VIO-symposium: innovatie
Met interesse heb ik het symposium van de Vereniging Infanterie Officieren (VIO )met als thema ‘Innovatie’ bijgewoond op 18 januari j.l. op de Oranje-kazerne te Schaarsbergen. Daarbij viel op dat veel jonge collega’ saanwezig waren en actief bijdroegen met ideeën over innovatie in de praktijk, getuige de presentaties van cad sgt der Infanterie Teun Soppe en kpl Jorvik Wiersma.
Waarom moeten wij innoveren en hoe doen wij dat dan? Dat is de kernvraag waar wij antwoorden op moeten zien te vinden de komende jaren. Dat innovatie nodig is, is wellicht een open deur. Veelvuldig worden wij geattendeerd op geopolitieke ontwikkelingen, modernisering en toenemend militair vermogen van staten aan de randen van het NAVO-verdragsgebied. Daarnaast worden wij geconfronteerd met instabiliteit en conflicten aan de grenzen van de Europese Unie (EU) en globale bedreigingen zoals terrorisme en cyberaanvallen. Bedreigingen waar wij in Nederland onze ogen niet voor kunnen sluiten. Innovatie betekent dat nieuwe ideeën, goederen, diensten, processen en dergelijke worden gezocht, ontwikkeld en geïmplementeerd. Hier ligt vaak een noodzaak aan ten grondslag. Zo zien Europese overheden zich gedwongen om hun economie te moderniseren en wellicht revolutionair te ontwikkelen. Voor de toekomst moeten alternatieve bronnen voor werkgelegenheid worden gevonden. De doelstelling is om concurrerend te blijven in een globaliserende wereld waarin veel traditionele productie-industrie sectoren het moeten opnemen tegen concurrenten die dezelfde kwaliteit voor minder geld leveren (1). In de basis vertaal ik dit als een existentiële strijd van de Westerse econo- mieën. Als wij onze welvaartsstandaard en groei in stand willen houden, moeten wij ons zien te onderscheiden. Dat principe geldt ook voor het militaire vermogenvan destaat.
Zoals de voorzitter van het symposium, bgen Ron Smits, in zijn introductie verwoordde: ‘Ontwikkelingen in de wereld gaan razendsnel…als wij als Defensie in staat willen blijven om te reageren, zullen wij ons ook razendsnel moeten ontwikkelen.’ Tijd om je op het volgende conflict voor te bereiden is daarbij wellicht zeer gering. Je zult daarom haast moeten maken zolang je de tijd hebt. En een richting moeten kiezen, want wie alles wil doen, doet niets. Dat laatste conflicteert misschien wel met de andere onderkende noodzaak, het adaptieve vermogen van Defensie,om in staat te zijn je telkens aan te passen. Want wie kan het volgende conflict voorspellen en wie weet wat er dan nodig is om daarin beslissend te kunnen zijn? Daarom is het van belang om een visie te hebben. Volgen wij de internationale militaire ontwikkelingen en liften daarop mee, of willen wij ons onderscheiden en zelf, samen met het Nederlandse bedrijfsleven, innovatieve concepten ontwikkelen en technologische vernieuwing implementeren? De waarheid en de oplossing liggen daarbij wellicht in het midden.
Inhaalslag
Ik zie de noodzaak voor innovatie tweeledig. Op de eerste plaats voor de korte termijn, daar moeten wij naar mijn mening snel een inhaalslag maken. Te vaak hoor ik van onze ‘vechters ’dat wij inmiddels ach- ter lopen. En dat kan ik uit eigen ervaring beamen. Als ik kijk naar de persoonlijke uitrusting: de wapens, helmen, kogelwerende vesten; naar onze tactische mobiliteit; naar communicatie-apparatuur; de beschikbaarheid van sensoren enzovoort. Wij zien waar internationale partners over kunnen beschikken en concluderen dat wij onze mensen niet altijd datgene bieden wat beschikbaar en nodig is. De infanterist is te zwaar beladen, draagt te logge uitrusting, zeult teveel batterijen met zich mee, beschikte lange tijd niet over adequate nachtzichtmiddelen en kan niet altijd ver- trouwen op veilige verbinding met de basis en de hogere commandant. Verbindingen die inzetbaar zijn over de grote afstanden waarover wij ons in de huidige operaties begeven. Dit zijn niet per definitie middelen voor vernieuwende militaire con- cepten, eerder middelen die vervangen moeten worden om bestaande concepten adequaat te ondersteunen.De infanterist van de 21ste eeuw moet zich nog steeds kunnen verplaatsen, uiteindelijk te voet, draagt zijn wapens bij zich en moet die bij dag en bij nacht kunnen inzetten. En daarbij moet hij aan de omstandigheden aangepaste bescherming kunnen dragen. Naar mijn mening duurt het veel te lang voordat helmen, vesten, (toevoegingen aan) wapens, uniformen, nachtzichtmiddelen, communicatieapparatuur enzovoort kunnen worden vervangen en aangepast aan de eisen van de tijd. De vraag is of wij met onze huidige lange ontwikkelings- en aanbestedingstrajecten in staat zijn om ons te handhaven op het gevechtsveld van de nabije toekomst. Met beschikbare technologische vernieuwing kan de operator geholpen worden om zich hier beter en blijvend effectief (winnend dus) te bewegen. Daarmee bereiken wij ook iets wat breed wordt onderkend als een probleem van de komende tijd: werving en behoud van personeel. Daarvoor is het (her-)winnen en behouden van vertrouwen van onze mannen en vrouwen in het veld essentieel. Gelukkig constateer ik dat dit besef is doorgedrongen in alle lagen van onze organisatie en dat er nu ook middelen beschikbaar komen om daar invulling aan te geven.
Conceptuele innovatie voor de toekomst
Met nadenken over vernieuwende middelen ter ondersteuning van huidige tactische concepten zijn wij er echter niet. Naast innovatie op de korte termijn iser vooral behoefte om innovatief denken voor oplossingen op de (middel-)lange termijn te stimuleren. Wij staan kennelijk voor uitdagingen in de toekomst en het is nu tijd om oplossingen te vinden en keuzes te maken hoe wij die uitdagingen het hoofd gaan bieden. Kernbegrippen van succesvolle innovatie zijn de mogelijkheid om risico te nemen en dat zelfs te stimuleren; om regels en barrières weg te nemen, bijvoorbeeld met betrekking tot de invoering van nieuwe technologieën. Wij hebben het menselijke kapitaal in huis om dat te bewerkstelligen. Ik ben ervan overtuigd dat innovatief vermogen ook bij de infanterie en binnen het hele CLAS aanwezig is. De combinatie van ervaring, jeugdige nieuwsgierigheid en drive kunnen ervoor zorgen dat wij beschikbare technologie omzetten in winnende concepten. Onze jonge mannen en vrouwen zoeken, net als vroeger, altijd naar mogelijkheden om de beschikbare middelen naar hun hand te zetten en om technische en tactische concepten daarop aan te passen.Eenvoorbeeld daarvan is de wijze waarop mijn mensen tijdens de uitzending in Mali tactieken aanpasten aan de quads die zij daar ter beschikking kregen. Of de wijze waarop een jonge arts met zijn medic een Bushmaster aanpaste om slachtoffers adequate hulp te kunnen bieden in de uitgestrekte woestijn vanMali.
Risico nemen hoort bij organisaties die on top of things willen blijven. Maar als de noodzaak niet wordt gevoeld is het voor de hand liggend om risico’s te vermijden.Van- uit het perspectief van een operationele infanterie-officier ervaar ik de conclusie van onze C-LAS, dat wij in staat moeten zijn om te vechten tegen een gelijkwaardige of misschien zelfs dominante tegenstander, als een opdracht. De opdracht om na te denken hoe wij deze dan kunnen verslaan. Er is ook sprake van een noodzaak, want als wij beoordelen hoe moderne Russische motorized rifle brigades zouden kunnen optreden tegen ons in een reëel scenario, dan is er op verschillende functies van militair optreden reden voor zorg. Ophetvlak van intelligence: hebben wij de mogelijkheid om de tegenstander, zijn intenties, capaciteiten, kwetsbaarheden, concentraties van middelen enzovoort eerder te on- derkennen dan dat hij de onze onderkent? Op het vlak van command: zijn wij in staat om snelle beoordelingen van de toestand te maken, daarbij een overdaad aan informatie te verwerken en deze, sneller dan de tegenstander dat kan, te delen in een netwerk van shooters. Op het vlak van fires: hebben wij de mogelijkheid om onze slag- kracht zodanig te concentreren en te richten dat de slagkracht van de tegenstander wordt gedomineerd en uitgeschakeld voordat deze ons kan uitschakelen? Manoeuvre: kunnen wij (ongezien) bewegen naar een gunstige uitgangspositie, daarbij de kracht van de eigen capaciteiten uitbuitend en de zwakte van de tegenstander aangrijpend op een voor ons gunstig moment vanuit de door ons gekozen posities? Protection: in hoeverre zijn wij in staat om ons te beschermen tegen de vuurkracht van de tegenstander, kunnen wij zijn zware wapensystemen kanaliseren, remmen en stoppen? Op het vlak vans ustainment: op het uitgestrekte gevechtsveld moeten wij in staat zijn om ons voortzettingsvermogen, onze wil en mogelijkheid om te vechten, te behouden.Hoe gaan wij in de toekomst (decentraal) ingezette eenheden en teams logistiek ondersteunen, hoe voeren wij (grote aantallen) gewonden af enzovoort?
De vraag is of wij dat kunnen en moeten doen op de wijze waarop wij dat in het verleden deden. Daarbij merk ik op dat wat wij in het verleden deden nooit fout was. Dat deden wij op basis van de middelen die wij toen ter beschikking hadden. Maar als er iets nieuws komt, dan komt dat vanzelf op je af en daarom moet je dus vooruit denken. Er is slechts een beperkte mogelijkheid om de kracht van massa en concentratie van middelen te compenseren, maar als wij geen overdaad aan (gemechaniseerde) infanteriebataljons kunnen concentreren tegen een aanval van twee of drie motorized rifle brigades, moeten wij manieren bedenken om de vijandelijke formatie, aanvalsrichting, zijn C2 enzovoort op andere wijze beslissend te verstoren en zijn highpay-off targets te neutraliseren.Redden wij het met concep- ten uit het verleden van concentraties van eenheden in verdedigingslijnen, met veld- versterkingen ingegraven en concentratie van directe en indirecte vuren? Of moeten wij gaan denken in spreiding, volledige cover&concealment, constant aangrijpen van vijandelijke middelen in de hele diepte van het vak? Kunnen bijvoorbeeld drones, zoals deze werden gepresenteerd tijdens het Singularity University symposium in Rotterdam in 2015, als modern alternatief dienen voor geconcentreerde en kwetsbare waves van meerdere transporthelikopters?
Kunnen drones als alternatief gaan dienen voor kwetsbaretransport- helikopters?
Deze verplaatsen dan een veelheid aan zelfstandig optredende teams infanteristen met sensorcapaciteit, die vervolgens met directe wapens en middels luchtsteun en/ of lange dracht artilleriesystemen met smart ammunition, gericht kwetsbare vijandelijke concentraties aangrijpen op een tijd en plaats die voor de tegenstander onverwacht is. Zijn (gemechaniseerde) infanteriebataljons als gevechtsformatie nog wel het concept van de toekomst? Of moeten wij, gesteund door technologische mogelijkheden, gaan denken in kleinere teams,verbonden door een lange afstand communicatienetwerk (een militaire toepassing van TomTom services zeg maar) en bevoorraad door autonoom vliegende herbevoorradings-drones, opgepikt door autonoom vliegende medevac-drones als dat nodig is. Dit lijkt misschien een romantische combinatie van Star Wars en The HungerGames en dreigt daardoor wellicht weggehoond te worden als science fiction. De boodschap is echter dat wij moeten leren van wat er om ons heen gebeurt, dat wij moeten nadenken over de richting die wij opgaan en dat wij moed moeten tonen om buiten de gebaande paden te treden.
Een gezamenlijke verantwoordelijkheid
Als wij niets doen worden wij irrelevant of erger nog, worden wij kansloos verslagen als er ooit de noodzaak is om te winnen, waardoor het alternatief wel eens een existentiële bedreiging voor ons allemaal kan zijn. Daarom hoop ik dat wij infanteristen niet alleen roepen dat wij aan alles tekort hebben om ons werk van nu goed te kunnen doen, maar dat wij ook nadenken over concepten van de toekomst en daarin ook gestimuleerd worden door het wegnemen of minimaliseren van regels en barrières.
Om daar onderbouwde antwoorden op te geven moet je de concepten uit het ver- leden kennen, de mogelijke tegenstander van de toekomst bestuderen en innovatief ingesteld zijn om het winnende concept, gesteund door dominante technologie, te vinden, te ontwikkelen en toe te pas sen. En omdat wij dit nooit alleen kunnen bewerkstelligen, ligt de oplossing ook op dat vlak wat mij betreft in internationale defensiesamenwerking en in de samenwerking met trusted partners zoals kennisinstituten en de (Nederlandse) industrie. Deze verantwoordelijkheid dragen wij alle- maal. Zoals kol b.d. Ton de Munnik schreef in de Infanterie 4/2017 over innovatieprocessen op basis van ervaringen van het Britse leger van 1914 – 1918: ‘Er zijn verwijten te maken over de voorbereidingen voor 1914 op een mogelijke oorlog. Het meest terechte is de algemene desinteresse van het officierskorps om serieus de militaire professie te bestuderen…dooreen dergelijke studie had de militaire organisatie zich sneller kunnen aanpassen aan de nieuwe en verschrikkelijke omgeving waarin zij terecht kwamen (2). En laten wij voor- komen wat de militaire analist Williamson Murray concludeerde: dat door de Britten in d e aanloop naar deEersteWereldoorlog ‘duidelijke waarschuwingen in rapportages en de militaire literatuur zijn gesmoord in desinteresse, culturele arrogantie en de routine van alle dag om de organisatie draaiende tehouden’ (3).
Eindnoten:
1.nl.m.wikipedia.org, Innovatie,21-2-2018.
2.DeMunnik, Ton, Innovatieprocessen en het Britse leger van 1914 – 1918, Infanterie 4/ 2017, p.75.
3.Williamson Murray, Military Adaptation in War: With Fear of Change, Pickle Partners, 2009, p.80