Officieren spreken niet over geld
Dat standpunt hebben we heel lang vol kunnen houden. Het grootste deel van de Krijgsmacht was immers dienstplichtig en dus maar een beperkte tijd afhankelijk van de arbeidsvoorwaarden van defensie. Het beroepspersoneel had “goudgerande regelingen” met gratis medische verzorging, een eindloon-pensioen, een FLO-regeling en een salaris waar het gezin goed van kon leven.
Langzaam kwam hier de klad in. Een voor een werden de regelingen afgeschaft of nadelig aangepast. Tientallen jaren bezuinigingen hadden niet alleen invloed op de omvang van de Krijgsmacht en haar inzetbaarheid, ook de arbeidsvoorwaarden kwamen steeds meer onder druk te staan.
Een luitenant kan allang niet meer met zijn salaris voor een jong gezin zorgen, een wachtmeester der eerste klasse kan het wel vergeten om zich als starter op de woningmarkt te begeven en een adjudant onderofficier met een geweldige loopbaan en twee studerende kinderen is verplicht om na zijn FLO bij te verdienen om rond te kunnen komen.
Dit is de werkelijkheid van nu… helaas is de perceptie van de politiek en de Nederlandse bevolking blijven hangen in de goudgerande regelingen van vroeger. Daar denken ze nog steeds dat de Nederlandse militair zich bezig houdt met het groen schilderen van wat groen is en met het invetten van alles wat beweegt, en dat heel vaak, en dat ze daar dik voor betaald worden. De intentie van de politiek om iets te doen aan de steeds verder achterop lopende arbeidsvoorwaarden is derhalve niet groot. Het feit dat wij als militairen niet de cultuur hebben om daar over te klagen en actie te voeren helpt dan ook niet.
“Als een officier gevraagd wordt om de politiek te adviseren geeft hij een militair advies. Als hij echter gevraagd wordt om een politiek advies geeft hij desalniettemin een militair advies.” (Teun Tzu)
Militairen trekken hun eigen plan. De laatste jaren bestaat dat plan er vaak uit om dan maar het heil elders te zoeken. In hoog tempo stroomt de kwaliteit de organisatie uit. Tegen hun zin, maar toch. Ook potentieel nieuwe militairen trekken hun plan en solliciteren massaal niet bij Defensie maar op banen die ze eigenlijk liever niet wilden. Degenen die blijven worden geconfronteerd met een werkdruk die schier onmenselijk is en branden op. Ziehier het enorme probleem waar we voor staan.
Officieren spreken niet over geld… zo zijn we opgevoed, dat is onze cultuur. Welnu, ik heb nieuws. Die cultuur is contraproductief, zelfs destructief voor onze krijgsmacht. Juist de officieren moeten hun stem wel laten horen. Ze zijn ingehuurd om de krijgsmacht optimaal te laten functioneren en een van de belangrijkste bedreigingen op dit moment is het feit dat het personeel steeds minder bereid is om bij ons te komen werken en te blijven werken en dat dan ook nog met een normale werkdruk.
Er ligt nu een voorstel voor de arbeidsvoorwaarden, dat ziet er goed uit. Het is onze taak als officieren om dit voorstel te bestuderen, er iets van te vinden, het te bespreken en uit te leggen aan ons personeel en vooral, van af nu, nooit meer de handen van de arbeidsvoorwaarden af te trekken. Het is onze verantwoordelijkheid richting ons personeel en die kunnen we niet afschuiven naar de bonden of naar Den Haag of naar wie dan ook. Nee, ik pleit niet over een nieuw tenuevoorschrift met daarin een DT-7 (Dagelijks Tenue met Spandoek). Wij voeren nog steeds Trouw, Gehoorzaam en Onderworpen uit wat de Nederlandse maatschappij van ons vraagt. Ik pleit wel voor officieren en vooral officieren in de rol van commandant die zich net zo druk maken over de arbeidsvoorwaarden voor hun personeel als over discipline, inzetbaarheid en trainingsniveau. Al deze factoren zijn namelijk essentieel voor een Krijgsmacht en behoren daarmee dus tot het Domein van de officier.
Door: Kolonel b.d. Teun Baartman (Gepubliceerd in Sinte Barbara, nummer 2, 2019). Kolonel Baartman is eindredacteur van het blad en schrijft daarin een column onder de titel ‘Eigen Troepen Nabij’.