te voeren. Zowel de betrokken leerkrachten als de deelnemers waren erg enthousiast over het bereikte resultaat. Voor de deelnemers hadden de lessen nog verder mogen gaan. Het ROC was verrast door aanpak en invulling van de veteranen als gespreksleiders. Het bereikte resultaat werd gezien als een welkome aanvulling op de reeds gehouden lessen in het kader van de bestaande cursus. De gespreksleiders hebben de invulling als heel bijzonder ervaren. Het gevoel dat je op deze wijze een (kleine) bijdrage kunt leveren aan de verdere integratie van mensen, die hun uiterste best willen doen voor een volwaardig en zinvol bestaan binnen onze samenleving, doet goed. Het bewust en onbewust gebruikmaken en toepassen van kennis en ervaring opgedaan als militair en als veteraan is door anderen als positief opgemerkt en bevestigd. Inmiddels is teruggekoppeld naar het hoofdbestuur van de NOV en zal mogelijk worden bezien of deze pilot een verdere invulling kan krijgen met inzet van meerdere betrokken en enthousiaste collega’s. De basis voor een vervolg is inmiddels gelegd, waar in Nederland dan ook.

Dit project is voorbereid en uitgevoerd door lkol b.d. E. Hoogendoorn (Bosniëveteraan), kap b.d. H. Koek (Libanonveteraan), maj b.d. P. Veulings (waarnemer Midden-Oosten), mw. J. Windig (senior-medewerker onderwijsinnovatie Defensie), mw. S. Jautze (vakdocent ROC), mw. M. van der Sluis (oud-defensiemedewerker P&O), mw. E. Hoogendoorn (onderwijzeres) en dhr. S. Vranken (student universiteit Maastricht).