Voor de duidelijkheid?
Met stoere taal in nieuwe tijden, met de miljoenen extra geld, permissie voor meer personeel, nieuw materieel en – hopelijk binnenkort – nieuwe arbeidsvoorwaarden voor alsdan zeer gemotiveerde militairen, worden de Lage Landen bij de zee weer een macht om rekening mee te houden. Wat de regering met deze zwaardmacht wil bereiken weten we nu ook, want de (relatief) nieuwe nationale veiligheidsstrategie vertelt het ons. En ja, daar staat ‘het belang van Nederland’ ook voorop, al vanaf de titel.
Ongemerkt (en ongewild?) doet de regering zo mee aan een beweging in westerse democratieën om nationale identiteit en (vermeend) belang tegenover integratie, internationalisering en globalisering te plaatsen. Is het mede de bedoeling om het populisme zo de wind uit de zeilen te nemen of wordt deze herwaardering van de eigen macht en kracht intrinsiek door de regering beleefd? In ieder geval voegen de bewindslieden de daad bij het woord, ze kondigden vrijwel gelijk aan dat onze nationale industrie meer opdrachten mag verwachten en dat bepaalde strategische systemen (schepen, drones) zelfs bij voorkeur door Nederland zelf ontwikkeld en geproduceerd moeten gaan worden. En de Defensiekrant (nr. 23-2018) gaf met een primeur nog een ‘poor man’s solution’: als we het echt niet zelf op de plank kunnen krijgen, gaan we gewoon onderdelen met een 3D-printer namaken, dat scheelt een hoop gedoe en als we o.a. afvalplastic als grondstof gebruiken, verbeteren we tevens ons ‘ecologisch imago’. Natuurlijk, commandovoering over onze soldaten en aanschaf van materieel zijn wel twee verschillende zaken, maar in de context lijkt hier een heroriëntatie met een nationalistisch tintje aan de orde.
U mag van onze wijze bewindslieden verwachten dat zij wel beseffen dat dit vrijwel zeker duurder is, door onder meer schaalnadelen; dat dit vervolgens langer duurt omdat we bij veel capaciteiten bij nul moeten beginnen (munitie bijvoorbeeld, wordt sinds het sluiten van De Kruithoorn niet meer in eigen land gemaakt); dat interoperabiliteit met bondgenoten onder druk wordt gezet; dat voorbij wordt gegaan aan het feit dat veel schijnbaar Nederlandse bedrijven in feite in buitenlandse handen zijn en dat andere landen van de weeromstuit wellicht expres niet meer in Nederland gaan bestellen of daarmee samenwerken. Jammer dat de regering niet net iets eerder met dit nieuw beleid kwam, want recent heeft Mercedes Benz een grote bestelling binnengesleept voor wielvoertuigen en werd een Nederlandse firma onder verantwoordelijkheid van diezelfde regering afgeserveerd. De vraag rijst hoe we vervolgens tegen bestaande samenwerkingsverbanden, waarbij sprake is van vergaande integratie, aan moeten kijken. Is de ‘diepe integratie’ (citaat CDS op de Berlin Security Conference van 28 nov jl.) van Nederlandse eenheden in de Duitse krijgsmacht nog wel een koers die met bovenstaand beleid is te verenigen? Welke illusies heeft de regering met betrekking tot de bevelvoering van Duitse /Nederlandse eenheden? Is dat al niet een stapje richting een Europese krijgsmacht? En ook in NAVO- en VN-verband dragen we al sinds jaar en dag het bevel over onze troepen over aan een internationale commandant (met onze eigen red card holder achter de hand). Welke gevoelige snaar werd bij premier Rutte geraakt toen de Fransen en Duitsers met de suggestie van een Europees leger kwamen?
Los daarvan mag de vraag gesteld worden welk probleem door deze nieuwe aanpak wordt opgelost. In vrijwel alle gevallen kunnen we toch stellen dat ’het belang van Nederland’ per definitie ook het belang van Europa is (mogelijk met uitzondering van de Antillen)? Het is op zijn minst alarmerend dat onze regering nu afweegt dat het Nederlands belang en dat van Europa niet samengaan. Hebben die nationalistische trekken in Europa niet eerder tot verscherpte tegenstellingen, zelfs catastrofes geleid? En ten aanzien van inzet en commandovoering: voordat we zo’n Europees leger inzetten, hebben dan niet alle landen zeggenschap over een Europees veiligheidsbeleid dat als kader van inzet geldt? Maken we Nederland en Europa inderdaad veiliger met een puur nationale bouwsteen, bestaande uit (veel) ‘uniek’ Nederlands materieel? Het zou op zijn minst een goed debat in de Tweede Kamer waard zijn voordat we onze ziel en zaligheid in deze koers gaan leggen.
Met voorzichtige zekerheid kunnen we wel vaststellen dat de militair zelf het liefst het beste spul en de beste bevelvoering heeft wanneer hij of zij zich voor koning en vaderland inzet. En ook het liefst met zoveel mogelijk bondgenoten, dat maakt de kans op de overwinning het grootst. De herkomst van onze uitrusting en onze commandanten is dan ongetwijfeld van ondergeschikt belang. En wat te denken als veel van die onlangs extra aan Defensie toegevoegde miljoenen dan de facto opgaan aan het creëren van banen in de industrie in plaats van aan een sterkere krijgsmacht? Dat was vast niet de bedoeling van de 2% norm, al zijn de VS natuurlijk zelf het voorbeeld van het schaamteloos rondpompen van belastinggeld via het defensiebudget richting hun immense defensie-industrie, zonder kansen voor buitenlandse bedrijven. Of moeten we juist daar de bron van dit nationaal reveil zoeken: ’Make The Netherlands Great Again’? Laat de regering eens duidelijkheid verschaffen over wat er nu achter de scherpe stellingname tegen een Europees leger zit, dan hoeven we hier niet zo te gissen. Een veilig Nederland is zonder een veilig Europa ondenkbaar; ’The Netherlands First’ vereist eveneens ’Europe First’, al begrijpen we best dat het kabinet-Rutte dat voor binnenlandse consumptie liever niet uitspreekt.
Redactie