Groeten uit Den Haag ‘De organisatie komt dus in beweging en er kan worden doorgepakt. Dit gaat ongetwijfeld tot nog meer mooie resultaten leiden, maar we moeten ons realiseren dat we pas aan het begin van dit traject staan. Herstellen, versterken en vernieuwen is van groot belang! Want, veiligheid is nu eenmaal een basisvoorziening; een cruciale randvoorwaarde om in vrijheid en in welvaart te kunnen leven. Dat betekent vrij kunnen bewegen, onderwijs kunnen genieten, onze mening kunnen uiten en, op vakantie kunnen gaan. En dat is mede dankzij jullie!’
De afbeelding op de ‘ansichtkaart’ uit Den Haag

Met deze warme woorden werd de ‘ansichtkaart’, die het defensiepersoneel in de vakantiepost van onze bewindslieden op het huisadres mocht ontvangen, besloten. De afbeelding (zie hierboven) roept wel wat vraagtekens op: is dit een verwijzing naar het ‘militair kamperen’, een ode aan ‘onze jongens op missie’, of betreft het een soort rituele wassing, bedoeld om na het verlof weer fris te beginnen? Waarom dit beeld is gekozen, is niet echt duidelijk, maar dit terzijde.

Ook de Commandant der Strijdkrachten (CDS) had zich kort daarvoor in motiverende woorden uitgelaten, nadat hij met zijn ‘top’ over het reilen en zeilen van de krijgsmacht had gesproken en dat breed met het personeel deelde:

‘Collega’s, de dreiging mag onvoorspelbaar zijn, evenals onze inzet, maar wij gaan ervoor zorgen dat we ons voortdurend en snel kunnen aanpassen. We gaan focussen op resultaat en nemen daarmee onze toekomst in eigen hand. Zodat we als krijgsmacht gereed zijn voor elk type inzet; ook de meest gevaarlijke en meest complexe. Doorpakken dus!’
Zulke peptalks zijn uiteraard bedoeld om te motiveren en een goed gevoel te geven voor de toekomst. Dat is wel weer eens wat anders dan de kommer en kwel die bewindslieden en CDS de afgelopen jaren over datzelfde personeel hebben uitgestort. Ze zouden maar zo weer eens tot een organisatie kunnen gaan behoren waar ze graag voor werken. Dat is belangrijk om ook anderen aan te trekken, om de talrijke vacatures te vullen en om de uitbreiding van de organisatie te kunnen realiseren. De CDS zegt het onomwonden in zijn mededeling (een beetje lelijk commanders message genoemd): ‘Dat geeft voldoening en biedt perspectief, en daarmee werken wij aan vertrouwen; een cruciale opgave’. Admiraal, wie kan het hiermee oneens zijn? Iedereen zal u hierin steunen!

Noodzaak voor investeringen in de krijgsmacht

De communicatie van het leiderschap viel samen met enkele prettige mededelingen: eindelijk is het contract voor de MQ-9 Reaper drones gesloten, de eerste nieuwe uniformen en andere uitrusting worden uitgereikt, er is meer voorraad op de plank, enz. En daar komt bij dat ook aan het front van de arbeidsvoorwaarden enige rust is ontstaan. Voor wie het betreft: er kan worden afgewogen of je onder de nieuwe of de oude diensteinderegeling wilt vallen. Het personeel is weer belangrijk.

Een en ander is natuurlijk niet los te zien van twee belangrijke randvoorwaarden. Ten eerste ervaart de Nederlandse bevolking meer dreiging en de meerderheid ziet de noodzaak om te investeren in veiligheid. Dat helpt behoorlijk in de politieke besluitvorming. Ten tweede bevindt de economie zich in een hoogconjunctuur en kunnen we het ons dus ook permitteren. En dit geeft gelijk de wankele basis aan van wat er nu gaande is: wat als er minder dreiging wordt ervaren en wat als de economie niet meer meewerkt? In de concurrentie met gezondheidszorg, sociale voorzieningen en onderwijs zal defensie het waarschijnlijk afleggen bij de afwegingen van mensen die meer met de zorgen van alledag bezig zijn en dus ook van de politici die door deze mensen worden gekozen. Voorwaar een riskant scenario dat altijd op de loer ligt voor Defensie. Dat is niets nieuws. Het speelde in onze hele geschiedenis, waarbij de burger-koopman altijd wilde bezuinigen op de defensie, totdat er (bijna) te laat opeens een enorme militaire inspanning geleverd moest worden. Het rampjaar 1672 is wel het meest bekende voorbeeld, waar nog wel een positieve wending mogelijk was. De aanloop naar de Tweede Wereldoorlog volgde een rampscenario, dat de oudere generatie nog duidelijk voor de geest staat. Het is een dynamiek waar we blijkbaar mee moeten leven. De vraag hoeveel geld er dan besteed zou moeten worden aan Defensie, valt dan ook niet te beantwoorden. Alhoewel, als het wordt vastgepind op een percentage van ons bruto binnenlands product (bbp), dan is er toch een solide basis? Ja, dat fluctueert natuurlijk met de economische conjunctuur, maar het voorkomt de enorme neergang van de krijgsmacht zoals we die sinds begin jaren ’90 hebben meegemaakt. Je zou zeggen dat het nog niet zo gek is dat president Trump de minimumgrens van 2% nu enigszins door de strot van zijn bondgenoten duwt! Het is evident dat menig militair zit te gniffelen wanneer de andere regeringsleiders van het NAVO-bondgenootschap op dit punt op hun nummer worden gezet, hoe onsympathiek we Trump verder ook mogen vinden.

We voelen dus wel aan dat er opnieuw geïnvesteerd moet worden in de Nederlandse krijgsmacht, maar de vraag is waarom de politieke en militaire leiding zich uitputten in al die extra peptalk. Is een krachtiger militair apparaat, met personeel dat er weer in gelooft, de komende jaren echt van belang? Waarom blijven we niet gewoon lekker ‘onder de Amerikaanse paraplu’?

De lastenverdeling binnen het bondgenootschap

Laten we met die laatste vraag beginnen. Want ook al zijn we sinds jaar en dag hechte bondgenoten, er valt wel wat af te dingen op de stelling dat we de lasten met de VS op gelijke voet zouden moeten delen. Dat is namelijk gemakkelijk gezegd door de president van een land waar de economie veel meer profiteert – en zelfs structureel afhankelijk is – van de defensie-industrie. Nu Nederland de F-35 en de Reaper koopt, zie je dat het de Amerikaanse economie is die er financieel van profiteert. De VS koopt geen defensiemateriaal van over de grens. Ze zijn ook gewend aan het feit dat de eigen industrie de beste producten maakt. Europa probeert daar zeker wat aan te doen en heeft daarvoor de goede infrastructuur, met top-onderzoeksinstituten en -bedrijven, die zich echter bij uitzondering richten op de defensiemarkt. Met hogere defensiebudgetten en stimulering van defensieonderzoek, zoals de EU nu gaat doen, kan dat worden omgebogen en leiden tot grotere economische voordelen voor de Europese industrie. Een te verwachten Trumpiaanse reactie is dat we (nog meer) worden beschuldigd van protectionisme. Maar nogmaals: de VS kopen zelf uitsluitend Amerikaans, ook al worden betere producten soms elders geproduceerd. Denk aan de vervanging van de tankervliegtuigen in de VS; in de competitie van de USAF kwam de Airbus MRTT als beste uit de bus, maar na politieke interventie werd het toch de Boeing.  Wat let ons om hetzelfde te doen? Voor de NAVO geldt ‘Samen sterk’ en dat is iets anders dan ‘America First’.

Een andere vraag die we bij de samenwerking en dus ook bij de lastendeling met onze Amerikaanse partner moeten stellen is, of wij moeten meebetalen aan de ambitie van de VS om de wereldleider of zelfs hegemonist te zijn. Mondiale ambities en de mogelijkheid om wereldwijd je invloed kracht bij te zetten met militaire macht is natuurlijk mooi, maar wel als we daar zeggenschap in hebben en van meeprofiteren. En dat is met de huidige politieke lijn van de VS duidelijk niet het geval. Een Amerikaanse president die het zelfs met sommige dictators goed kan vinden, die de eigen economie beschermt ten koste van anderen, die een uitgesproken tegenstander lijkt te zijn van de EU – het VK aanmoedigt eruit te stappen – en het met de waarheid niet zo nauw neemt, is hierin een belangrijke factor. Hoe lang voelen we ons nog ‘senang’ met een dergelijke bondgenoot? Ja, en daar zitten we dan als klein landje, in een op veiligheidsgebied zeker niet eensgezind Europa en tussen de grote olifanten die op het wereldtoneel marcheren. Hoe je het ook wendt of keert, als we ons land en onze defensie op orde hebben, zitten we altijd in een betere positie. In de Gouden Eeuw was Nederland ook een dwerg voor wie goed keek, maar we namen er geen genoegen mee en benutten de kansen die op dat moment voorlagen.

Ten slotte

De boodschap moge duidelijk zijn: de toekomst mag ons niet overkomen, we moeten hem zelf maken. Met een defensieorganisatie die wordt versterkt, zodanig dat de drie hoofdtaken met de juiste middelen – zowel kwantitatief als kwalitatief –  weer uitgevoerd kunnen worden. Met personeel dat weer serieus behandeld wordt, vertrouwen heeft in de eigen organisatie en door herstel en versterking van de krijgsmacht z’n motivatie terugkrijgt. En met een leiding die onomwonden zegt dat militairen mogen, ja zelfs moeten doorpakken, is de kans dat er verstandige strategische keuzes gemaakt kunnen worden in ieder geval weer aan het toenemen. En we weten ook dat die keuzes op afzienbare termijn voorliggen. Dus, met woorden en daden op naar de Defensienota 2020!

Redactie