Draait het enkel om perceptie?
Twee aspecten zijn bij deze nieuwe tijd van belang. Ten eerste: op elk gekozen moment kan eenieder (mits in het bezit van de juiste apparatuur en internet) nieuws van letterlijk overal aanhoren, aanschouwen of gewoon negeren. Ten tweede: eenieder kan zichzelf tot nieuwsbron transformeren en gebruik maken van de diverse mogelijkheden van de moderne media. Zo is het een fluitje van een cent om je persoonlijke of functionele profiel aan te maken op social media en je ideeën te delen. Dit biedt zowel voor- als nadelen.
Met dit Vierkant Beschouwd wil de redactie stilstaan bij het gebruik van die nieuwe media door leden van de krijgsmacht. En met name antwoord geven op de vraag: zijn de social media het geschikte communicatiemiddel voor elk onderwerp en wat zijn de (onbedoelde) effecten?
Hedendaagse communicatie
Laten we de tegenwoordige manier van digitaal communiceren eens onder de loep nemen. Een bericht van de voorzitter van de Nederlandse Officieren Vereniging (NOV) kan tegenwoordig vrijwel gelijktijdig in elke huiskamer worden gelezen. En dat grijpt hij dan ook aan. Zo introduceerde onze voorzitter zijn bevindingen over de nieuwe cao op Facebook. In het gedachtegoed van het informatietijdperk, staat het iedereen vrij om direct te reageren. Dit gebeurt dan ook en dat kan op twee manieren worden uitgelegd. Positief: binnen de kortst mogelijke tijd krijgt de lezer, die ook alle reacties via hetzelfde medium kan volgen, een indruk van het draagvlak van het bericht. Maar ook negatief: veel lezers reageren impulsief op basis van een beperkte of misschien wel helemaal geen analyse over – in het geval van de cao – de complexiteit van de materie. Deze negatieve kant vormt een heuse bedreiging, omdat snelle meningsvorming kan ontaarden in stemmingmakerij.
deze negatieve kant vormt een heuse bedreiging
Overdrijven we misschien? Kenmerkend voor het informatietijdperk is dat een overvloed aan informatie direct voorhanden is. Verder is het evident dat de beschikbare tijd voor analyse geringer is geworden, mede doordat de omgeving dynamischer en complexer is dan in het industriële tijdperk. Kortom, de informatievoorziening is doorgaans sneller, maar vooral oppervlakkiger. Dit alles leidt gemakkelijk tot vreemde, onbedoelde, onverwachte of andere conclusies in vergelijking met ‘vroeger’. Bij een bezoek aan de Landmachtstaf in Utrecht legde de commandant van de Britse Landstrijdkrachten dit onlangs uit aan de hand van enkele voorbeelden. Hij refereerde aan zijn ervaringen in Afghanistan, als Commandant van het Regional Command South en als Plaatsvervangend Commandant ISAF. Met de beschikbare informatie kunnen de operaties in Afghanistan als een succes of als een afstraffing worden betiteld, zo stelde hij. Dat is afhankelijk van wat wordt meegenomen in de argumentatie en wat wordt benadrukt. Bovendien, en dat is wellicht het allerbelangrijkste, gaat het om wat de lezer of toehoorder opneemt, of beter gezegd: hoe hij of zij de boodschap percipieert. In eenvoudige taal: eenieder gelooft wat hij of zij wil geloven. In feite is het allemaal perceptie en dat maakt de berichten op onder meer Facebook erg interessant, vooral als het gaat om de berichtgeving door onze eigen officieren.
Met de volgende drie voorbeelden wordt getracht om de (onbedoelde) effecten van het communiceren via social media te verduidelijken. De introductie van de nieuwe minister van Defensie ontlokte op Facebook veel welgemeende reacties. Eén reactie vermeldde dat zij, in ieder geval in vergelijking met haar voorgangster, weet wat het militaire leven inhoudt; ze is tenslotte de dochter van een beroepsmilitair. Ondanks dat ‘alles perceptie is’, lijkt ons hier een nuancering op zijn plaats. Want wat is het waard als je vader een militaire achtergrond heeft? Wellicht zegt het iets over de manier waarop je bent opgegroeid. En je hebt waarschijnlijk gehoord hoe militairen zich voorbereiden op oorlog. Maar ook dit is sterk aan verandering onderhevig. De Eerste en Tweede Wereldoorlog verschillen sterk van elkaar en zijn onvergelijkbaar met de situatie tijdens de Koude Oorlog of met manier waarop we betrokken zijn bij de hedendaagse oorlogen in Afghanistan, Irak, Syrië en Mali.
Waarom is dit toch een relevant voorbeeld? Omdat die ene reactie op verschillende manieren is ‘ontvangen’. Wij weten dat er zelfs ontslag is genomen door een jonge ambitieuze officier, voor wie deze opmerking de laatste druppel vormde; hij besloot geen deel meer te willen uitmaken van een organisatie waarin zo ondoordacht wordt gecommuniceerd. Dit voorbeeld is extra pijnlijk, omdat de uitstroom van officieren voor Defensie een groot probleem vormt. Gelet op de demografische ontwikkelingen in Nederland, is het van belang om elke oorzaak van vroegtijdige dienstverlating te onderkennen.
Een tweede bericht op Facebook richtte zich op het aftreden van de minister van Defensie en de CDS naar aanleiding van het mortierincident in Mali. Een waterval aan berichten volgde, wijzend naar de verantwoordelijkheid van geheel politiek Nederland gedurende de afgelopen jaren. Het neigde naar eenheid van opvatting, maar toch … Een officier waagde het een opmerking te maken over de taken en verantwoordelijkheden van vooral het officierscorps. Hij gebruikte zelfs de woorden ‘zelfreinigend vermogen’. Er volgde geen enkele reactie, laat staan bijval over het zelfreinigend vermogen van de krijgsmacht. Op Facebook werd deze officier doodgezwegen. Deze opmerking, ondanks het feit dat alles kan worden betiteld als perceptie, dient ons inziens serieus te worden genomen. Maar de vraag is: hoe? En dan bedenken we onmiddellijk dat Facebook niet het geëigende medium is om een discussie over het ‘zelfreinigend vermogen’ van de krijgsmacht te voeren. Vanuit dit perspectief is het plausibel dat er geen verdere reacties vanuit de defensieorganisatie zijn gekomen.
Er volgde nog een derde bericht dat de aandacht kreeg. Dat ging over misbruik binnen de Luchtmobiele Brigade en zorgde ervoor dat op social media de discussie over ‘zelfreinigend vermogen’ nieuw leven werd ingeblazen. Ook nu zijn de reacties vanuit de organisatie flauwtjes; blijkbaar wil men niet ‘de vuile was buitenhangen’. Begrijpelijk, want de discussie aanslingeren en uitvechten via social media geschiedt gewild of ongewild onder het toeziend oog van heel Nederland.
Wat leren we hiervan?
Wie communiceert, hetzij via de social media, hetzij met andere communicatiemiddelen, doet dat om een bepaald effect te bereiken: om te informeren, te verduidelijken, te propageren, te discussiëren, enzovoorts. Het is daarom belangrijk – en dat geldt zeker voor officieren van de krijgsmacht van wie mag worden verwacht dat zij op verantwoorde wijze uiting geven aan hun positief kritische houding – het gewenste effect van de communicatie scherp voor ogen te houden. Digitale media als Twitter of Facebook kunnen een prima middel zijn om te communiceren. Maar het is voor de zender van de boodschap ook goed – noodzakelijk is hier mogelijk een beter woord – om zich te realiseren dat de groep ontvangers van de boodschap waarschijnlijk veel groter is dan de beoogde en met het onderwerp bekende doelgroep. Vervolgens staat het iedereen vrij om te reageren, zij die in de materie zijn ingewijd en van wie een onderbouwd oordeel mag worden verwacht en zij die niet zijn ingewijd, maar die eveneens, met welk motief dan ook, een mening willen geven.
Dit is een cruciaal kenmerk van de nieuwe digitale media. Ongenuanceerde, niet onderbouwde of faliekant onjuiste beweringen zijn eenvoudig te plaatsen. Maar juist díe beweringen zijn medebepalend voor het beeld dat vervolgens ontstaat. En zo kan eenvoudig een onbedoeld, scheef beeld ontstaan van een bepaalde situatie. Een beeld dat mogelijk onterecht afbreuk doet aan de geloofwaardigheid van en het draagvlak voor de krijgsmacht. Is dit laatste een reden om dan maar niet via de social media te communiceren? Natuurlijk niet! Het zij nogmaals gezegd: het gebruik van social media kan een uitstekend middel zijn, maar bedenk vooraf wat het beoogde effect is. Voor officieren is dit bekende kost, want het voorkomen van ongewenste effecten is een wezenlijk element in het militaire besluitvormingsproces.
… het voorkomen van ongewenste effecten is een wezenlijk element in het militaire besluitvormingsproces
Nog even terug naar de drie voorbeelden. Perceptie bepaalt of deze worden weggezet als incidenten of dat – specifiek voor het tweede en derde voorbeeld – sprake is van een cultuurprobleem. Cultuur staat hier voor de diepgewortelde attitude van het personeel , als het product van vorming tijdens opleiding en dagelijks werk. Voor het officierscorps wordt dit idealiter gekenmerkt door een kritisch positieve houding, eerlijkheid en consistent gedrag. Mocht er sprake zijn van een cultuurprobleem dan vraagt dit natuurlijk om een fundamentele aanpak en dient een cultuurverandering in gang te worden gezet. Maar om vast te stellen of een professionele organisatie als de krijgsmacht een cultuurprobleem heeft, is de perceptie die ontstaat via Facebook natuurlijk geen geschikte graadmeter. Daartoe zijn andere middelen voorhanden, zoals een professioneel onderzoek door een daartoe gekwalificeerde en onafhankelijke instantie.
Al met al kan communiceren via de social media uitstekend werken en gelukkig zijn er vele goede voorbeelden van (hogere) leidinggevenden en andere functionarissen binnen de krijgsmacht die op uitstekende wijze van deze middelen gebruik maken. Zij dragen daardoor bij aan een positief beeld van de krijgsmacht in de maatschappij. Het zal ook duidelijk zijn dat de redactie een belangrijk voorbehoud plaatst bij het gebruik van social media. Dat geldt met name voor situaties waarbij sprake is van vraagstukken die alleen zinvol bediscussieerd kunnen worden door inhoudelijk deskundigen. Het oproepen van niet onderbouwde, ongenuanceerde en ongefundeerde reacties draagt evenzeer niet bij aan een goede beeldvorming over de krijgsmacht en kan daar zelfs afbreuk aan doen.
Ten slotte
Voor de millennials binnen Defensie is de situatie het lastigst. Dit betreft de groep van jonge professionals die is opgegroeid met social media en nu de subalterne rangen heeft bereikt. Zij zullen binnen vijftien tot twintig jaar tot de strategische top behoren en de koers bepalen. Nu staan ze op het punt waarop ze gaan kiezen hun loopbaan te continueren, binnen de krijgsmacht of erbuiten. Die keuze wordt mede bepaald door de wijze waarop de krijgsmacht zich als professionele organisatie manifesteert, ook als het gaat om kwesties als ‘zelfreinigend vermogen’ of een eventueel cultuurprobleem. Mochten zij de krijgsmacht verlaten, dan wordt aan kwaliteit ingeboet. Velen zullen nu zeggen dat uitstroom van alle tijden is en dat is zonder meer waar. Maar Defensie kan zich niet veroorloven om goed opgeleide officieren zomaar te laten vertrekken. En dus moet er wel degelijk gekeken worden naar het ‘zelfreinigend vermogen’. Onafhankelijk, zonder gebruik van de ‘digitale publicator’ en met als doel om de juiste cultuur te laten gedijen!
Redactie